|
|
|
NIEUWSSELECTIE Dossier Vredesproces Midden-Oosten
|
Het licht gaat aan in het lijkenhuis
RAMALLAH, 29 MAART. Terwijl de hemel boven Ramallah bij elke inslaande Israëlische raket oplicht als bij onweer, is het voor het gemeenteziekenhuis een typische Palestijnse puinhoop. Toegesnelde belangstellenden, bloeddonoren, familieleden van gewonden van het bombardement, allerlei gewapende heren in verschillende uniformen en overlappende verantwoordelijkheden, verplegers, ambulancepersoneel. Alles loopt door elkaar, verspreidt tegenstrijdige berichten of speelt voor politieman en gebiedt anderen te vertrekken of opzij te gaan. Maar dan valt opeens iedereen stil. In het belendende lijkenhuis is het licht aangegaan, en iedereen weet wat dat betekent. Voor de 32-jarige Akram al-Hindi die zojuist met zware brandwonden uit de brandende kazerne van Arafats lijfwachten het ziekenhuis is ingereden, kunnen de artsen niets meer doen. In de verte loeit nog een ambulance, iets dichterbij wat getoeter, maar verder is het ongemakkelijk geschuifel van schoenzolen over het asfalt nu het enige geluid. Door het centrum van Ramallah trekt op dat moment een spontane demonstratie en spelen zich taferelen af die na een half jaar Palestijnse opstand zo vertrouwd zijn; boze mannen met baarden die wraak zweren, met geweren en vlaggen pronken en eindeloos herhalen: "Met ons bloed, met onze ziel, wij zullen Jeruzalem bevrijden." Maar voor het ziekenhuis is van zulke cameragenieke bravoure nu niets te merken. "Istashad", mompelt een jongere collega van Al- Hindi, hij is een martelaar geworden. Anderen knikken of kijken naar de grond, en even valt zo een glimp op te vangen van het verdriet over de menselijke verliezen die deze Palestijnse opstand dagelijks eist, en van de angst voor de Israëlische militaire overmacht. Dan floept overal de elektriciteit weer aan die aan het begin van het bombardement was uitgevallen. De generators slaan af, en de menigte verspreidt zich. In het centrum van Ramallah is de spontane demonstratie dan alweer doodgebloed. Vrijwel iedereen op straat is nu bezig op het overbelaste mobiele telefoonnetwerk te komen; men wil weten of dierbaren het bombardement hebben overleefd. Na het bombardement zal dat voor alle families in Ramallah het geval blijken, behalve voor die van Akram al- Hindi en die van een 43-jarige vrouw die de pech had met haar auto net langs een kazerne van Arafats lijfwachten te rijden; zij werd vanuit een Israëlische helikopter volledig doorzeefd met kogels. Zo keert een uur na de laatste inslag de rust weer terug en is het aan Marwan Barghouthi, de plaatsvervanger van Arafat in Ramallah, om tegen Arabische satellietstations te verklaren dat dit soort bombardementen Barak niet hebben geholpen, en dat ze Sharon evenmin zullen helpen. Fruitsapverkoper Ahmed knikt: "Wat denken de Israëliërs, dat wij afstand doen van onze rechten omdat zij ons bombarderen?" De dreigementen van Sharon over een 'maandenlange confrontatie' doen Ahmed weinig: "Wij hebben een uitdrukking in het Arabisch die ongeveer luidt: 'Het is zinloos een aapje te dreigen hem lelijker te maken.' Want een aapje is al lelijk. Wij Palestijnen zitten in dezelfde situatie. Ons leven kan niet beroerder dan het nu is."
|
NRC Webpagina's 29 MAART 2001
|
Bovenkant pagina |
|