|
|
|
NIEUWSSELECTIE KNSB
|
Schaatscoach Leen Pfrommer kan moeilijk geven en nemen
Een driftkikker op het ijs en ernaast
Schaatsliefhebbers kennen hem als de kleine coach met de puntmuts. De oranje muts was een herinnering aan zijn lange loopbaan bij de schaatsbond. De muts, nog uit de jaren zeventig, zag er in de loop van die dertig jaar altijd fris en nieuw uit - tot 1997 aan toe. Leen Pfrommer: "Toen de kernploegrijders nog wollen broeken en truien droegen, gaf de kledingsponsor iedereen twee mutsen als bonus, elk seizoen." De schaatsers gooiden die meestal weg, Pfrommer bewaarde ze, na zes jaar had hij er twaalf. Was de muts versleten, dan pakte Pfrommer een nieuwe uit de kast. "Er liggen nu nog drie op zolder." Typisch Pfrommer, die zuinige Pfrommer, zeggen mensen die hem kennen. Ach, zegt de trainer: "Ik was aan die mutsen gehecht. En op de schaatsbaan was ik meteen herkenbaar voor mijn mannen." Pfrommer, de ijzervreter die in 1968 debuteerde als bondscoach van de ploeg met Jan Bols en het legendarische duo Ard en Keessie (Schenk en Verkerk), en een van de meest succesvolle Nederlandse schaatstrainers aller tijden is (zie zijn cv hiernaast), is in de herfst van zijn carrière in de problemen geraakt. Eind 1997 brak hij met de schaatsbond KNSB - "het dieptepunt in mijn loopbaan" - en verruilde hij de oranje muts voor een pet. En twee weken geleden werd hij, trainer inmiddels van de commerciële schaatsploeg DSB, bij de wereldbekerfinale in Calgary ernstig bekritiseerd door twee van zijn pupillen. Sprinter Jan Bos, die het hele seizoen al matig rijdt, reageerde zich publiekelijk af op Pfrommer. Het was de schuld van zijn trainer dat hij zo beroerd schaatste, vond Bos. Zijn trainingsschema's waren uit de tijd, Bos wilde "veel meer sprintgericht trainen". En ook de enige vrouw in de ploeg, Marianne Timmer, tweevoudig Olympisch kampioene in 1998, uitte haar ongenoegen over Pfrommers aanpak. Luitenant-kolonel b.d. Pfrommer zelf toont weinig begrip voor het klagende duo, dat hij vroeger in Jong Oranje ook al onder zijn hoede had. "Ik heb de trainingsschema's met iedereen doorgenomen en ik heb geen kritiek gehoord. Dan moeten ze niet achteraf zeggen dat er niets van klopt." Insiders zeggen dat Pfrommer te veel trainingsuren oplegt aan zijn gearriveerde pupillen. Wat bij de jeugd goed werkt, is hier schadelijk. De andere ster van de DSB-ploeg, Ids Postma, staat achter zijn trainer. In deze krant noemde hij Pfrommer "de perfecte coach". Hij meent ook dat de DSB-ploeg dit seizoen geen slechte prestaties heeft geleverd. "Alleen Marianne Timmer vindt dat ze niet vooruit is gegaan."
Leen Pfrommer werd geboren in Harderwijk, hij had acht broers, twee zussen, Leen was het derde kind. Iedere zondagochtend gingen ze naar de gereformeerde kerk, en iedere zondagmiddag wandelden ze met hun vader door het bos. De rest van de week werkte vader Pfrommer in zijn slagerij, het gezin woonde achter de zaak. Leen en zijn broers en zussen zaten op gymnastiek, dat moest van vader. Ieder jaar won Leen Pfrommer een prijs, soms twee. Hij won ook wedstrijden van de Harderwijkse schaatsclub Vol Moed. "Als Leen ergens aan begon", zegt zijn broer Bertus, "dan kon je erop rekenen dat het goed ging." Hij voetbalde bij Voetbal Vereniging Ons Genoegen in Harderwijk, op zaterdag. Pfrommer stond rechtsbuiten. "Een kwiek manneke", zegt toenmalig team- en klasgenoot Jaap van der Meer. Maar Leen, denkt hij, was meer geschikt voor individuele sporten. "In teamsport is het geven en nemen. Dat ging Leen niet zo goed af." Leen moest, net als zijn broers en zussen, zijn vader helpen in de slagerij. Leen vond dat maar niks, zegt zijn broer Bertus. "Toen hij op de HBS zat, zei hij dat hij moest studeren, dan kreeg hij vrijstelling. Hij zát ook vaak te leren. Leen was een doorzetter." Leen wilde winnen, altijd. In de sport lukte dat vaak wel, op de HBS niet. In de vierde klas bleef hij zitten en ging van school, met een getuigschrift van de 'driejarige HBS'. Zijn vader vond dat Leen, nu 'het studeren' was mislukt, de slagerij moest overnemen. Iedere dag stuurde hij hem op de fiets naar een nieuwbouwwijk bij Harderwijk. Als Leen daar een verhuiswagen zag, moest hij zich voorstellen en vragen of ze een slager nodig hadden. Maar Leen wilde geen slager worden en ging op zijn zeventiende in Amsterdam wonen, bij een oom, en werkte op het kantoor van een cargadoorsbedrijf. Die winter waren de grachten