|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
Volendam heeft zijn eigen regels
Het palingmodel
De nieuwe dakkapel van de broer van Jan Patat was twee dakpannen te hoog. De broer van Jan Patat, boekhouder in de visgroothandel van Jan, had die dakkapel zelf gebouwd. Als hij zou doen wat de welstandscommissie van hem eiste, zou dat tachtigduizend gulden kosten. En waarom? De dakkapellen van zijn buren waren ook te hoog. Waarom moest de gemeente hém hebben? De broer van Jan Patat werd er ziek van. Jan Patat zelf - zijn echte naam is Snoek, 'Patat' heet hij omdat hij op zijn elfde in een snackbar werkte - was in die tijd, vier jaar geleden, ook niet in orde. "Ik was een beetje zenuwziek." Hij ging langs bij de burgemeester, op het stadskantoor. "Ik kreeg een huilbui, en niet zo'n beetje. Ik zei: u móét me helpen. De gezondheid van twee Volendamse gezinnen staat op het spel." 's Avonds zocht hij de burgemeester thuis op. "U gaat me toch wel helpen?" En weer moest hij huilen. De volgende avond werd Jan Patat gebeld door de wethouder. De verbouwing van tachtigduizend gulden hoefde niet. Wat kleine aanpassingen waren genoeg. "Dat was", zegt Jan Patat tevreden, "precies wat ik had voorgesteld." Jan Schilder is bedrijfsleider bij Succes, Volendamse schoonmakers. Zijn ene schoonzoon is aannemer, de andere stukadoor. Ook de buurman van Jan Schilder is stukadoor, en die heeft weer een loodgieter en een dakdekker in de familie. Iedere zaterdag en iedere zondag zit hij met familie en buren bij elkaar voor een 'happie' en een 'slokkie'. "Als ik er niet ben, bellen ze me. Hé Jan Pé, weet je niet waar het te doen is?" Jan Pé is zijn bijnaam.Beslissingen over dakkapellen, nieuwe muren en sierbestratingen, zegt Jan Schilder, nemen Volendammers bij hun 'potje bier' in het weekend. "De een zegt: 'Ik moet een nieuwe dakkapel.' De anderen zeggen: 'Dat hoeft toch niet lang te duren?' En dan gaan we op maandag na de avondboterham aan het werk." En de bouwvergunning? Die komt later wel. Jan Schilder: "Als je een muur neerzet, dan zet je een muur neer." In het kantoor van zijn vishandel, op het industrieterrein van Volendam, trekt Jan Patat zijn broekspijp omhoog. Hij laat de wond op zijn been zien, paarsrood gezwollen. "Belroos", zegt hij. Door de zorgen om zijn zoon Johan had hij een ontsteking onder zijn voet verwaarloosd. Johan, ook eigenaar van de vishandel, raakte gewond bij de brand in 't Hemeltje. Tweedegraadsverbrandingen aan zijn gezicht, op zijn rug en benen zat geen vel meer. Hij ligt in het ziekenhuis in Rotterdam. Maar Jan Patat verwijt de eigenaar van 't Hemeltje, Jan Veerman, niks. "In het dorp lijkt zijn doodvonnis getekend. Ik vind, de man heeft dit zelf ook niet gewild." Misschien, zegt hij, is het waar dat hij zich niet aan de regels hield. "Dan had de gemeente daar op moeten letten." "Jan Dekker is een van ons", zegt Jan Schilder van Succes. 'Dekker' is de bijnaam van Jan Veerman. "Mijn eigen broer zijn zoon draaide in 't Hemeltje de muziek. Jan heeft tegen hem geschreeuwd: Ga weg, ga weg." Die brand had overal kunnen gebeuren, vindt Jan Schilder. En de regels waar Jan Veerman zich niet aan hield? "Volendammers", zegt Jan Schilder, "hebben hun eigen regels. " Zelf hebben Volendammers het over hun 'saamhorigheid'. Voor buitenstaanders zijn ze 'die hechte, gesloten gemeenschap'. Maar wat is hecht? Hoe gesloten zijn ze? En heeft dat wat met de brand te maken? Zou die echt overal gebeurd kunnen zijn?
Klussen Op oude kaarten is Volendam een rijtje huizen, aan de rand van de Zuiderzee. Het hoorde bij Edam, een stad van kooplieden en boeren. Edam was rijk en protestants, Volendam arm en katholiek. Volendammers waren vissers totdat in 1932 de Afsluitdijk werd aangelegd. Er kwamen een ambachtschool en een huishoudschool in het dorp. Jongens gingen in de bouw, meisjes werden schoonmaakster. Nu is Volendam, met twintigduizend inwoners, drie keer zo groot als Edam. Het gemeentehuis in Edam is dicht, het stadskantoor staat in Volendam. Er is een zwembad in het dorp, een politiebureau. Nu zijn het de Volendammers die geld hebben. Ze verdienen het in hun eigen bedrijven: toerisme, horeca, vishandel, verpakkingsindustrie (eerst voor de vis, daarna ook voor vlees en groente), schoonmaak, speelgoed, bouw. 's Ochtends om zes uur staat de dijk tussen Volendam en de weg naar Hoorn en Amsterdam vol met busjes van bouwvakkers, schoonmakers en vishandelaars. 's Avonds om vijf uur komen ze terug. Na het eten begint het geklus. Want in Volendam betekent saamhorigheid vooral wérken voor elkaar. De gemeente Volendam geeft opdrachten voor nieuwe huizen aan Volendamse bouwbedrijven. Die Volendamse bouwbedrijven bouwen de huizen voor Volendamse mannen en vrouwen. Die Volendamse mannen en vrouwen hebben elkaar leren kennen in Volendamse cafés. Die Volendamse mannen en vrouwen kopen hun keukens en bankstellen bij Volendamse meubelpaleizen. En als Volendamse vrouwen kinderen krijgen, brengen ze die bij hun Volendamse moeder, waardoor ze een paar dagen in de week kunnen bijverdienen voor de hypotheek. In de hele gemeente Edam-Volendam zijn maar honderdtwintig mensen met een bijstandsuitkering en die wonen bijna allemaal in Edam. De gemeente telt zo'n 220 vluchtelingen, gelijk verdeeld over Volendam en het veel kleinere Edam. De vader van Erik Bond is makelaar, Erik Bond zelf nu ook. Een paar jaar geleden sloot hij zich aan bij Hoekstra & Van Eck in Purmerend, en vanaf die tijd doet het kantoor ook zaken met Volendammers. "Mij vertrouwen ze hier", zegt Erik Bond. Bijna 90 procent van de huizen in Volendam is eigen bezit. (In de rest van Noord-Holland is dat 40 procent.) "Volendammers", zegt Erik Bond, "gaan op hun zestiende werken. De jongens sparen voor een koopwoning, de meisjes voor de inrichting en de uitzet." Hij kocht zelf een huis op zijn vijfentwintigste. Zijn vrienden deden dat ook, en allemaal in de wijk Blokgouw, die toen net nieuw was. "Zo is het in heel Volendam", zegt Erik Bond. "Iedere leeftijd heeft zijn eigen wijk. En verhuizen doen we nooit, want dan hebben onze kinderen geen speelkameraadjes. " Maar nu is er een probleem. De vijfentwintigjarigen van Volendam kunnen geen huis meer kopen omdat er geen nieuwe huizen zijn. "We hebben er twaalfhonderd nodig, maar de provincie geeft geen toestemming." In Edam zijn net nieuwe huizen gebouwd, maar daar wil niemand heen. Wethouder Wim Visscher van Ruimtelijke Ordening en Woningbouw, vroeger assistent op het kantoor van de vader van Erik Bond, nodigde de provincie uit om met alle vijfentwintigjarigen te komen praten. In buurthuis Pius X, nu drie maanden geleden. Erik Bond: "De provincie zei dat Volendammers maar naar Purmerend moeten." Tussen stapels papier op zijn bureau, in het stadskantoor, zoekt wethouder Visscher van het CDA naar een knipsel. Zijn collega uit Purmerend heeft in de krant gezegd dat hij zich geen 'Purmerender' wil noemen omdat er in zijn gemeente geen "sociaal woonklimaat" is. Visscher: "En onze hechte, sociale gemeenschap zou uit elkaar gespeeld moeten worden voor de wooncultuur van Purmerend? Waarom zou je een gemeenschap zo ongelukkig maken?" Tot vorig jaar vond de provincie het nog goed dat Volendam alleen voor de eigen inwoners bouwde. Maar nu, vertelt Visscher, dreigt de rijksoverheid de regels zo te veranderen dat gemeentes niks meer te zeggen hebben over toewijzing van woningen. "Dat zou van de gekken zijn. Je moet toch voor je eigen gemeenschap in die primaire behoefte kunnen voorzien?" Een niet-Volendammer kan geen huis kopen van een Volendammer die naar de Volendamse nieuwbouw verhuist. De gemeente noemt dat een 'antispeculatiebeding'. Nieuwe huizen in Volendam zijn goedkoop, de gemeente maakt afspraken met aannemers om de prijzen laag te houden. Het gemeentebestuur wil niet dat Volendammers hun bestaande huizen voor veel geld aan buitenstaanders verkopen en zelf in een goedkoop, nieuw huis gaan wonen. Of Volendam die maatregel kan volhouden? Visscher is er niet zeker van. Hij wil niet "op strategieën vooruitlopen", maar het gemeentebestuur "zal er alles aan doen" om Volendam voor de Volendammers te houden. "Als u vier kinderen heeft", zegt hij, "dan wilt u die toch een kamer geven in uw eigen huis? Of vindt u dat de kinderen van de buren evenveel recht hebben op een kamer in uw huis?"Een leuk meisje, zegt Erik Bond de makelaar, is levenslustig. Ze heeft een leuk gezichtje, maar ze is niet te knap. "Je moet met haar kunnen lachen." En een jongen moet plezier uitstralen, er netjes uitzien, de juiste vrienden om zich heen hebben. Erik Bond voelt nog de zenuwen van toen hij zestien was en ieder weekend met zijn vrienden naar het café ging. "We dronken tot we genoeg moed hadden om naar de meisjes te gaan. Want dan moet het gebeuren hè. En je wilt niet afgaan." Hij vertelt hoe het verder gaat. "Ga je mee", vraagt een jongen. "Dan brengt hij haar naar huis. Na drie keer is het verkering en dan gaat hij mee naar binnen." Vanaf zijn achttiende, zegt Erik Bond, begon de familie te vragen of hij al een 'maat' had. Op zijn twintigste leerde hij het meisje kennen met wie hij nu getrouwd is. "Op je tweeëntwintigste heb je de boot gemist. Dan vind je alleen nog maar iemand als je niet te nauw kijkt." Nog geen 4 procent van de volwassen inwoners van de gemeente Edam- Volendam is gescheiden. De meesten daarvan wonen in Edam. In heel Noord-Holland is het 8,5 procent. "Volendammers gaan niet uit elkaar", zegt Erik Bond. "Want wat moet je dan?" Je kunt in een van de vier huurflats gaan zitten die een paar jaar geleden in Volendam gebouwd zijn. De vader van Marijke Bond, kledingontwerpster in Edam, is een Volendammer die met een Edamse trouwde. Zijn familie was ertegen, haar familie was ertegen, maar de vader van Marijke Bond zette door en verhuisde. Dat kostte hem weinig moeite, zegt Marijke Bond: "Hij was zelf wel katholiek, maar niet zo heel erg. " Op zijn dertiende was hij naar zee gestuurd. Zijn moeder had op haar sterfbed gezegd dat haar zoon die op een botter werkte, thuis moest komen. Maar over haar jongen van dertien had ze niks gezegd, daarom moest híj de zee op. Haar vader had honger geleden in de oorlog, haar moeder niet - Edamse boeren hadden eten genoeg. "Volendammers", zegt Marijke Bond, "willen nooit meer arm zijn, ze willen alles kunnen kopen." En ze willen ook laten zien dat ze dat kunnen. "Alles moet mooi, nieuw, netjes." Pasgetrouwde stellen willen ook een nieuw huis. Marijke Bond: "Een bestaand huis noemen ze een tweedehands huis. 'Je wilt toch niet in zo'n oud rothok', zeggen ze dan." Erik Bond de makelaar weet waarom Volendam zo veel goede voetballers en zangers heeft. Hij werkte vroeger in een visfileerderij, daar zag hij hoe Volendammers elkaar gek maken. "Als je even je best niet deed, begonnen ze te blèren." Hij zet zijn handen aan zijn mond en schreeuwt: 'Dèèrgaan! Dèèrgaan! '"Ik ben hier iedere ochtend om half zes", zegt Jan Schilder, bedrijfsleider van Succes. Hij wijst naar Ria, de secretaresse, ze is begin twintig. "Zij werkt vijf dagen in de week van half acht tot vijf. En op zaterdag staat ze bij de slager." Ria kijkt niet vrolijk, ze had trouwplannen, maar de verkering is net uit. " De liefde was op", zegt Jan Schilder. Hij lacht. Eind jaren tachtig werden zo'n tien politiemannen in Volendam vervangen door collega's uit andere plaatsen. Er werd te weinig opgetreden, de districtsleiding vond dat ze te 'verweven' waren geraakt met de Volendammers. Als er een bekeuring was uitgedeeld hoorden ze op zondagmiddag bij het bier: " Wie denk jij wel dat je bent?" In een weekend, een paar jaar geleden, kwamen belastinginspecteurs langs in Volendam. Ze maakten foto's van alle bouwplaatsen en gingen ermee naar de aannemers. Stonden al die mensen op de loonlijst? En wat deden ze op zaterdag op de steigers? Raadsleden van de lokale partij Volendam '80 riepen in de vergadering dat het een schande was. Dat harde werkers van de steigers werden getrokken, terwijl lapzwansen in de rest van Nederland in de watten werden gelegd. Volendammers werden voorzichtiger. Maar ze blijven werken, zes dagen per week. Alleen in de zomer houden ze er even mee op en dan gaan ze, in de eerste twee weken van de bouwvak, in grote groepen naar camping Wanroij in Noord-Brabant, of naar het Gardameer, of de Costa del Sol. "De vraag is niet waarhéén je gaat, maar met wíe", zegt Erik Bond de makelaar. Hij doet het zelf ook zo. " En de derde week van de bouwvak gaat iedereen naar de dijk. Zuipen. Het is altijd gezellig." Door al dat harde werken, zegt Erik Bond, worden Volendammers niet oud. De mannen, denkt hij, gaan dood voor hun zestigste. Jan Schilder van Succes weet ook zeker dat Volendamse mannen de zestig niet halen, hij heeft het zelf meegemaakt bij zijn vader. Die kuchte, liet een longfoto maken en twee weken later was hij dood. "Hij ging nooit naar de dokter. Volendammers hebben hun eigen middeltjes." In werkelijkheid halen de meeste Volendamse mannen de vijfenzestig. Maar het landelijk gemiddelde is vijfenzeventig. Ze gaan in Volendam ook vaker dan gemiddeld dood aan hart- en vaatziekten.
Garagecafés Piet Nordmann, fractievoorzitter van de lokale partij Gemeentebelangen, veegt denkbeeldig stof van de bank in zijn huis in Edam. "In Volendamse huizen", zegt hij, "is het netjes schoon. Tegen de kinderen zeggen ze: gaan jullie maar lekker in de garage zitten." Dat deden de kinderen, ze richtten garageboxen in als kroeg. Er kwamen klachten. De muziek stond te hard, er werd in tuinen geplast. Zo'n tien jaar geleden maakte wethouder Nellie Veerman-Tol van Volendam '80 er een eind aan, de garagecafés werden gesloten. "Een dappere beslissing", vindt Nordmann. "Het bracht de jeugd tot razernij. " Kinderen gooiden eieren naar de wethouder, haar ramen werden stukgegooid. De gemeente betaalde de rolluiken die ze liet plaatsen. Maar het getreiter hield niet op. Ze verhuisde naar de rand van het dorp, en opnieuw betaalde de gemeente haar rolluiken. In het voorjaar van 1999 dreigde FC Volendam failliet te gaan, na jaren van financieel wanbeheer. Nellie Veerman-Tol vond dat 'de FC' gered moest worden - ze was wethouder Sportzaken en wilde niet opnieuw de volkswoede over zich afroepen. Iedereen wist wat er kort daarvoor was gebeurd met de Volendamse trainer Dick de Boer. Het dorp hield hem verantwoordelijk voor de slechte resultaten in de eerste divisie. Het werd hem ook kwalijk genomen dat hij zoveel niet-Volendamse spelers in het elftal had. De Boer werd gepest en bedreigd. Hij kreeg anonieme brieven, telefoontjes, zijn zoon werd op de dijk in elkaar geslagen. Onder druk van Nellie Veerman-Tol en Volendam '80 gaf coalitiepartij CDA toe: de gemeente kocht het stadion voor 8,5 miljoen gulden en verhuurde het aan FC Volendam. PvdA en VVD waren tegen. "Het is raar", vindt Hen Schouten van de VVD, "om 