|
|
|
NIEUWSSELECTIE Politie Amsterdam-Amstelland
|
Onbehagen
Bovendien zijn ophelderingspercentages een uiterst omstreden maatstaf voor deze inzet. Kalsbeek gaf dat - voor haar beëdiging gisteren tot staatssecretaris van Justitie - in een follow-upvraaggesprek met het politietijdschrift volmondig toe. De indicator is gebaseerd op "een ongenuanceerde telling van verdachten ten aanzien van een zeer divers scala van lichte en zware, weinig en veel voorkomende, haal- en brengdelicten". Deze omschrijving is afkomstig van minister Korthals (Justitie) in een begrotingsdebat met het Kamerlid Kalsbeek in 1998. Zijn conclusie: "Hierdoor herkent de politieman op de werkvloer zich nauwelijks in het percentage." Zware delicten vergen veel inzet. Lichtere delicten die massaal voorkomen domineren echter het percentage. De ophelderingsindicator ontbeert volgens de bewindsman dan ook "uitstralingseffecten intern terwijl de geloofwaardigheid naar buiten haar negatieve effecten wel kent". Over dat laatste zijn de minister en de nieuwe staatssecretaris het in elk geval eens. Interessanter is de vraag: wat nu? Blijkens haar vraaggesprek zoekt Kalsbeek het vooral in uitbreiding van de mankracht ten behoeve van het "fijnmazige" politietoezicht. Het is echter de vraag of een blik agenten opentrekken zoden aan de dijk zet, blijkt uit een bijdrage van het Kamerlid zelf aan de slotaflevering van vorig jaar van het Nederlands Juristenblad. Deze is gewijd aan het thema 'onbehagen'.
DAARIN SIGNALEERT Kalsbeek een paradox waarmee zij zelf nog zeker te maken zal krijgen. Hoewel niemand zal bestrijden dat er sprake is van onbehagen met het strafrecht, slaat Nederland in Europees perspectief een goed figuur waar het gaat om vertrouwen in politie en justitie. Het onbehagen kan ook niet verklaard worden uit een veel voorkomend en toenemend gevoel van onveiligheid. Hoewel de criminaliteitscijfers de laatste decennia zijn gestegen, zegt driekwart van de Nederlandse bevolking zich nooit onveilig te voelen. Kalsbeek verklaart het onbehagen voor een deel uit wrevel over allerlei miskleunen van het justitiebedrijf. Het gaat daarbij vooral om incidenten, maar ze blijven lang hangen. Neem de beruchte 'vormfouten' waardoor criminelen de dans zouden ontspringen. Lastige wetsbepalingen zijn versoepeld om de justitie meer bewegingsvrijheid te geven, maar de vormfouten duiken nog steeds te pas en te onpas op in het publieke debat. Zou dat niet te maken hebben met de onrealistische verwachtingen die bij het publiek leven over de strafrechtspleging? In dezelfde aflevering van het Juristenblad spreekt de voorzitter van het College van procureurs- generaal, De Wijkerslooth, van een "verlaging van de maatschappelijke pijngrens", een afnemende bereidheid van mensen de negatieve kanten van het bestaan te accepteren. Dat geldt niet alleen voor strafrecht, maar komt ook tot uiting in een nieuwe 'claimcultuur'. Kalsbeek vraagt zich af hoe het komt dat mondige burgers en zelfs hooggeleerde politici die de mondigheid en zelfredzaamheid van burgers als uitgangspunt hanteren zoveel heil verwachten van de overheid. Vanuit cultuurfilosofische invalshoek valt uit te leggen dat het een het ander niet uitsluit. Een toenemend gevoel van eigenwaarde van het individu en assertiviteit leiden immers al gauw tot hogere verwachtingen.
DE JUSTITIE ZAL dus voorlopig wel te maken blijven heb ben met onbehagen. Dat betekent eerst en vooral dat zij wat heeft uit te leggen. Dat kan beter, met name als het gaat om de motivering van strafvonnissen. Maar de beste motivering neemt niet weg dat de strafrechtspleging soms nee moet verkopen aan de samenleving wegens "intrinsieke waarden van het recht", zoals Korthals het uitdrukte in een vorig begrotingsdebat. Dan helpt alleen een rechte rug.
Zie ook:
Amsterdamse politie bestrijdt uitstroom agenten (2 januari 2001)
|
NRC Webpagina's 3 JANUARI 2001
|
Bovenkant pagina |
|