|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
Studentenpsycholoog krijgt steeds meer klanten
Drank, depressie en discipline Het aantal studenten dat naar de studentenpsycholoog gaat groeit. Er is meer aanbod, de drempel wordt lager en er wordt meer gedronken en geblowd. ‘Studenten moeten meer tijd nemen om na te denken.' Henriëtte Smit Student Michiel Kramer aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) kreeg in 1990 een herseninfarct door een ski-ongeluk. Hij raakte linkszijdig verlamd. Het ongeluk veroorzaakte naast lichamelijke problemen ook psychische klachten en ernstige studievertraging. Kramer haalde jarenlang weinig tot geen punten. Maar door de beperkte studiefinanciering voelde hij wel de constante druk om te presteren. ‘‘De prestatiebeurs voel je als het niet goed gaat. Het ging slecht met me, maar ik moest wel punten halen.'' Een huisgenoot attendeerde hem op de studentenpsycholoog. Kramer had nooit bij deze mogelijkheid stilgestaan. Hij heeft goede herinneringen aan de studentenpsycholoog: ‘‘De problemen werden stevig aangevat. Toen ik naar een andere psycholoog moest, was ik al op het spoor van mijn problemen. Zonder de studentenpsycholoog had ik veel tijd verloren.'' Momenteel gaat het goed met Kramer. Dankzij een studie-intensiveringsgroep gaan zijn tentamens sinds enkele jaren beter. In die groep komen wekelijks acht tot tien studenten bijeen. Zij maken ieder een schema waarin staat welke dagdelen zij gaan studeren. De week daarop vertellen de studenten elkaar in hoeverre ze zich aan hun planning hebben gehouden. Carel Sallaerts, sinds 1973 studentenpsycholoog aan de EUR, coördineert al vijftien jaar deze groepen. ‘‘Hoewel ik deze manier van studeren een beetje schools vind, is de methode uiterst succesvol. De studenten leren dat hoe beter je plant, hoe meer vrije tijd je hebt.'' James Vestrand, drie jaar geleden als vluchteling uit Ghana naar Nederland gekomen, neemt ook deel aan een studie-intensiveringsgroep van Sallaerts. ‘‘Hij vraagt iedere week wat we hebben gedaan'', zegt Vestrand. ‘‘Als je onderdelen van de planning niet hebt afgemaakt, heb je het gevoel dat ‘papa' boos is. En de andere studenten, ‘de broertjes en zusjes', vinden je dan een mietje.'' Omdat de status van zijn verblijfsvergunning niet vaststaat, raakte Vestrand depressief en verloor zijn studiemotivatie. De drempel om naar de studentenpsycholoog te stappen was heel hoog, omdat mensen in zijn thuisland hem dan als ‘gek' beschouwen. Naast de studie-intensiveringsgroep heeft Vestrand individuele gesprekken met Sallaerts: ‘‘Door de gesprekken begrijp ik mijn situatie beter. Mijn studieresultaten zijn door het groepje vooruitgegaan.'' stijging Het aantal studenten dat hulp zoekt bij een studentenpsycholoog groeit nog steeds. Aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) zijn bijvoorbeeld de aanmeldingen bij de studentenpsychologen in de laatste vier jaar toegenomen met ongeveer 25 procent. Dit jaar meldden zich bijna 600 studenten aan. Ook Sallaerts ziet een stijging van het aantal aanmeldingen in absolute getallen. Het aantal studenten dat zich bij de EUR aanmeldde, groeide in enkele jaren van 250 naar bijna 500. Sallaerts zou graag zien dat studenten de psycholoog in het rijtje van de decaan en adviseur plaatsen. Het idee dat je niet zelfstandig bent als je hulp bij een psycholoog zoekt, wijst hij van de hand. ‘‘Je bent juist onhandig en onacademisch als je je niet goed oriënteert op de