8,5 miljoen in een voetbalclub te stoppen." Hij was toen raadslid, nu is hij wethouder Sportzaken. Het CDA was ook tegen, maar durfde dat niet vol te houden. Op zondagmiddag, zeggen Volendammers, werd het CDA door het dorp ter verantwoording geroepen. Voorwaarde voor de aankoop van het stadion was dat de gemeente het bestuur van de club kon controleren. Namens de gemeente zat Nellie Veerman-Tol in de Raad van Toezicht. Eind 1999 bleek dat de Raad de statuten van de club had veranderd: de gemeente had niks meer te zeggen over FC Volendam. De wethouder had niet ingegrepen, ze had niks tegen het gemeentebestuur gezegd. Ze moest aftreden, haar partij stapte uit het college. Vanaf begin dit jaar is er een nieuwe coalitie - CDA, VVD en PvdA. Ook de voetbalclub kreeg, na onthullingen over fraude, een nieuw bestuur. In mei vorig jaar maakten bestuurders van club en gemeente kennis met elkaar. Vice-voorzitter Henk Schoorl van FC Volendam herinnert zich dat de wethouders een beetje wantrouwend waren, ze wilden weten wanneer de statuten werden 'teruggedraaid'. Schoorl: "Ik zei: beste mensen, laten we eerst eens gaan praten." Bijna een jaar later heeft de gemeente nog steeds niks te zeggen over de club. Vóór de brand in 't Hemeltje was dat, weten de bestuurders van FC Volendam, het grootste probleem van het college. Het is veel geld: 8,5 miljoen op een totale begroting van ruim 70 miljoen. Maar de gemeente kan niet in de boeken kijken. De wethouder van Financiën, Jan Tol, zegt dat hij de kwartaalcijfers krijgt. "O nee, ik moet het goed zeggen: ieder najaar krijgen we de cijfers. Vaker heeft geen zin, we kunnen toch niks doen." Welke statuten nu gelden? "De eerste", zegt wethouder Hen Schouten van Sportzaken op goed geluk. Zegt het clubbestuur dat de tweede versie geldt? " Dan zal dat wel zo zijn." De wethouder vindt het "niet zo erg" dat de gemeente niks te zeggen heeft. "Zo lang de huur maar wordt betaald en er geen gekke dingen gebeuren." Maar hoe weet de gemeente dat die dingen nu niet gebeuren? Schouten: "Ik vertrouw er op. Totdat het misgaat." Er zal binnenkort weer met het bestuur worden gepraat over de statuten. Maar de wethouder heeft er geen trek in, zegt hij, om als belerende bovenmeester op te treden. Natuurlijk, er kan van alles gebeuren. "De hemel kan wel naar beneden vallen." Of deze houding van het gemeentebestuur - vertrouwen, afwachten - er misschien toe leidde dat er brandende kersttakken naar beneden vielen in een Volendams café? Schouten: "Dat heeft hier niks mee te maken, en daar wil ik het niet over hebben."
Schuld Jan Veerman had kersttakken opgehangen in een nylon net aan het plafond, hij had ze niet, volgens voorschrift, brandwerend gemaakt. Jan Veerman hield zich al meer dan twintig jaar niet aan de regels. Er kwam te veel lawaai uit zijn cafés, hij sloeg illegaal biertanks op, verbouwde zonder vergunning. De gemeente schreef brieven, dreigde met ingrijpen. Jan Veerman beloofde beterschap, maar kwam toezeggingen niet na. "Iedereen wist", zegt Johan Buijs, boekhouder van Visgroothandel Klaas Puul, "dat hij hoorde bij de mensen die boven de wet staan. Daar heb je er een aantal van in Volendam." Volendammers vonden hem een 'bullebak'. "Hij kafferde mensen uit bij het minste of geringste." Maar het dorp had ook respect voor hem. "Volendammers kijken op tegen mensen met succes, mensen die veel verdienen. Het maakt niet zo heel veel uit hoe. In een rechtsstaat wordt belangrijk gevonden dat dat volgens de regels gebeurt, in Volendam maar tot op zekere hoogte." Hoe zal het verder gaan met Jan Veerman? Zal hij door het dorp worden uitgespuugd, zoals gebeurde met trainer Dick de Boer, en met 'Japie Karre', de bijnaam van Jaap Molenaar ('Karre' komt van Carré, zijn meubelzaak). Volendammers investeerden op zijn