|
|
NIEUWSSELECTIE Kolyma: The Land of Gold and Death
|
Varlam Sjalamov: Berichten uit Kolyma.
De Bezige Bij, 904 blz. 125,- (geb.) Varlam Sjalamovs literaire momument voor de Goelag- slachtoffers Geloof niet, vrees niet, vraag niet
Pieter Steinz De anekdote heeft zo veel indruk gemaakt dat ze door Varlam Sjalamov meer dan eens is opgeschreven. Dit is de versie uit het verhaal 'Armencomités': 'In 1937 vroeg een arrestant tijdens een appèl aan de wachtcommandant van dienst iets over de toen net ingevoerde grondwet. De commandant antwoordde kortaf: "Dat gaat u niets aan. Uw grondwet is het wetboek van strafrecht".'De ironie is onmiskenbaar. De barbaarse Moskouse gevangenis waarin deze woordenwisseling plaats had, en waar Sjalamov in januari 1937 wegens 'contrarevolutionaire trotskistische activiteiten' werd vastgehouden, was een oase van recht vergeleken met de Siberische werkkampen die de dichter-schrijver daarna zou overleven. Zeventien jaren Goelag, verdeeld over een dozijn strafkampen, deden Sjalamov 'de bodem van het leven' zien en brachten hem - opnieuw in zijn eigen woorden - 'aan de grenzen van het menselijke.' Het zijn grote woorden, en ze zijn eigenlijk onkarakteristiek voor Sjalamov. Zijn in de jaren vijftig en zestig geschreven verhalen uit Kolyma, het kerngebied van de stalinistische werkkampen in het uiterste noordoosten van de Sovjet-Unie, kenmerken zich juist door een beheerste toon, een totale afwezigheid van pathos en sentiment. Dat de gruwelijkheid van het kampleven daarmee niet minder sterk wordt opgeroepen dan in bijvoorbeeld De Goelag Archipel van Aleksandr Solzjenitsyn, kan iedere Nederlander nu nalezen in Berichten uit Kolyma, de eerste integrale vertaling van de kampervaringen van Sjalamov, waarvan overigens pas in 1978 een editie in het Russisch verscheen (in Londen!). De slavisten Marja Wiebes en Yolanda Bloemen hebben de honderdtien 'berichten', afkomstig uit vijf bundels en met een gezamenlijke omvang van 850 dikbedrukte pagina's, omgezet in schitterend Nederlands en verdienen voor dat titanenwerk op zijn minst de Nijhoffprijs - zoals Varlam Tichonovitsj Sjalamov (1907-1982) alle lezers verdient die hij postuum kan krijgen. Niet dat de wereld per se gesticht of geïnformeerd moet worden. In een vorig jaar in het tijdschrift Raster herdrukt essay over zijn proza onderstreept Sjalamov dat de Berichten 'geen beschrijvingen, geen cijfermateriaal, geen redeneringen of sociaal- politieke gegevens' bevatten. Anders dan Solzjenitsyn, die hem in de jaren zestig nog heeft voorgesteld om gezamenlijk De Goelag Archipel te schrijven, is Sjalamov geen geschiedschrijver met preken in zijn ransel. Hij wil laten zien 'wat er nieuw is in het gedrag en de psychologie van een mens die tot een beest wordt teruggebracht.' Zijn proza, zo schrijft hij, legt het laatste beetje menselijkheid vast dat er van een mens in een extreme situatie overblijft.
Hoe klein dat restje is en waar het uit bestaat, onderzoekt Sjalamov in de Berichten. De kampen van Kolyma, dat door een van de zeki (gevangenen) wordt omschreven als Auschwitz zonder ovens, waren officieel niet gericht op vernietiging; de miljoenen mensen die er wegens (vermeende) politieke misstappen en doorsnee misdaden terecht kwamen, werden geacht te werken en zo een bijdrage te leveren aan de Sovjet-economie. Maar in de praktijk betekende veroordeling een doodvonnis. Om te beginnen kregen dwangarbeiders - vooral die in de goudmijnen - te weinig te eten om te kunnen werken, terwijl ze met vermindering van het rantsoen werden bestraft als ze de gestelde doelen niet haalden. De vodden die ze kregen uitgedeeld, gaven geen bescherming tegen de kou van de negenmaandswinter en werden vaak binnen een mum van tijd gestolen door criminelen. Alleen zij die geen stap meer konden verzetten door scheurbuik, dysenterie, pellagra, ondervoeding, slaapgebrek, bevriezingen of tuberculose, mochten een bliksembezoek brengen aan het ziekenhuis. En dan was er nog de willekeur van kampbewakers en autoriteiten die vooral in de hoogtijdagen van de stalinistische zuiveringen (1937-'38) leidde tot massale executies. Alle ontberingen komen bij Sjalamov aan de orde, soms expliciet maar meestal op een terloopse manier en in tot de verbeelding sprekende details. Zo maakt hij de kou van de tajga voelbaar door te vertellen dat doorgewinterde gevangenen ook zonder thermometer precies wisten hoe hard het vroor: 'als het uitademen van de lucht te horen is maar het ademhalen nog gemakkelijk gaat, is het 45 graden [...] Als het meer dan 55 graden vriest, bevriest je slijm zodra je het uitspuugt.' Over de honger zegt hij onder andere dat 'niemand wilskracht genoeg had om zijn ogen te kunnen afhouden van het voedsel dat in andermans mond verdween.' De massagraven in de Siberische permafrost spelen een rol in een verhaal over de zegeningen van een Amerikaans hulpprogramma ('Lend- Lease') waarvan de bulldozers worden gebruikt om lijken te verplaatsen: 'lichamen gleden over de helling, misschien wel gereed voor de herrijzenis.' En in de categorie (zogenaamd) klein leed meldt hij dat de luizen zich begonnen te roeren zodra je een barak betrad waar het een paar graden minder koud dan buiten was. Maar het is de psychologische schade die Sjalamov het meeste bezighoudt. Extreme ellende doodt de menselijke emoties. Vriendschap is een illusie, 'zelfs voor afgunst schoten onze krachten tekort.' Onverschilligheid is het beste waarop de gevangenen bij elkaar kunnen hopen, en 'wrok is het laatste menselijke gevoel, het gevoel dat het dichtst op het bot zit.' In het adembenemende verhaal 'Sententie' beschrijft Sjalamov wat er gebeurt als hij gestationeerd wordt op een minder helse plaats dan de goudmijn. Langzaam komen de emoties bij hem terug: na de onverschilligheid de angst, dan de jaloezie, dan het medelijden met dieren, en uiteindelijk het medelijden met mensen. Alleen de liefde blijft weg. 'Liefde komt als laatste en keert als laatste weer terug, en keert ze wel terug?' Op grond van zijn ervaringen in Kolyma stelt Sjalamov dat de mens mens is geworden 'omdat hij fysiek sterker is dan andere dieren, meer kan verdragen, en in de laatste plaats omdat hij zijn geest met succes heeft gedwongen zijn lichaam te dienen. ' Met een dier is de mens zelfs in de kampen niet te vergelijken; hij heeft meer weg van de Siberische dwerg-den waarover Sjalamov verschillende keren schrijft: een nietig boompje dat zijn takken tegen de grond drukt wanneer de eerste sneeuw gaat vallen en dat zich weer opricht wanneer de lente aanbreekt. Net als deze 'boom van de hoop' kan de kampmens alleen overleven als hij zich gedeisd houdt. 'Geloof niet, vrees niet, en vraag niet', luiden de drie geboden van de gevangene; maar daarbij mag je bepaalde morele grenzen niet overschrijden. Je hoeft je niet te schamen omdat je een 'crepeergeval' bent of rondrent 'als een hoer met een eetketel'; maar op het moment dat je steelt van je lotgenoten of de zwakkeren in je omgeving terroriseert, verlies je je menselijkheid. Dan ben je als politieke gevangene, als 'artikel-58'er', even erg als de maffiose criminelen waarvan het in Kolyma wemelt en die met moord en mishandeling zelfs de kampleiding voor hun karretje spannen. Aan die criminelen heeft Sjalamov zijn grootste trauma's overgehouden. In zijn bundel Schetsen uit de wereld van de misdaad, nu onderdeel van Berichten uit Kolyma, onderwerpt hij de Russische beroepsmisdadiger aan een vernietigende analyse, die niet alleen verplichte kost is