N R C   H A N D E L S B L A D  -  C O L U M N S
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

CS VRIJDAG
Eerder verschenen
columns


JL HELDRING
HJAHOFLAND
ROEL JANSSEN
ELSBETH ETTY
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
LEO PRICK

De Marek-mystificatie

door Henk van Gelder
Marek van der Jagt is Arnon Grunberg is Marek van der Jagt. De winnaar van de Anton Wachterprijs voor het beste romandebuut van het jaar 2000 blijkt dezelfde te zijn als de winnaar van de Anton Wachterprijs van 1994, zo werd gisteren in deze krant aannemelijk gemaakt.

Het pas verschenen De geschiedenis van mijn kaalheid van Van der Jagt, waarover door critici waarderend is opgemerkt dat de stijl aan die van Grunberg doet denken, is geschreven door Arnon Grunberg. En tussen de schrijvers Marek van der Jagt en Arnon Grunberg, die elkaar deze zomer op de opiniepagina van NRC Handelsblad in de haren zaten over de rol van de schrijver in het huidige tijdsgewricht, blijkt in werkelijkheid dus ook geen enkel verschil te bestaan. Laat staan een verschil van mening.

Nu is de vraag alleen nog of een mystificatie ook geslaagd is als er sprake is van een snelle onthulling.

Grunberg staat in elk geval in een traditie die er zijn mag. In zijn bundel De verlakkers (1991) stelt Wim Zaal vast, dat de eerste Nederlandse mystificatie uit 1885 dateert. Willem Kloos, Albert Verwey, Jan Veth en Frederik van Eeden - jong en opstandig - schreven toen onder de naam Julia een epische vertelling in verzen, bedoeld als parodie op de ronkende rijmelaars van de negentiende eeuw, maar door de niet-ingewijde uitgever in volle ernst op de markt gebracht en ook vol lof ontvangen door de critici. Toen die oogst binnen was, rukten de vier Tachtigers zichzelf schaterlachend het masker af. Baarlijke wartaal was door de recensenten beoordeeld als prachtige poëzie, hoonden ze in De Nieuwe Gids: "Zij zeggen van een troep idiote verzen, dat het een bijzonder fraai gedicht is."

Het onderuithalen van critici, om aan te tonen hoe beïnvloedbaar hun meningen zijn, is telkens een belangrijke drijfveer van de mystificeerders geweest. Zo bracht Herman Heijermans in 1893, na slechte kritieken voor eerder werk, zijn stuk Ahasveros uit onder een Russische naam. De opzet slaagde: zijn alter ego werd prompt gezien als een belangrijk toneelschrijver. Ook toen ontmaskerde de falsificateur zichzelf. Sliep uit!

Volgens hetzelfde procédé stuurde de dichter Hendrik Marsman in 1932 enig quasi-revolutionair maakwerk naar het blad Links Richten onder het pseudoniem S. Waas. Toen de inzending werd geplaatst, was voor Marsman bewezen dat de redactie niet in staat was kwaliteit van flauwekul te onderscheiden. En ook in de naoorlogse geschiedenis wemelt het van de verlakkers: pater Anastase Prudhomme S.J. alias W.F. Hermans, pater L. Pennings O.P. en drs. B. Langeveld alias de uitgever Jeroen Koolbergen, ir. Schuringa alias Martin van Amerongen, maar niet de schotschriftschrijver Mohammed Rasoul, want alleen Teun A. van Dijk, hoogleraar tekstwetenschap, hield bij hoog en bij laag vol dat Gerrit Komrij de ware auteur van De ondergang van Nederland moest zijn. Uit al die voorbeelden dringt zich deze conclusie op: de beste mystificatie eindigt met de knal, die door de valsemunter zelf wordt veroorzaakt. Grunberg is voortijdig ontmaskerd; niet door zichzelf, maar door de krant. Maar gezien die Anton Wachterprijs is hij de eredivisie der vervalsers al heel dicht genaderd.

(Uit Cultureel Supplement van 6 oktober 2000 )

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad