|
|
|
NIEUWSSELECTIE Document: Bijlage tastbare geschiedenis
|
Op naar de tastbare geschiedenis
AMSTERDAM, 22 FEBR. Geen schoolvak zo nieuwswaardig als geschiedenis. Of het nu een enquête is waaruit blijkt dat Tweede-Kamerleden niet meer weten hoe de moordenaar van Willem van Oranje heet, of een officieel rapport over het vak: columnisten en commentatoren kunnen hun geluk niet op. Commissievoorzitter Piet de Rooy, hoogleraar 'Nederlandse geschiedenis sedert de Middeleeuwen' aan de Universiteit van Amsterdam, heeft een verklaring. " Geschiedenis", zegt hij, "is een middel om eruditie te verkrijgen. En eruditie levert status op. Het is een gemakkelijke manier om je te onderscheiden." Feiten of vaardigheden, daar gaat het in Nederland vaak om. "Een onzindiscussie", vindt De Rooy, "want aan het één heb je niks zonder het ander." Hij hoopt dat het vandaag gepresenteerde, duimdikke rapport van zijn commissie een einde zal maken aan die al jaren durende "scholenstrijd". De Rooy weet nog precies wanneer bij hem de liefde voor het vak ontstond. Dat gebeurde tijdens een les over de Negenjarige Oorlog. De Negenjarige Oorlog (1688-1697), tussen Frankrijk en een wisselend bondgenootschap van andere Europese landen? Ja, zegt De Rooy. "Je had een systeem van coalities. Toen ik zag dat het één te begrijpen was uit het ander, raakte ik gefascineerd door de logica daarvan." Noem het logica, of noem het historisch besef: de wetenschap dat het geen toeval is hoe de wereld er vandaag uitziet, dat het heden 'geworden' is uit het verleden. Dáár gaat het in de eerste plaats om in het geschiedenisonderwijs, vindt de Rooy.
Wat is er volgens u eigenlijk mis met het huidige geschiedenisonderwijs?
"Ik heb daar niet zo veel klachten over."
Maar...
"Wat ik niet goed vind, is dat we nu in de eerste klas van het voortgezet onderwijs opnieuw beginnen. De docent gaat ervan uit dat er op de basisschool niet te veel is gebeurd. Hij wéét waarschijnlijk ook niet wat daar is behandeld. In het voortgezet onderwijs zit geen enkel cumulatief effect in de lessen. Het begint in de eerste klas met de oude Grieken, en het eindigt in de vijfde klas met de val van de Muur. Iedere keer komt de leraar met iets nieuws, lijkt het. In Memo, een veelgebruikte lesmethode, valt bij de behandeling van de Opstand in de tweede klas het woord 'verzuiling'. Als in de vijfde klas de negentiende eeuw aan de orde komt, wordt daarnaar verwezen. Het is de vraag of leerlingen dat dan nog weten."
Waarom gekozen voor nieuwe termen als 'tijd van pruiken en revoluties' en niet voor bekende begrippen als middeleeuwen, renaissance, verlichting? "In Engeland wordt elke historische gebeurtenis of ontwikkeling gekoppeld aan een koningshuis: de tijd van de Windsors, de Stuarts. Niet iedereen is monarchaal, maar het zijn kapstokken die door iedereen gedeeld worden. Zoiets zochten we. Helaas hebben in Nederland maar één zo'n begrip: de Gouden Eeuw. Iedereen weet dat die niet van goud was, maar dat dat een periode van ongekende bloei voor Nederland was. "We wilden een eenvoudige indeling, omdat hij al op de basisschool te gebruiken moet zijn. Vandaar de afgeronde jaartallen later kunnen die genuanceerd worden. Vandaar ook dat we hebben gekozen voor aanduidingen die een beeld oproepen. Monniken en ridders. Steden en staten. Dat klinkt veel tastbaarder dan middeleeuwen of renaissance."
De commissie-De Wit, waarvan u zelf lid was, pleitte drie jaar geleden voor een minimumpakket, een 'canon van overzichtskennis'. Waarom komt die er niet?
"We hebben dat wel overwogen. Uiteindelijk hebben we er van afgezien omdat de tijd die er voor het vak is gereserveerd te beperkt is. Je zou dan moeten kiezen tussen Karel V en Karel de Grote. Zo'n keuze zou iets willekeurigs krijgen. Bovendien zou zo'n jaartallenlijstje ervoor zorgen dat leerlingen passief worden gemaakt. Want als zo'n lijst er is, dan zal die natuurlijk ook geëxamineerd worden."
De commissie-De Wit pleitte voor zo'n canon, omdat daar vanuit de samenleving om werd gevraagd. Denkt u nu voldoende tegemoet te komen aan 'de samenleving'?
"We hebben destijds gepraat met vertegenwoordigers van de politiek, kranten, werkgevers en werknemers de samenleving staat nu eenmaal niet in het telefoonboek. Daaruit bleek dat eruditie en historisch besef zeer op prijs gesteld worden. Aan de behoefte aan het eerste komen we maar matig tegemoet, dat geef ik toe, maar aan het laatste volledig."
Laat u zich niet een beetje gebruiken door de politiek door te kiezen voor een verantwoord thema als 'migratie' in de basisvorming?
"Nee, bij de keuze van thema's hebben we ons afgevraagd: wat zouden de leerlingen interessant vinden? Feit is dat veel leerlingen zelf uit een ander land komen. En het thema is geschikt om terug te grijpen op vroegere periodes: tijdens de Tachtigjarige Oorlog was er ook migratie. Het is niet onze bedoeling de multiculturele samenleving van een voorgeschiedenis te voorzien. Historic zijn het juist beu dat ze gebruikt worden om maatschappelijk wenselijke opvattingen te legitimeren. "Veel onderwerpen zijn afgevallen. We hebben het niet zo willen doen als in Frankrijk, waar de minister van Onderwijs precies weet wat op maandag 21 maart in alle klassen wordt behandeld. In Nederland hebben we vrijheid van onderwijs. Daarom hebben we ruimte overgelaten voor de leraren om hun eigen onderwerpen te kiezen. Dat is leuker voor die leraar en beter voor de klas, omdat hij zijn leerlingen het beste kent. "In de klas van mijn zoontje speelde de leraar de moord op Caesar na. Met een wit laken om. Aan het eind stortte hij ter aarde. Hij zal het zijn leven lang niet vergeten. Als je het over goed geschiedenisonderwijs hebt dan blijft dat natuurlijk heel efficiënt: een leraar die een mooi verhaal vertelt." |
NRC Webpagina's 22 FEBRUARI 2001
|
Bovenkant pagina |
|