U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
Klik hier
N R C   H A N D E L S B L A D  -  Z A T E R D A G S   B I J V O E G S E L
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

 NIEUWSSELECTIE 
 KORT NIEUWS 
 RADIO & TELEVISIE 
 MEDIA 

Jehova's getuigen hebben geleerd om soepeler te zijn

Het soort dat niet terugdeinst


Ze zetten de voet niet meer tussen de deur, en doen rollenspelen om doeltreffend te bekeren. Als Jehova's getuigen over de hele wereld gepredikt hebben, zal het einde gekomen zijn. Maar: 'In de eeuwigheid moet wel gewerkt worden, je hoeft je niet te vervelen.'

Petra de Koning

Anneke Houttuin belt aan bij het laatste huis van de Weemstraat in het Gelderse dorp Didam. Een jongetje doet open. "Dag jongeman, is je mammie thuis?" Het jongetje knikt en rent weg. Anneke Houttuin (61) draagt een lange bruine rok en een lange bruine jas, ze heeft kort bruingeverfd haar, een rond brilletje. Ze kijkt naar binnen en snuift. "Deze mevrouw is vlees aan het braden, ze heeft het druk." Met haar voet duwt ze de deurmat recht. " Een tic van mij", zegt ze later.

Een vrouw van in de dertig verschijnt in de deuropening. Anneke Houttuin glimlacht. "Goedemorgen mevrouw, u heeft het druk. Toch wilde ik u even storen. Mijn naam is Anneke Houttuin, ik ben getuige van Jehova en ik wil graag met u over het geloof praten."

"O", zegt de vrouw, "daar heb ik geen belangstelling voor." Maar ze doet niet, zoals de anderen deze ochtend, de deur meteen halfdicht. Anneke Houttuin zegt: "Daar bent u vrij in natuurlijk. Mag ik u één vraagje stellen? Hoe is dat zo gekomen?"

"Nou ja, we gaan wel iedere zondag naar de kerk."

Anneke Houttuin gaat wat dichter bij de deuropening staan. "Dus u bidt ook wel eens?"

"Iedere avond voordat we gaan slapen, doen we een weesgegroetje." Anneke Houttuin pakt een Wachttoren uit haar tas. "Als u dat doet, heeft u vast niet het idee dat u tegen het plafond praat, toch? Hier heb ik een artikel over bidden, en of dat wel zin heeft."

"Ja, dát weet niemand", zegt de vrouw.

Anneke Houttuin: "In dit artikel wordt uiteengezet waarom sommige gebeden wél en sommige níet worden verhoord. Leest u dit maar eens rustig door, dan kom ik nog eens terug om te horen hoe het was."

De vrouw pakt het tijdschrift aan. "Ik weet niet of ik eraan toe kom, hoor." Om de hoek schrijft Anneke Houttuin het huisnummer op. Wie een tijdschrift van Jehova's getuigen aanneemt, heet 'geïnteresseerde' en kan rekenen op 'nabezoek'. Annekes man, Bernhard Houttuin (62), staat op haar te wachten. Hij deed de oneven nummers in de Weemstraat. "Zo", zegt hij, "jij had een heel gesprek met die mevrouw."

Woensdagochtend, 6 december. Het is koud en het motregent. Met z'n zessen, twee broeders en vier zusters van de gemeente Zonnemaat in Zevenaar, 'bewerken' ze deze buurt - zo noemen ze hun verkondigingswerk langs de deur. De meeste huizen zijn twee-onder-één-kap. Naast bijna iedere voordeur hangt een beschilderde dakpan als naambordje of met een boodschap erop: 'Kom d'r in'. De vrouw in de Weemstraat is de eerste die deze ochtend langer dan een paar seconden naar Anneke Houttuin wil luisteren. De anderen zeggen: "Ik heb m'n eigen geloof", of: "Geen interesse." Anneke Houttuin probeert nog " vrijblijvend" een Wachttoren of Ontwaakt! achter te laten, maar ook dat mislukt. "U bent een vrij mens", zegt ze dan. "Prettige dag verder." Ze begint er uit zichzelf over. Over die voet tussen de deur. Het eerste waar mensen aan denken, zegt ze, als ze over Jehova's Getuigen horen. Een cliché, vindt ze. "Alleen als het regent en ik wil iemand iets uit de bijbel voorlezen, vraag ik: Mag ik een stapje verder doen?" Jaren geleden waren getuigen "wat vasthoudender, fanatieker". Ze denkt dat daar klachten over kwamen, en dat toen van bovenaf is besloten dat het anders moest. "Ons is geleerd om soepeler te zijn. Als mensen niet geïnteresseerd zijn: even goeie vrienden."