advies miljoenen in beleggingsmaatschappij 'Save Haven', ze raakten hun geld kwijt. Justitie begon een onderzoek. Eerst werd Japie Karre door de Volendammers in bescherming genomen, hij was zelf ook slachtoffer, dachten ze. Maar Japie Karre bleek een oplichter. Hij werd 'doodverklaard'. Niemand groette hem nog, zijn auto werd in brand gestoken, zijn ruiten werden ingegooid. Maar of het ook zo zal gaan met Jan Veerman? Japie Karre, zegt wethouder Jan Tol van het CDA, had 'dédain'. Hij keek neer op mensen, dachten Volendammers, omdat hij geld had. Jan Veerman had een grote mond, maar geen kapsones. Volendammers houden niet van kapsones. Erik Bond de makelaar deed weleens zaken met Jan Veerman. "Hij zei altijd: 'Als je wat te koop hebt op de dijk - ik doe het hoogste bod.' En daarna stond in de Nieuwe Volendammer: 'Jan Veerman koopt voor een miljoen...' Daar zorgde hij zelf voor." De Nieuwe Volendammer schreef ook dat Jan Veerman vijftigduizend gulden had gestort in de kas van de stichting Slachtoffers Nieuwjaarsbrand. Jan Veerman is machtig omdat hij geld heeft en vrienden, zegt Erik Bond. "Als je aan je knie geopereerd moet worden, zorgt hij dat je niet op de wachtlijst komt. Als jou een geintje wordt geflikt, stuurt zijn advocaat wel even een brief. Veel mensen zijn bang voor hem." Zelf is hij nog nooit bang geweest voor Veerman. Maar hij houdt hem liever te vriend. "Ik respecteer hem omdat hij dat bouwbedrijf heeft." Op verjaardagen hoort Erik Bond dat de ramp zo erg is voor Jan Veerman. "Maar ik denk, hij voldeed niet aan de eisen. Hij heeft dit niet gewild en hij heeft in die nacht alles gedaan wat moest. Maar hij heeft fouten gemaakt." Het was slim van Jan Veerman, vindt Erik Bond, om na de brand bij de ouders van slachtoffers langs te gaan. "Hij mocht, op één na, bij iedereen komen. Dat was goed voor zijn reputatie." Jan Veerman hoeft zich pas zorgen te maken als 'belangrijke figuren' in Volendam zich tegen hem keren. De fractievoorzitter van Volendam '80 bijvoorbeeld. Of de redactie van de Nieuwe Volendammer. "Stel dat die durven zeggen dat Jan Dekker schuldig is, dan durven anderen het ook." Albert de Jong is directeur van de Rabobank in Volendam. Hij is ook secretaris van de industrie- en bedrijvenclub, lid van de regiocommissie van de Kamer van Koophandel, lid van de businessclub van FC Volendam en penningmeester van de Ondernemende Regio-Amsterdam. "Ik sta met beide benen in de Volendamse gemeenschap." Albert de Jong komt uit West-Friesland. Hij wil het zelf niet gezegd hebben, maar het zou kunnen dat de Volendammers respect hebben voor zijn positie van bankdirecteur. Albert de Jong is voorzitter van de stichting Slachtoffers Nieuwjaarsbrand. Hij noemt namen van andere bestuursleden, volgens hem 'allemaal vooraanstaande mensen uit de Volendamse gemeenschap'. De stichting kan alleen goed functioneren als er mensen in zitten met de 'juiste netwerken'. "Wij pakken het anders aan dan in Enschede. Daar zijn wel tien stichtingen." Albert de Jong draagt een zwart pak. Zijn stem daalt als hij vertelt waar de stichting geld voor inzamelt. "Voorschotten op uitkeringen van de verzekering. Omscholing. Aanpassingen van huizen en openbare gebouwen. Misschien een thermobad." Volendamse bedrijven hebben beloofd dat ze zullen zorgen voor werk voor de slachtoffers. Hij kent Jan Veerman van de businessclub van 'de FC' en van de industrie- en bedrijvenclub. "We komen niet bij elkaar over de vloer, maar we weten elkaar te vinden als er wat is." Hij heeft het met Jan Veerman te doen. Hij laat zijn stem nog verder dalen. "Ik weet niet of Volendam zich tegen Jan Veerman zal keren. Aan de schuldvraag is men nog helemaal niet toe. We hebben wel wat anders aan ons hoofd."
|
NRC Webpagina's 27 JANUARI 2001
|
Bovenkant pagina |
|