|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
'Sac de misère, wat doe jij op het
station?'
BRUSSEL, 9 FEBR. "Meneer, meneer!" Een keurig geklede Afrikaan in de rij voor een geldwisselkantoor van het Brusselse Zuidstation schiet twee agenten van de spoorwegpolitie aan. "Ik wil geld wisselen. Maar die twee bij de pilaar vallen mij lastig. Ik durf mijn portefeuille niet te pakken." Daar gaan we weer, zegt een van de agenten, en stapt op de jongens af die al achterwaarts achter de pilaar proberen te verdwijnen. Leren jacks, zwarte kuiven, in-bleke huid. "Waarom vallen jullie die meneer lastig?", bast de agent. "Geld wisselen", zegt de ene in gebroken Duits. "Geld wisselen! Waarom staan jullie dan niet in de rij?", zegt de agent. "Geen geld", antwoordt de jongen. "Wat doe je op het station", roept de agent, "als je geen geld hebt om te wisselen, laat staan voor de trein?" "Parti maison", zegt de andere jongen. "Van huis weg!", herhaalt de agent spottend, "mag ik je papieren zien?" De ene heeft een identiteitskaart uit Gibraltar, de andere niets. In België moet iedereen een identiteitsbewijs op zak hebben. De agenten pakken de jongens bij de elleboog. Naar het bureau. In de immense stationshal vol onverdachte hoeken, nissen en lange gangen vol café's en winkels staren reizigers, uitbaters en allochtone boefjes het viertal na. Aan één van die gangen, diep onder de sporen, zitten meer dan tien agenten in een paar kleine kamertjes. In drie ploegendiensten, 24 uur per dag, waken zij over de veiligheid van reizigers. Op een station dat middenin een verbouwing zit, is dat een helse opgave. Gauwdiefjes uit de omliggende afbraakbuurten weten dat toeristen, zakenlui of Europese ambtenaren die met de Eurostar of Thalys van of naar Brussel reizen, achteloos hun tas neerzetten en twee meter verderop een kaartje kopen of een doos Belgische chocola. Zij weten ook dat reizigers de bordjes voor de taxi's beneden volgen, om vervolgens op een hek of houten wand te stuiten omdat de liften nog niet geïnstalleerd zijn. Typisch Brussels foutje in het bouwplan, waaraan zo veel deelnemers zijn dat de één nauwelijks weet wat de ander doet. Zo'n dolende reiziger is een perfecte prooi. Er zijn 'stewards', om hem de trap naar beneden te wijzen. Maar die kunnen niet overal zijn. Wat de diefjes eveneens weten, is dat de spoorwegpolitie alleen op het station patrouilleert. Reizigers die worden opgehaald of naar de bushalte lopen, worden langs bouwputten geleid die niet alleen slecht verlicht zijn, maar ook onder een andere politiedienst vallen. Drie politiediensten liever gezegd, want station Zuid is het snijpunt van drie Brusselse gemeentes. Aan de verloederde straten in die gemeentes hebben de agenten hun handen al meer dan vol. Een spoorwegagent maakte mee dat iemand van een spoorbrug sprong en dood neerviel. "Agenten van twee gemeentes duwden het lijk op elkaars grondgebied. Toen ik aankwam, reden ze opgelucht weg." De twee jongens die de man bij het wisselkantoor lastigvielen, moeten op het bureau hun zakken leegmaken. "Afrika, niet normaal", zegt de ene, en tikt op zijn voorhoofd. "Kop dicht vriend, zakken leegmaken", zegt een agent. In een binnenzak zitten vele duizenden Franse franken gepropt. "Sozial", mompelt de jongen. "Als je het van de sociale dienst hebt, heb je ook een adres", vindt de agent. "Niet adres", houdt de jongen vol. De agent pakt z'n GSM af, doet het ding uit en vraagt de jongen om hem weer aan te doen. De jongen weet de code niet. Gestolen dus. Een uur geleden kwam een meisje aangifte doen van een gestolen telefoon. Maar die was van een ander merk. Terwijl de agent uitzoekt of de GSM elders als vermist is opgegeven, rukken zijn collega's uit. Zes jongens drijven op een balustrade boven de stationshal reizigers in een hoek. Even later worden ze binnengeleid. "Sacs de misère", roept een agent, "waarom hangen jullie hier rond?" De jongens, van Arabische