voor bestudeerders van de hedendaagse Russische maffia, maar ook verbluft door de haat die eruit spreekt. En passant hekelt hij ook de romantisering van de misdadiger in de Russische literatuur, de misplaatste heldendorst die de jeugd bederft en het land veel schade heeft toegebracht. De belangrijkste opgave voor de kampbewoner is volgens Sjalamov om mens te blijven - iets wat prachtig geïllustreerd wordt in het absurdistische miniverhaal 'Prothesen'. Daarin vertelt de ik-figuur hoe hij samen met zes lotgenoten wordt uitgekleed voor een verblijf in een van de isoleercellen. De eerste man moet zijn stalen korset afgeven, de tweede zijn armprothese, de derde zijn gehoorapparaat, de vierde zijn houten been en de vijfde zijn kunstoog. '"We krijgen alle lichaamsdelen bij elkaar",' grinnikt het hoofd van de isolator. '"En wat geef jij?"' zegt hij tegen de 'ik'. '"Wat geef jij af? Je ziel?" "Nee," zei ik, "mijn ziel krijgen jullie niet".' Natuurlijk zijn er momenten waarop de kampervaring een fractie minder ondraaglijk is: een komische gebeurtenis, een extra rantsoen, de hulp van een vriendelijke dokter, een onverwachte daad van solidariteit. Maar evenals de meeste overlevers van de Duitse vernietigingskampen benadrukt Sjalamov 'dat het kamp voor de mens een volstrekt negatieve ervaring is, van het eerste tot het laatste uur. [...] Geen enkel individu zal ooit beter of sterker worden van het kamp. [Het is] een negatieve leerschool, een les in ontleding en ontbinding, voor gestudeerden evengoed als voor ooggetuigen, voor voorbijgangers evengoed als voor de liefhebbers van de schone letteren.' Achthonderdvijftig bladzijden negatieve ervaring, hoe houdt de lezer het vol? Zonder probleem, kan ik zeggen, zelfs al brengt onafgebroken lezing van Berichten uit Kolyma aan het licht dat Sjalamov veel van zijn ervaringen meermaals en in verschillende varianten in zijn verhalen verwerkte. Sjalamovs taal mag dan kaal zijn ('Ik had uit mijn door het kamp verdorde hersenen geen enkel overbodig woord weten te persen', laat hij een van zijn alter ego's zeggen), zijn laconieke stijl en ironie verhinderen dat zijn verhalen loodzwaar worden. Zijn gevoel voor relativering blijkt al uit de titels van de verhalen. Zo gaat 'Het pakket' over diefstal en mishandeling, en 'Veldrantsoenen' over een gruwelijke zelfverminking (om te ontkomen aan de zwaarste diensten), terwijl 'Een makkie' de ontberingen beschrijft van het werk dat als 'licht' werd beschouwd. Sjalamovs vaak kortademige zinnen hebben iets ontwapenends. 'En wie ligt er vandaag onder de laarzen van Kiseljov?,' staat er op de eerste bladzij van een verhaal over een sadistische chef. 'Qua gewicht zat er in hun tandprothesen meer goud dan deze mensen in hun korte leven in de mijnen van Kolyma opgroeven, bijeenharkten en loshakten,' constateert een van Sjalamovs alter ego's. En de slotzin 'Zo zat het met het speciale dieet', bij een verhaal over het galgenmaal van ziekenhuispatiënten, is slechts een van de vele laconieke eindes waarop Sjalamov het patent heeft. Sommige wendingen van Sjalamov zijn zelfs ronduit grappig. In het eerder genoemde verhaal 'Veldrantsoenen' varieert de verteller op de 'tabellen over de vervanging van levensmiddelen, waaruit bijvoorbeeld blijkt dat een emmer water evenveel calorieën bevat als honderd gram boter.' Het is het soort zwarte humor dat ook terugkomt in de opmerking 'dat het merendeel van de mensen die proberen zich ouder en zwakker voor te doen dan ze zijn, al in een veel slechtere conditie verkeert dan de conditie die ze willen simuleren.' Of in een verhaal als 'De groene procureur', waarin een gogoliaanse con man zich zogenaamd als geoloog het kamp uit zwendelt. Het is bewonderenswaardig en bijna ongelooflijk dat Sjalamov na bijna zeventien jaar kampgeschiedenis nog in staat is geweest om met zoveel distantie en humor zijn ervaringen op te tekenen. Ook al omdat de tijd waarin hij dat deed geen gemakkelijke was. Toen hij na zijn vrijlating en de dood van Stalin in 1953 naar Moskou was teruggekeerd, verbrak zijn 18-jarige dochter het contact met hem. Een jaar later scheidde hij van zijn vrouw, en vanaf 1957 kampte hij met ernstige gezondheidsproblemen. Hoewel er vanaf de jaren zestig vier bundels met gedichten van zijn hand verschenen, konden de verhalen uit Kolyma in de Sovjet-Unie alleen in samizdat gelezen worden. De publicatie van de verhalen in Parijs, eind 1981, leidde indirect tot Sjamalovs dood; de gealarmeerde KGB vervoerde de blinde en dove schrijver in januari 1982 naar een psychiatrisch ziekenhuis, waar hij op 17 januari overleed.