bevroren. Op het ijs ontmoette hij Ietje Louwen, dochter van een bakker. Ietje kon érg goed schaatsen. Met Ietje trouwde hij. Pfrommer hield het niet lang uit op kantoor, hij ging in dienst en tekende bij. Als beroepsmilitair kon hij LOI-cursussen volgen en zodoende zonder schooldiploma naar de sportacademie. Hij werd 'sportofficier', eerst in Harderwijk. Later, op de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda leidde hij het Bureau Sport, en hij was lid van het bestuur van de KMA. Jan Schulten, oud-docent militaire geschiedenis aan de KMA, zegt: "Leen was energiek, fel, een driftkikker. Als hij het gevoel had dat sport niet belangrijk werd gevonden, zat hij zó in de gordijnen. Hij was ook niet zo gauw bereid tot compromissen." Pfrommer had een 'groot ego', zegt Schulten, maar ook 'enorme kwaliteiten'. Twee keer in de week liepen de docenten hard in het bos. "Hij liet je altijd meer doen dan je van plan was." Eind jaren zeventig kwamen de eerste vrouwen op de KMA. Schulten verbaasde zich over Pfrommers reactie. "Hij bleef vasthouden aan regels die er tot dan toe hadden gegolden voor sporttesten. Voor ver springen bijvoorbeeld, of honderd meter rennen met helm, hoge schoenen en geweer. De dames haalden dat natuurlijk niet. Ik kon maar niet begrijpen dat een professional als hij dat niet van te voren kon bedenken." Misschien wílde hij het niet bedenken, zegt Schulten. "De sfeer op de KMA was: als vrouwen zo nodig moeten, laat ze dan ook maar hetzelfde doen als mannen. " Pfrommer werd in 1983 regionaal commandant van de sportinstructeurs in oost-Nederland. Zijn baas was luitenant-kolonel Harry Kok. Pfrommer stelde hoge eisen aan zijn mannen, zegt Kok. "Met andere commandanten viel er weleens wat te rommelen, met Pfrommer niet." Hij stelde die eisen ook aan zichzelf. "Hij zag eruit om door een ringetje te halen. Zijn koper was gepoetst, zo noemden wij dat." Na een schaatscarrière in de subtop was hij coach van het gewest Drenthe geworden. Ex-topper Jan Bols herinnert zich hoe hij met Pfrommer in contact kwam. "Als wielrenner hield ik 's winters op natuurijs mijn conditie op peil. Leen zag me daar en haalde me over schaatser te worden. Hij zou me begeleiden. Als wielrenner deed ik maar wat. Leen was zijn tijd vooruit, wist van trainingsprogramma's, liet me gymnastiekoefeningen doen. Ik kreeg tips voor de zomermaanden. Ik kwam in 1967 in de nationale kernploeg, werd derde bij het NK en mocht in 1968 naar de Olympische Spelen."
Ard en Keessie hadden in het begin maar weinig vertrouwen in de nieuwe bondscoach. Verkerk: "Oei, een militair, dachten wij. Moeten we nu saluerend op appèl verschijnen?" Ingrijpend was de komst van Pfrommer zeker. Hij haalde om te beginnen de beroemde twee-eenheid uit elkaar. Verkerk: "Ik was geen makkelijk manneke, er was geen trainer die me dingen liet doen die ik niet wou. Ard Schenk was jonger, had meer behoefte aan leiding. Daarom haalde hij Ard bij mij weg. Ik sliep voortaan bij Jappie van Dijk op de kamer, Schenk bij Bols." Schenk: "Die ontkoppeling was goed voor mijn carrière, mogelijk een keerpunt. Maar misschien was ik anders ook wel losgekomen van die tweede plaats achter Kees. Pfrommer zorgde ervoor dat ik de vijf en tien kilometer, die lange afstanden waren een bottleneck voor mij, beter ging rijden. Dat deed hij met technische tips, hij verbeterde mijn techniek en voerde de arbeid op. Soms moest ik 24 of zelfs 30 rondjes 'zitten'. Dat viel niet mee. Ik was gemakzuchtig, tegen het luie aan." Trainer Foppe de Haan van voetbalclub Heerenveen kreeg tijdens de militaire dienst nog les van Pfrommer. "Volgens mij was hij de eerste trainer met verstand van conditietraining. De eerste die uitlegde en voordeed wat intervaltraining en tempotraining was." De 65-jarige Pfrommer rent nog altijd vier keer per week in het bos, iedere keer zo'n tien tot veertien kilometer. Het waren de gouden jaren van het Nederlandse schaatsen, met wereldsuccessen van Schenk, Bols en Piet Kleine. De jaren waarin het beeld van de kleine man met de oranje muts voorgoed in het collectieve geheugen van Nederland werd gegrift. Hij was tot 1977 bondscoach, tot zijn eigen ploeg tegen hem in opstand kwam. Schaatsers als Kleine en Hans van Helden mopperden over Pfrommers trainingsaanpak. Pfrommer verliet de bond en werd voor de televisie co- presentator bij schaatstoernooien. Hij leefde fanatiek mee, alsof hij zelf nog op de baan stond.
