|
|
|
NIEUWSSELECTIE Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
|
Kennisexport is een belangrijke branche
geworden
Onderwijs als handelswaar
Novilon, de vloerenmaker uit Coevorden, heeft een droom van het ministerie van OC&W aanschouwelijk gemaakt. Een Chinese student die aan de Hanzehogeschool in Groningen de opleiding International business volgde, liep bij Novilon stage. Dankzij hem heeft het bedrijf sinds kort een vestiging in Shanghai. De student was in 1999 een van de elf Chinese studenten aan de Hanzehogeschool. Dit jaar lopen er zestig rond, volgend jaar zullen het er meer dan honderd zijn. De ministeries van OC&W en Economische Zaken stimuleren universiteiten en hogescholen om buitenlandse studenten aan te trekken. Niet uit idealistische overwegingen, maar omdat onderwijs een product is dat het Nederlandse bedrijfsleven winst oplevert. De ministeries spreken over kennisexport en over investeren in de internationale 'positionering' van Nederland als 'kennisland'. Nederland is daarin niet eens bijzonder, het loopt zelfs achter bij andere landen. Internationaal en nationaal wordt in het hoger onderwijs hard geconcurreerd - niet om wetenschappelijke citations, maar om geld. Het belang van kennis voor nationale economieën heeft van de kennis zelf een commercieel product gemaakt. Enkele jaren geleden werd onder kennisexport hoofdzakelijk het aantrekken van buitenlandse betalende studenten voor Nederlandse instellingen verstaan. Maar de meeste van de zeven- tienduizend buitenlandse studenten in Nederland zijn hier in het kader van een uitwisselingsprogramma of krijgen een Nederlandse beurs. De netto- opbrengst aan het Bruto Nationaal Product is volgens een studie van de Nuffic uit 1996 nog minder dan die van de export van 'steenkool, cokes en briketten'.
ambassadeurs Voor minister Hermans ligt de nadruk in zijn exportbeleid dan ook niet op directe winst, maar op het verstevigen van de relaties met landen die voor Nederland van belang zijn. Gastcolleges in het buitenland, de verkoop van advieswerk en het aanbieden van gecombineerde diploma's in samenwerking met buitenlandse instellingen dienen dat doel ook. Wat de buitenlandse studenten betreft is belangrijk dat ze later, in eigen land op sleutelposten gearriveerd, ambassadeurs voor Nederland zullen zijn, zoals nota na nota herhaalt. Kijk maar naar Duitsland. In de jaren '50 en '60 gaf dat land veel beurzen aan Indonesiërs en daardoor zijn de handelsrelaties nu zo interessant. De enthousiaste uitvoerders van dit beleid zijn de universiteiten en hogescholen. Bij internationale contacten hebben ze uiteraard altijd al een academisch belang gehad. 'Internationaliseren' hoort bij hun core business, zeggen ze. Maar het gaat ook om hun marktpositie. De hoger- onderwijsinstellingen doen overtuigd mee aan het werven van betalende buitenlandse studenten en het verkopen van cursussen in het buitenland. Daarvoor zijn verschillende argumenten. Samenwerking met buitenlandse instellingen wordt verondersteld een universiteit of hogeschool aantrekkelijker te maken voor Nederlandse studenten, die geïnteresseerd zijn in de mogelijkheid van uitwisseling. En sommige bètavakken, waarvoor de belangstelling in Nederland blijft dalen, zouden zonder buitenlandse studenten niet eens gegeven kunnen worden. Ook is het zo dat hoger-onderwijsinstellingen een deel van hun geld van de overheid krijgen op grond van het aantal studenten dat ze hebben. Niet-Europese studenten, van wie een commercieel collegegeld mag worden geheven, tellen ook mee in deze bekostigingsgrondslag en geven de instelling aldus wat extra armslag.
