Door een onzer redacteuren
ROTTERDAM, 21 FEBR. De Leidse historicus Cees Fasseur had voor zijn werk aan de biografie van Wilhelmina de beschikking over de talrijke brieven die de toenmalige koningin aan haar dochter Juliana in Canada stuurde. Aanvankelijk wilde Juliana de brieven niet aan Fasseur afstaan. Zij stuurde hem geluidsbanden waarop ze een selectie uit de brieven voorlas en zichzelf soms onderbrak met mededelingen richting Fasseur als: "Dit gaat u niet aan". Pas later kreeg Fasseur toestemming om alle brieven in te zien.

Vandaag werd het tweede deel van de biografie gepubliceerd. Hieronder volgt een selectie van citaten uit de brieven.

Over 'het stel': het oorlogskabinet-De Geer:"Het stel dat thuis pleegt over mij heen te lopen, buigt hier voor mij als een klapmesch. Walgelijk!!"

"Ik heb geen [Tweede] Kamer om mij te hinderen, dus ik kan naar een zakelijke oplossing streven. De kern van het stel is goed maar kon nog beter werk doen als de parasieten verwijderd waren. In Kleffens (Van Kleffens, minister van Buitenlandse Zaken, red.) heeft men groot vertrouwen en ook Gerbrandi is een pracht van karakter en bekwaamheid. ... Neen mijn Rus[sische] bloed komt op andere wijs in actie - op het hoofd van het 'stel' " (6-7-1940)"Onlangs vroeg De Geer mij te spreken - ze hadden zoo in de Min[isterraad] gedacht dat ik wel eens naar Canada zou gaan, toen was hun, de lieve stumpers, de schrik om het hart geslagen dat ze niet mee mochten en o foei, vluchtelingen wilden ze niet zijn. Er markeerden alleen nog maar waterlanders aan om het beeld compleet te maken." (20-7-1940)

Over haar oorlogsverblijf in Londen:"Gisteren een opwindende dag. Begon met luchtalarm toen ik ging ontbijten, toen ik uit om een hoed te koopen ... kwam all clear. Bombardement, zwaar geschut was hoorbaar op m'n balkon. Vroeg 'snamiddags, toen ik wakker werd 2de alarm met flink schieten luchtdoelbatterijen." (25-8-1940)"Tusschen 7 en half acht kunnen we Hitler verwachten, kan ook later worden; in ieder geval vroeg eten en kleeden voor de nacht." (14-9-1940)

Over de oorlogvoering van 'Adolfje en de Moffen'"[Hun] manier van oorlogvoeren maakt op mij simplistisch, dadaïstisch, kwajongensachtige indruk. Wat een spelletje zoo'n groote wereldstad uit z'n slaap of werk te houden - ze moesten op hun broek krijgen, ze zijn 't kostbare lood niet waard dat aan hen verspild wordt."(25-8-1940)

Over de gewenste staatkundige toestand na de oorlog:"Er moet dus, 't kan niet anders, een overgangstoestand komen waarin 't centraal gezag regelend en regeerend en wetgevend zal moet optreden, zonder de wetgevende functie naast zich van de Staten-Generaal. (...) In den overgangstijd moet met krasse hand geregeerd worden om de slechte menschen eronder te krijgen, maar daarnaast moeten de goeden zich volkomen vrij en gelukkig kunnen voelen van den eersten dag af aan en volkomen gerust zijn dat de koers een democratische zal zijn, zoodra alles weer normaal is." (20-2-1941)