mogelijkheden die worden geboden. Problemen moet je altijd zelf oplossen, maar je hoeft het niet alleen te doen.'' Het nieuwe stelsel van minister Hermans wordt vaak als oorzaak van het stijgend aantal aanmeldingen genoemd. Studenten voelen een toenemende prestatiedruk, krijgen (studie)problemen en zoeken hulp bij de studentenpsycholoog. Studentenpsycholoog Ton Boekhorst aan de RUG noemt deze verklaring ‘te makkelijk''. Volgens hem brengt iedere periode zijn eigen stress met zich mee: ‘‘Vijftien jaar geleden werd ik vaak geconfronteerd met de eeuwige student, die het moeilijk vond zijn tijd in te delen. De banen lagen bovendien in de jaren '80 niet voor het oprapen, waardoor het niet zo aantrekkelijk was om af te studeren. Nu hebben studenten betere kansen op een baan, maar hebben wel te maken met een strakke begrenzing. Dit veroorzaakt weer een andere vorm van stress.'' Sallaerts vindt de studiefinanciering iets te laag en de norm van 28 studiepunten per jaar ‘pittig'. Maar hij wijst ook op de grote inventiviteit van de student. ‘‘Niemand had kunnen bedenken dat ze zoveel bijbaantjes zouden nemen. Denk aan Ritzenkoeriers in Groningen. Mensen moeten niet zo bang zijn dat de studenten eronder door piepen.'' Het gevolg is wel dat de academische studies te veel op beroepsopleidingen gaan lijken. ‘‘De tijd om je te ontwikkelen is beperkt, terwijl deze levensfase daar nu juist zo geschikt voor is. Activiteiten als buitenlandse stages doen studenten nu vaak na hun studie, terwijl ze dat vroeger in hun doctoraalfase deden.'' Veel voorkomende problemen bij de studentenpsycholoog zijn studievertraging, stress, somberheid, contactuele- en identiteitsproblemen. De meeste studenten noemen studeerproblemen als reden waarom ze naar de studentenpsycholoog stappen. Vaak blijkt pas tijdens de gesprekken dat andere, emotionele zaken meespelen, zoals een scheiding van de ouders of een verbroken relatie. De meest uiteenlopende studenten kloppen aan bij de studentenpsycholoog. Naast geïsoleerde studenten met nauwelijks een sociaal leven, melden zich ook actieve studenten die druk zijn met allerlei bestuursfuncties en commissies aan. Vaak is de omgeving verbaasd als deze ogenschijnlijk zelfverzekerde studenten vertellen dat ze gesprekken met een studentenpsycholoog hebben. Waren het voorheen vooral ouderejaars studenten, nu zoeken in toenemende mate ook propedeusestudenten hulp. ‘‘In het eerste jaar ligt een grote druk op de studenten. Ze vragen zich constant af of de studie de goede keuze is'', legt Boekhorst uit. Soms leidt de woonsituatie tot problemen. Studenten die sinds kort zelfstandig wonen hebben vaak aanpassingsproblemen. Ze moeten actiever hun leven invullen: een sociaal leven bijhouden en de eigen financiën regelen. Studenten die daarentegen thuiswonen, durven soms de stap naar zelfstandigheid niet aan. Zij hebben vaak meer moeite om een sociaal netwerk op te bouwen, wat tot andere problemen leidt. probleemdrinkers Een ander duidelijk probleem is het alcohol- en drugsgebruik onder studenten. Zo blijkt uit onderzoek van het Trimbos-instituut, Netherlands Institute of Mental Health and Addiction, dat Utrecht ‘nogal wat probleemdrinkers' onder jongeren van 16 tot 24 jaar kent. Het percentage zwaardere drinkers (zes of meer glazen alcohol per dag) is in Utrecht 18. ‘‘We vermoeden dat het drankgebruik in Utrecht toeneemt. Utrecht is een studentenstad'', zegt voorlichter Harald Wychgel van het Trimbos-instituut. Ook gebruiken