afkomst, zijn veertien en vijftien. Ze zwijgen, maar kijken brutaal uit hun ogen. Jóu, zegt de agent, heb ik gisteren nog gezien. "Ja, tijdens een routinecontrole voor identiteitskaarten", kaatst het ventje in rap Frans terug. "Klik-klak- Kodak!", zegt de agent, en fotografeert hen voor een meetlat, een papier voor hun buik waar hij met stift een registratienummer op heeft geschreven. Mensen die bestolen zijn, kunnen in het dagelijks uitdijende fotoboek hun belager herkennen. Dan zetten de jongens een handtekening, en mogen ze vertrekken. "Goeiendag", zegt eentje nog. "Tot gauw!", roept een agent hem na. De laatste vijf dagen werden hier 150 processen-verbaal uitgeschreven. Maar van de meeste jongens die worden verhoord, is er geen bewijs dat ze iets strafbaars hebben gedaan. Ze hangen rond bij de Quick-snackbar die de toestand zó zat is, dat zij een eigen bewaking heeft ingehuurd -, roken in de wc's, vechten met elkaar, stelen soms wat. "Er zijn er, die zien we elke dag", zegt een agent. "Ze liegen, bluffen, het kan ze niks schelen". 's Avonds, op een stil moment achter een zak frieten, vraagt een andere agent: "Begrijpt u waarom zo veel Franstalige agenten Front National stemmen, en zo veel Nederlandstaligen Vlaams Blok?" Toen de politie onlangs een hoek van het station afsloot en de 150 mensen controleerde die zich daar bevonden, bleek dat er 50 een strafblad hadden. Eén zelfs voor 37 vergrijpen. Bij een tweede actie waren vier van de vijf personen bekend bij de politie. De diefstallen op station Zuid kwamen onlangs in de Belgische media. De gedupeerden waren buitenlanders: een vertaler bij de Europese Commissie, een lobbyist, een toerist. "Die bellen meteen hun ambassade, zodat de zaak bij drie ministeries aanhangig wordt gemaakt", vertelt luitenant Geert Luypaert, de plaatselijke chef van de spoorwegpolitie. "Toch liggen de cijfers niet veel hoger dan voorheen. Dat lijkt alleen zo. Vroeger waren de spoorwegen verantwoordelijk voor de veiligheid. Een bedrijf maakt niet gauw de echte getallen bekend, hè. Nu patrouilleert de politie, komen alle cijfers naar buiten, en schrikt iedereen zich rot." Amok op perron 11. Een Moldaviër en een Arabier zijn aan het vechten. De Moldaviër mag meteen weg: hij is vluchteling. De Arabier zegt dat hij Palestijn is, maar heeft een Algerijns uiterlijk en accent. Hij heeft geen paspoort, wel een papier van Binnenlandse Zaken dat hij over vijf dagen het land uit moet. Verder een brief van een luchtvaartmaatschappij, gericht aan iemand anders, dat het hun spijt dat zijn koffers zijn zoekgeraakt. En 24 kansspelen ter waarde van 2.400 frank, en geld, veel geld. Die loten, zegt hij, heeft hij gekregen van de Moldaviër. Enig speurwerk leert dat ze wellicht vanmiddag zijn gestolen in een winkel op het vliegveld maar zeker is dat pas als de computer over enige dagen wordt bijgewerkt. "Leugenaar!", roept een agent, benen wijd, neus in de lucht, om in elk geval in pose nog iets van autoriteit uit te stralen. "Waarom slaat u mij?", bitst de jongen, "ik ben geen beest!" De agent schreeuwt: "Ik heb je alleen bij je oor gepakt! Wíl je dat ik je sla?" Ook deze jongeman wordt vrijgelaten. "Ik ga asiel aanvragen", zegt hij bij de deur. "Jij", roept een agent terug, "moet naar Frankrijk en dan alsmaar rechtdoor, tot je bij Palestina aankomt. Donder op, HET STATION UIT!!!" Uren later halen de agenten vijf jonge Belgische Marokkanen uit de wc's, na een klacht van een reiziger. "Jou ken ik", roept een agent tegen een jongen in bodywarmer, "jij hebt die Mobilette gestolen." Beledigd antwoordt het joch: "Niet, het was een Vespa!" Als ook dat is afgehandeld, staat de illegale Palestijn of Algerijn van de kansspelen nóg in de stationshal te telefoneren. De agenten kijken hem doordringend aan. Hij blikt glashard terug. "Een wereldverbeteraar", zucht een agent, "moet hier niet komen werken."
|
NRC Webpagina's 9 FEBRUARI 2001
|
Bovenkant pagina |
|