projecten Het is opvallend dat veel instellingen om het hardst roepen dat ze niet om het geld internationaliseren. Maar dat is maar hoe je het bekijkt. Ze houden er geen geld aan over, maar bijna elke hogeschool of universiteit heeft een bureau buitenland, dat zijn kosten moet opbrengen. "Het is moeilijk te berekenen, maar ik geloof er niets van dat internationalisering zo weinig zou opleveren", zegt Ans Voordouw, hoofd bureau International projects and services van de Hogeschool Leiden (HL). De HL heeft zelf zes grote buitenlandse projecten. In Zuid-Afrika en Costa Rica adviseert de HL universiteiten op het gebied van hun kwaliteitszorg, in Rusland biedt ze ondersteuning bij de opzet van een masteropleiding management van de gezondheidszorg, in Guatemala wordt onderwijskundige ondersteuning geboden aan een tweetalige Pedagogische academie en ook in Zuid-Afrika en Zambia lopen adviesprojecten voor Pabo's. De coördinatie van die projecten en het aanzwengelen van nieuwe gebeurt door twee mensen, die daarvoor jaarlijks ongeveer twaalf reizen maken. Ook de uitvoerders van de projecten reizen. Het budget voor de internationale activiteiten is ongeveer twee miljoen gulden per jaar. Daarin wordt gedeeltelijk voorzien door de Hogeschool zelf, de rest komt van betalingen van 'klanten' en uit subsidiefondsen van de Nederlandse en Europese overheid. De internationale activiteiten van de universiteiten zijn nog veel omvangrijker. Op het Bureau Buitenland van de Universiteit van Amsterdam werken zelfs zo'n zestig mensen. Voordouw: "De belangen zijn enorm en de wedijver om projecten binnen te halen is groot. Zo groot dat universiteiten zelfs meedoen aan projecten als het opzetten van een universitaire garage in een ontwikkelingsland en er nota bene ook automonteurs opleiden. Dat willen ze dan niet overlaten aan het Hoger Beroepsonderwijs." Marketing is een belangrijke taak van de bureaus buitenland. Sommige instellingen doen dat alleen, andere in samenwerking. Tot nu toe kunnen ze daarbij in één land, Indonesië, terugvallen op steun van een permanent bureau, het Netherlands Education Centre ( NEC). Het is opgezet met subsidie van de Nederlandse overheid en wordt nu volledig bekostigd uit de contributie van de instellingen die lid zijn. De taak van het NEC is om reclame te maken voor het Nederlandse hoger onderwijs en ervoor te zorgen dat meer Indonesische studenten voor Nederland kiezen in plaats van voor een studie in de Verenigde Staten, Australië of Engeland. Dt zijn de reuzen op de internationale onderwijsmarkt. Zij geven aan beurzen voor buitenlanders veelvouden van de negen miljoen die Nederland jaarlijks beschikbaar heeft en exporteren hun onderwijs vanuit tientallen bureaus over de hele wereld: de United States Information Services heeft 211 kantoren in 147 landen, de British Council is in 109 landen aanwezig en de Alliance Francaise in 132 landen. In tientallen landen worden jaarlijks onderwijsbeurzen gehouden en sinds kort organiseren mondiaal opererende bedrijven, mediagiganten en virtuele en traditionele universiteiten World Education Markets. onverzadigbaar De vraag naar Engelstalig onderwijs en Amerikaanse graden is onverzadigbaar en de Angelsaksische landen zouden daar nog meer van profiteren als de 'handel' in onderwijs geliberaliseerd werd. De Verenigde Staten hebben er daarom voor geijverd om onderwijs op de agenda van de vergadering van de World Trade Organisation in 1999 in Seattle te krijgen. Het zou dan onder andere mogelijk worden overal ter wereld vestigingen te openen van Amerikaanse universiteiten. Zover is het nog niet. Frankrijk voorkwam dat onderwijs in Seattle werd besproken, met het argument dat onderwijs nooit een handelsproduct kan zijn omdat het een publiek goed is, en de basis van culturele waarden. Maar onderzoek naar de mogelijkheid om onderwijs op te nemen in de General Agreement on Trade and Services ( GATS) gaat door. Rudy Kousbroek is (getuige zijn recente filippica tegen de Amerikaanse cultuur in het Cultureel Suplement) niet de enige voor wie dat een rampenscenario zou zijn. Maar Pieter van Dijk, directeur van de Nuffic, vindt de vrees voor commercialisering zinloos. "Het debat over culturele waarden, onderwijs als publiek goed en de vraag of de EU wel door de lidstaten gemandateerd is om in GATS-verband over onderwijsdiensten te onderhandelen, dat debat komt er natuurlijk. Maar we zullen ook nog heel wat doemscenario's gepresenteerd krijgen over het einde van de Europese culturele waarden als je het onderwijs overlaat aan de vervlakking uit het land van hamburgerfabrikanten. Dat is een non-debat. Want die wereldmarkt is er en groeit, of je het leuk vindt of niet. " Niet alleen door een groeiend aanbod en de mogelijkheden die internet biedt voor onderwijs op afstand, maar vooral door de grote vraag. Die komt met name uit Aziatische landen, waar overheden niet in staat zijn de ontwikkeling van het onderwijs gelijke tred te laten houden met de ontwikkeling van hun bevolking en economie.
handelsproduct "Waar we het wèl over moeten hebben", zegt Van Dijk, "is de vraag hoe en onder welke omstandigheden onderwijs een handelsproduct kan zijn, en wat de implicaties zijn als stukken onderwijs vrij verhandelbaar worden over nationale grenzen heen. Wat betekent het als software- of entertainmentbedrijven en wetenschappelijke uitgeverijen hier goede en goedkope opleidingen gaan aanbieden? Wat betekent het voor de waarde van diploma's, voor het vestigingsbeleid ten aanzien van buitenlandse instellingen, voor de bekostiging van het publieke onderwijs? Moet de overheid zich dan helemaal richten op het koopkrachtig maken van studerenden en de onderwijsinstellingen alleen nog voor hun onderzoekstaken uit de openbare kas subsidiëren? We beginnen er net over te denken." Intussen probeert Nederland de achterstand op de internationale onderwijsmarkt wat te verkleinen. In 2001 moeten er drie nieuwe steunpunten komen, die studenten de weg hierheen wijzen en Nederlandse instellingen helpen om partners te vinden voor hun projecten, in drie landen met emerging markets: China, Taiwan en Zuid-Afrika. In februari opent minister Hermans de eerste in Beijing, die spoedig daarna een dependance krijgt in Shanghai.
|
NRC Webpagina's 20 JANUARI 2001
|
Bovenkant pagina |
|