Utrechtse jongeren meer hasj en wiet dan leeftijdgenoten in de andere geteste gebieden: Rotterdam en parkstad Limburg. Veel studenten zien geen verschil in gevaar tussen het roken en blowen. Sallaerts legt uit dat dit idee op een ernstig misverstand berust: ‘‘Er is een groot verschil. Sigaretten zijn niet goed voor je longen en blowen is slecht voor je hoofd. Een blowtje in de maand is misschien niet erg. Maar het vervelende van blowen is dat je er passief van wordt, terwijl studeren een actieve bezigheid is.'' Studenten gebruiken ook coke en heroïne. Drank- en drugsgebruik zijn sociaal bepaald volgens Boekhorst: ‘‘In verenigingsverband drinken studenten meer. Vaak merken de studenten alcohol of drugs niet als probleem aan. Tijdens de gesprekken wordt dat echter duidelijk. Als het gebruik langer aanhoudt, kan het problematisch worden en kunnen klachten als concentratieverlies of depressiviteit ontstaan.'' De mentaliteit van studenten is over de jaren heen in grote lijnen wèl gelijk gebleven, vindt Sallaerts. Studenten zoeken volgens hem nog steeds de gezelligheid van een studentenvereniging op of doen andere dingen in groepsverband. Toch ziet hij drie verschillen met de studenten van tien jaar geleden. De huidige student denkt op korte termijn met het oog op het behalen van de benodigde studiepunten, kijkt wat belangrijk voor zijn of haar curriculum vitae is en vindt geld en merkkleding opvallend belangrijk. De universiteiten proberen het aanbod van studentenpsychologen, -decanen en -adviseurs zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Studenten gaan veelal in eerste instantie naar een studiedecaan of -adviseur. De studieadviseur geeft raad bij de planning en de consequenties als bepaalde vakken niet zijn gehaald. De studiedecaan heeft inzicht in algemene studieregels, adviseert bij de studiekeuze en heeft kennis van bijvoorbeeld het allochtonen- en gehandicaptenbeleid. Ook is de decaan vaak nauw betrokken bij allerlei praktische cursussen. Zo kent de EUR naast een studie-intensiveringsgroep een presentatie- en tentamenangsttraining. intakegesprek Studieadviseur Carin Mast van de RUG heeft de indruk dat steeds meer studenten psychische problemen hebben: ‘‘Ik stuur ze dan meteen door naar onze psycholoog, omdat ik niet ben opgeleid voor bijvoorbeeld familie- of relationele problemen.'' Na aanmelding bij de studentenpsycholoog krijgen ze een intakegesprek, waar gekeken wordt of de student op de juiste plaats is. Als de problemen zwaar zijn en lange of intensieve therapie nodig is, wordt de student doorverwezen. Dat studenten steeds vaker hulp zoeken bij de studentenpsycholoog betekent volgens Sallaerts niet dat ze ineens meer problemen hebben. Hij benadrukt dat de vraag van studenten in belangrijke mate wordt bepaald door het aanbod. De EUR heeft momenteel vier parttime studentenpsychologen, onvoldoende om alle studenten te behandelen. Als er een psycholoog bij zou komen, stijgt de hulpvraag onmiddellijk. Het aantal aanmeldingen zegt dan ook niets over de geestelijke gezondheid van de studenten: Sallaerts: ‘‘Wij zien niet hoe het gaat met de studenten die wegblijven. Op zichzelf zijn studenten geestelijk en lijfelijk een heel gezonde populatie. Wel moeten ze meer tijd nemen om na te denken hoe ze zich intellectueel kunnen ontwikkelen. Omdat het in Nederland in materieel opzicht heel goed gaat, worden emotionele problemen naar achteren geschoven.''
|
NRC Webpagina's 14 APRIL 2001
|
Bovenkant pagina |
|