Volgens het hoofdkantoor, The Watch Tower Bible and Tract Society in Brooklyn, New York, zijn er over de hele wereld bijna zes miljoen Jehova's getuigen. In Nederland zijn het er zo'n dertigduizend. Eind negentiende eeuw begonnen ze met prediken, ze noemden zich Bijbelonderzoekers. In 1931 veranderden ze dat in Jehova's getuigen. De bijbel is voor hen 'de waarheid'. Ze gaan langs de deur omdat in Mattheüs 28 staat dat dat moet. Het is niet genoeg dat zijzelf de waarheid kennen, hun belangrijkste opdracht is het om die kennis door te geven. Als er 'over de gehele wereld' gepredikt is, zal het einde gekomen zijn. Ze verwachtten dat einde in 1914 en in 1975, maar nu houden ze zich vast aan wat Jezus zelf er over zei: niemand weet de dag en het uur.

In 1914 is er volgens Jehova's getuigen wel een 'overgangsperiode' begonnen. Het was oorlog in de hemel, en satan werd naar de aarde geslingerd. De getuigen waarschuwen dat we nu in de 'eindtijd' leven. God zal ingrijpen, hij zal de goddelozen vernietigen en het paradijs vestigen op aarde. Er zal geen ziekte meer zijn, geen angst, geen dood. "Er zijn mensen die denken dat het saai is, eeuwig leven", zegt Bernhard Houttuin. "Mij lijkt het juist fantastisch. Je kunt het in alle rust doen. En er moet wel gewerkt worden, je moet zaaien, oogsten. Je hoeft je niet te vervelen."

Loodgieter

In de Koninkrijkszaal van de Jehova-gemeente Vredenburg in Utrecht zijn op zaterdagavond zo'n vijfenveertig gelovigen samengekomen. De vrouwen dragen een jurk of lange rok, de mannen - glad geschoren - een pak. Op het podium staan witte, rieten stoelen en een tafel. De gordijnen achter het podium, de stoelen in de zaal en ook de bloemen zijn zachtroze. Aan de muur een bijbeltekst (Hebreeën 10:39): 'Wij behoren niet tot het soort dat terugdeinst... Maar tot het soort dat geloof heeft.'Broeder Adri Vermeulen, gepensioneerd loodgieter uit Utrecht-Oost, is deze avond aan de beurt voor de lezing. Het onderwerp: 'Houdt u rein van wereldse verontreiniging'. Op de eerste rij zit Anne, een zwerver van een jaar of zestig, met grijze krullen en een grijze baard. Hij draagt een vaalzwarte, vieze broek, een groene trui. Op de stoel naast hem staat een plastic tas met flesjes bier. Hij pulkt in zijn neus, steekt daarna zijn vingers in zijn mond. Vermeulen noemt "verontreinigende praktijken die we kunnen volgen in de nieuwsmedia". Het gaat over Russen die zoveel roken, over drugsgebruik, de Wereld Aidsdag, fraude, en over politici die lijden aan drankzucht of bezeten zijn van seks. "De seksuele immoraliteit viert hoogtij", zegt Vermeulen. Anne heeft zijn leesbril opgezet, hij knikt heftig met zijn hoofd - hij is het met de spreker eens - en maakt aantekeningen. "We krijgen hem eindelijk een beetje in het gareel", zegt ouderling Aad van Hagen later. Anne komt vanaf begin dit jaar in de Koninkrijkszaal, hij liep langs en wou meedoen. In het begin, zegt Van Hagen, "provoceerde" hij de getuigen. "Tijdens lezingen schudde hij nee, hij trok blikjes bier open, deed grof tegen de zusters." Nu drinkt Anne niet meer in de zaal, en hij volgt een bijbelcursus.

Gemeentes van Jehova's getuigen, waar ook ter wereld, komen drie keer in de week bij elkaar. Op zaterdag of zondag is er een Openbare Vergadering: een lezing van drie kwartier, en de Wachttorenstudie. Een van de broeders leest een artikel voor, een ouderling stelt vragen. Op dinsdag is er Theocratische Bedieningsschool: getuigen houden 'oefenlezingen' en doen rollenspelen om te leren hoe ze aan de deur hun boodschap moeten brengen. En op donderdag is er Boekstudie: in groepjes bestuderen ze teksten en geven antwoord op vragen daarover van de boekstudieleider. De getuigen zelf vragen op die bijeenkomsten bijna niks. Dat past niet in 'de cultuur', denkt ouderling Van Hagen. "En het is niet de bedoeling dat er discussies ontstaan."

