LEO PRICK
Eerder verschenen columns
JL HELDRING
HJAHOFLAND
ROEL JANSSEN
CS VRIJDAG
ELSBETH ETTY
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
|
LEO PRICK
8 juli 2000
Happy end
De komende tien jaar gaat
ongeveer de helft van alle docenten uit het voortgezet en middelbaar
beroepsonderwijs met pensioen. Veel van die verlofgangers zullen met
een zekere verbittering terugkijken op hun loopbaan.
Dit komt niet doordat leraren van nature zwartkijkers zijn, maar door het
onbevredigende gegeven dat zij moeten terugblikken op een loopbaan die
tegengesteld is aan de wijze waarop loopbanen plegen te verlopen. In de
regel beginnen mensen hun professionele leven in een redelijk bescheiden
functie. In de loop der jaren krijgen ze meer ruimte om het werk naar
eigen inzicht in te richten, meer gezag en meer salaris. De leraren die
de komende jaren het onderwijs gaan verlaten hadden, toen ze omstreeks
1970 hun loopbaan begonnen, een alom gewaardeerd beroep. Ook in
financiële zin. Hun salaris was heel behoorlijk, en de eerstegraads
leraar stroomde in die gelukkige beginjaren automatisch door naar een
salarisniveau dat redelijk in de pas liep met dat van vergelijkbaar
opgeleiden in andere sectoren. Ook had de leraar van toen de ruimte om
het werk naar eigen inzicht in te richten en sloot het aan bij de
opleiding die hij had gevolgd, namelijk leraar zijn in een bepaald vak.
Na die gelukkige beginjaren is er aan alle kanten van de gelukskoek
geknaagd. De leraar mocht zijn academisch salaris behouden, maar niet
op grond van zijn functie of van het belang van zijn werk, maar vanwege
iets zo platvloers als 'verworven rechten'. Eigenlijk was hij, zo kreeg
hij dus te horen, veel te duur voor wat hij deed. Wat zijn
professionele deskundigheid betreft, werd de eigen ruimte steeds meer
beperkt. Voor sommige schooltypen of vakken werden leraren de
overdragers van minutieus voorgeschreven leerstof. Ook kwamen er steeds
meer werkzaamheden bij die niet aansloten bij de opleiding die de
leraar had gevolgd en al helemaal niet bij de redenen waarom hij ooit
had besloten in het onderwijs te gaan werken.
Dit alles maakt dat veel leraren met weemoed terugkijken op de
beginjaren van hun loopbaan. Zij hebben dus nog de goede jaren
meegemaakt. Dat geldt bepaald niet voor de generatie na hen. Deze
leraren begonnen hun loopbaan in de jaren tachtig, de IJstijd van
Deetman, de zwartste episode die het onderwijs de afgelopen vijftig
jaar heeft gekend. Zij mochten de uurtjes opvullen die overbleven. Aan
het eind van ieder schooljaar kregen ze te horen of ze mochten blijven.
In plaats van een academisch salaris kregen zij een schamele HOS-
toelage. Daardoor kreeg je in het onderwijs twee soorten leraren:
vóór- en na-Hossers, naast de ouderen de ronduit beroerd
behandelde nieuwkomers. Van Dickens gaat het verhaal dat hij bedelaars
inhuurde om zich koukleumend en klappertandend op te houden buiten voor
het raam van het restaurant waar hij met vrienden dineerde. Dat
contrast verhoogde de feestvreugde. De verdienste van de na-Hossers is
geweest dat zij, louter met hun aanwezigheid in de school, bij de
ouderen de suggestie hebben gewekt dat zij een geprivilegieerde groep
vormden. Daarmee hebben zij hun lot draaglijk gemaakt. Gelukkig worden
ze daar nu eindelijk voor beloond.
De leraren die zich ooit als nauwelijks gewenst het onderwijs moesten
invechten, hebben inmiddels de leeftijd bereikt dat zij de krachten zijn
geworden waar menige school op drijft. Daar komt bij dat leraren een
schaars artikel zijn geworden. Dit maakt dat voor hen de beste en meest
gewaardeerde jaren zijn te verwachten aan het slot van hun loopbaan, en
Leo Prick
|
|