LEO PRICK
Eerder verschenen columns
JL HELDRING
HJAHOFLAND
ROEL JANSSEN
CS VRIJDAG
ELSBETH ETTY
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
|
LEO PRICK
23 september 2000
Seksueel correct
In deze dagen van Olympisch wel
en wee wordt er heel wat gemeten: de tijd om te bepalen wie de snelste
is bij zwemmen, het aantal doelpunten om de winnaar aan te wijzen bij
hockey, de hoeveelheid kilo's die iemand kan duwen of trekken, en ga zo
maar nog heel erg lang door. Op die wijze kunnen we onomstreden
vaststellen wie welke medaille verdient. In al deze gevallen hebben we
te maken met een prestatie waar we vervolgens een methode bij kiezen om
daar een cijfermatige vertaling aan te geven. Ook is vaak sprake van
het omgekeerde: we willen ergens meer van weten, gaan van alles meten
en stellen ons vervolgens de vraag welke conclusies we daaruit kunnen
trekken. Zo ook in het volgende voorbeeld.
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wilde inzicht
krijgen in de effecten van de arbo-wet die werkgevers verplicht
werknemers te beschermen tegen seksuele intimidatie, agressie en
geweld. Daartoe werden meer dan 1500 mensen ondervraagd werkzaam in
sectoren waarin sprake is van veelvuldig persoonlijk contact, zoals
dienstverlening, gezondheidszorg en onderwijs. Van de ondervraagden was
ongeveer een derde werkzaam in het onderwijs en daarvan weer was
ongeveer de helft lid van de AOb, de algemene onderwijsbond. Ik ontleen
deze gegevens aan een artikel in het blad van die bond, waarin
hoofdredacteur Onno Bosma probeert de uitkomsten van dat onderzoek te
verklaren. De vragen hadden betrekking op drie aspecten: agressie en
geweld, pesten en op seksuele intimidatie. In het algemeen blijken de
AOb-leden meer te lijden te hebben onder agressie en geweld en pesten,
dan leraren die lid zijn van het CNV, de christelijke bond. Bosma
verklaart dit verschil uit het feit dat AOb-leden relatief vaak
werkzaam zijn op scholen in het voortgezet onderwijs, op openbare
scholen en in de grote steden. Omdat het geweld voor een deel afkomstig
is uit de hoek van de leerlingen speelt de leeftijd natuurlijk een rol.
Van een woedende kleuter heb je niet zo veel te vrezen als van een op
hol geslagen puber. En voor zowel grote steden als voor openbare
scholen geldt dat ze vaak vergaarbakken zijn van probleemgevallen. Waar
nog bij komt dat juist de beroepsbestuurders in de grote steden
doorgaans meer begaan zijn met zichzelf en met modieuze politieke
thema's dan met het wel en wee van de scholen waar ze verantwoordelijk
voor zijn. Dit in tegenstelling tot de veelal vrije tijdsbestuurders in
confessionele kringen die zich voornamelijk laten leiden door de
behoeften van de school.
Jammer is dat geen speciale aandacht wordt besteed aan de derde vorm van
geweld die in dat onderzoek werd onderscheiden, namelijk seksuele
intimidatie. Daaronder hebben de leden van de AOb niet twee keer
zoveel, maar oneindig veel vaker te lijden dan hun christelijk
georganiseerde collega's: 21 versus minder dan 1 procent. Dat dit
verschil juist ten aanzien van dit geweldsaspect spectaculair is, laat
zich moeilijk verklaren uit de door Bosma genoemde verschillen in
werkomstandigheden. Daar had ik van hem dan ook graag wat speculaties
over vernomen. Heeft de AOb een surplus aan mooie meiden waar niemand
af kan blijven? Of heeft het wellicht iets te maken met politieke
correctheid, met de drammerige preoccupatie met sekse in kringen die
ooit werden aangeduid met de term progressief? In dat zelfde blad staat
een artikel over het tekort aan leraren met als illustratie de foto van
een spandoek van een school die een leerkracht zoekt. De tekst: JUF
Leo Prick
|
|