Net als Primo Levi, die andere beroemde overlever die literatuur maakte van zijn kampervaringen, streefde Sjalamov naar maximale eenvoud. 'Authenticiteit zal de kracht zijn van de literatuur van de toekomst,' schrijft hij in het bespiegelende verhaal 'De stropdas'. In 'Fragmenten uit mijn levens', waarmee Berichten uit Kolyma opent, kenschetst hij het bijbehorende proza als 'volstrekt ongekunsteld, met een nauwkeurig taalgebruik, waarin zich alleen van tijd tot tijd iets nieuws voordoet, [aan de hand waarvan] de lezer zich [zal] verbazen en geloof hechten aan het hele verhaal.' De verhalen uit Kolyma moesten zo waar mogelijk zijn, maar dat nam niet weg dat Sjalamov ze stileerde. Dat wordt niet alleen duidelijk wanneer je in het verzamelde werk dezelfde gebeurtenissen in enigszins andere versies tegenkomt, of wanneer de schrijver zijn eigen historische belevenissen verdeelt over een aantal alter ego's; maar vooral wanneer Sjalamov de lezer een kijkje in de keuken biedt in het verhaal 'De eerste tand'. Na een rechttoe-rechtaan verteld verhaal over een mishandeling zegt een niet eerder genoemde ik-figuur plotseling: 'Geen slecht verhaal. Literair verantwoord. Je krijgt het alleen nooit gedrukt. En het einde is wat amorf.' De verteller is niet voor één gat te vangen en maakt het verhaal nog op twee andere manieren af, zonder de 'ik' daarmee tevreden te stellen. Waarop hij zegt: 'Dan houd ik het bij de eerste [variant]. Ook al wordt het niet gedrukt, het is toch draaglijker als je het opschrijft. Als je het opschrijft kun je het vergeten...'Sjalamov zal van de inventieve verhalenverteller ongetwijfeld wat weghebben, maar met deze laatste stelling is hij het niet eens. Als hij verslag doet van zijn terugkeer naar de bewoonde wereld - in het verhaal 'De trein' - memoreert hij hoezeer hij schrok van de snelheid waarmee zijn tijd in het kamp vervaagde tot een boze droom. 'Ik schrok van deze verschrikkelijke kracht van de mens, de wens en het vermogen om te vergeten. Ik zag in dat ik in staat was alles te vergeten en twintig jaar van mijn leven uit te wissen. En wat voor jaren! En toen ik dat eenmaal besefte overwon ik mezelf. Ik wist dat ik mijn geheugen niet zou toestaan alles te vergeten wat ik had gezien.'Van die zelfoverwinning is Berichten uit Kolyma de indrukwekkende uitkomst. Je kunt kniesoren dat de zware en dikke verzamelband, met al zijn doublures en het voorbijgaan aan iedere chronologie, te veel van het goede is; maar niemand is verplicht om de verhalen van A tot Z te lezen. Je kunt opmerken dat uitgeverij De Bezige Bij zo snel mogelijk moet komen met een betaalbare en handzame paperback (waarin dan meteen de meer dan dertig zetfouten gecorrigeerd kunnen worden). Maar het doet allemaal niets af aan het monumentale karakter van deze uitgave. Berichten uit Kolyma is een gedenkteken in woorden voor de miljoenen naamloze slachtoffers van de Goelag. En wat voor woorden!
Het aan Varlam Sjalamov gewijde nummer van het literair tijdschrift Raster (nr. 88, 1999) is nog steeds leverbaar (29,50). Uitgeverij Bert Bakker herdrukte in 1998 een kleine selectie van het werk van Sjalamov onder de titel 'Kolyma, verhalen uit de Goelagarchipel'.
|
NRC Webpagina's 12 JANUARI 2001
|
Bovenkant pagina |
|