Pfrommer zelf bewaart de mooiste herinneringen aan de periode 1984- 1995, toen hij trainer was van Jong Oranje. Hij ging graag om met "jonge, ongepolijste talenten". Jan Charisius, jarenlang (internationaal) bondsbestuurder, zegt dat Pfrommer "reusachtig geschikt" was voor de begeleiding van jonge mensen. "Leen had oog voor talent, hij wees ze de weg en voedde ze op volgens zijn normen en waarden. Hij leerde ze, als hij dat nodig vond, zelfs met mes en vork eten." Maar er waren ook jonge schaatsers die vonden dat Pfrommer "te veel betuttelde". De Haagse 'vrij jongen' Bart Veldkamp, die nooit lid was van Jong Oranje, noemde hem een 'oude schoolmeester met conservatieve ideeën'. Oud-rijder Hilbert van der Duim herinnert zich dat Pfrommer hem aansprak op zijn uiterlijk. "Ik liep in een spijkerbroek, een Noorse trui en ik had lang haar. 'Als je bij mij in de ploeg komt', zei Leen, 'wordt dat wel anders. Dan draag je je haar keurig kort en krijg je een mooi kostuum aan.' Dat maakte ik natuurlijk zelf wel uit." In 1995 stapte Pfrommer over naar de sprintploeg van de KNSB, waar hij de zes vrouwen onder zijn hoede nam. Daar kreeg hij ruzie met de beste sprintster, Christine Aaftink. Zij verliet de kernploeg. Aan het einde van het seizoen '95-'96 concludeerde de commissie kernploegen van de KNSB dat de sprintcoaches Van Leeuwen en Pfrommer niet capabel genoeg waren om de van oudsher zwakke sprintnatie Nederland internationaal aanzien te geven. De commissie zocht de Amerikaan Peter Mueller aan, om de sprintploeg te leiden. Pfrommer werd 'teruggezet' naar de opleidingsploeg sprint. De wraak was zoet toen zijn ploeg, mota bene met Timmer en Bos, dat seizoen betere resultaten boekte dan die van Mueller. Toen Pfrommer vervolgens van de KNSB een evenhoog salaris eiste als Mueller, wilde de bond er niet van horen. Pfrommer, 'gekwetst', vertrok. Nu hij niets anders omhanden had, zette Pfrommer een serieuze stap in de politiek. In 1994 was hij voor de plaatselijke VVD in Ermelo lijstduwer geweest. Bij de verkiezingen van 1998 werd hij in de raad gekozen, met veel voorkeurstemmen herinnert VVD-fractieleider A. Pouli Wilkens zich. In de brede coalitie van Ermelo kwamen de kwaliteiten èn de tekortkomingen van de politicus Pfrommer duidelijk naar voren. Hij was volgens Pouli Wilkens aimabel, gedreven en goed-geïnformeerd, "maar hij had moeite met het politieke spel. In een brede coalitie moet je soms water bij de wijn doen en dat kon Leen niet gemakkelijk." 'Schuchter en schuldbewust' meldde Pfrommer vorig jaar aan Pouli Wilkens dat hem was gevraagd coach te worden van de commerciële schaatsploeg DSB van miljardair Dirk Scheringa. "Zijn oude liefde lokte te zeer. Wij begrepen dat wel." Het is bijna zeker dat Pfrommer bij de Spelen van 2002 afscheid neemt van de schaatsbaan. Het liefst had hij dat gedaan bij de bond, maar van de KNSB moet hij niks meer hebben. Nee, Pfrommer draagt nooit meer een oranje muts.
|
NRC Webpagina's 19 MAART 2001
|
Bovenkant pagina |
|