Daar is ook geen tijd voor. De zes miljoen Jehova's getuigen over de hele wereld volgen hetzelfde, wekelijkse programma, opgesteld door het hoofdkantoor in Brooklyn. Ze lezen dezelfde teksten, ze krijgen er dezelfde vragen over. Ze zingen ook dezelfde liederen (de muziek, op cassette of cd, is opgenomen in Brooklyn), en ze krijgen dezelfde instructies voor de prediking.

Op dinsdagavond 5 december gaan die over 'de telefoongetuigenis'. Jehova's getuigen verkondigen niet alleen aan de deur, ze staan ook op parkeerplaatsen, bij winkelcentra, stations. Of ze bellen op. Maar wat moeten ze dan precies zeggen? Een belangrijk onderwerp, vinden de getuigen in Zevenaar. Bij de meeste flats moeten ze hun boodschap door de intercom roepen, en of het nu telefoon is of intercom: je ziet 'de huisbewoner' niet en toch moet je tot zijn hart zien door te dringen. Dat is lastig.

Het podium is zachtroze, zoals in Utrecht, en er staan dezelfde witte, rieten stoelen en tafel. Broeder Onno Polak bespreekt een artikel uit het blad 'Onze Koninkrijksdienst'. Wat doe je als je een antwoordapparaat krijgt? "Hang niet op", staat er. "Heb in plaats daarvan een goed voorbereide reactie uitgeschreven die je kunt voorlezen. Oefen om dat met vriendelijke, onderhoudende stem te doen."

Onno Polak vraagt wat het voordeel kan zijn van zo'n boodschap. Er worden vingers opgestoken, Polak geeft de beurt aan zuster Van Wessel. "Als ze die afdraaien, nemen ze tenminste even tijd om naar je te luisteren." "Ja hoor, heel goed", zegt Polak.

Een andere vrouw die de beurt krijgt, vult aan: "En je hoort geen 'nee' hè?" "Nog meer voordelen", vraagt Polak. Opnieuw gaan vingers de lucht in. "Het is niet koud, je zit lekker warm thuis als je opbelt", zegt een man. "Je kunt het rustig voorbereiden", zegt een ander. "En als je de straat niet op kunt omdat je ziek bent geweest, kun je toch je velddienst doen." Onno Polak is tevreden. "Je ziet, het hoeft helemaal niet zo moeilijk te zijn. " Polak zal nu, dat hoort erbij, een demonstratie geven. Vóór hem staat een telefoon, hij draait een nummer. "Dit is de voicemail van...", klinkt het uit de luidspreker. Polak: "Mijn naam is Onno Polak. Ik vind het jammer dat ik u niet thuis heb getroffen. Ik wil u graag uitnodigen voor onze bijeenkomst in de Koninkrijkszaal."

Volgens het programma van vanavond moet dit onderdeel om vier minuten over half negen zijn afgerond. Precies om die tijd sluit Polak af met: "Het is een kwestie van oefenen, om het een beetje natuurlijk te laten klinken."

Uitgesloten

De Jehova's getuigen zijn strak, hiërarchisch georganiseerd. Brooklyn is de baas. Het Amerikaanse hoofdkantoor heeft de wereld verdeeld in zones, en die weer in districten. Nederland heeft er twee: noord en zuid. Die hebben 22 kringen onder zich, en de kringen staan weer boven de 415 gemeentes. Er is toezicht op alle niveaus. Een gemeente wordt geleid door ouderlingen, altijd mannen. Zij tellen hoeveel gelovigen er op vergaderingen komen, en ze houden precies bij hoeveel tijdschriften getuigen verspreiden, hoeveel uren ze langs de deuren gaan en hoeveel nabezoeken ze afleggen. Wie een maand niet predikt, wordt geregistreerd als 'ongeregeld'. Wie zes maanden niks doet aan de verkondiging heet 'inactief'. Een echte Jehova's getuige ben je dan niet meer, omdat je niet getuigt.

Per jaar worden er zo'n driehonderd getuigen 'uitgesloten'. De straf die volgt op een 'ernstige zonde'. Meestal gaat het om 'hoererij' - samenwonen, seks vóór het huwelijk, homoseksueel 'gedrag' - of overspel. In zo'n geval wordt er in een gemeente een Gerechtelijk Comité opgericht van drie ouderlingen die met de zondaar praten. Als het comité vindt dat de man of vrouw oprecht berouw heeft, wordt er niet overgegaan tot uitsluiting. Wel worden er dan 'correcties' opgelegd: een getuige mag bijvoorbeeld een paar maanden geen antwoord geven op vragen die een ouderling tijdens bijeenkomsten stelt over teksten.

Een getuige die is uitgesloten mag nog wel in de zaal komen, maar niemand zal met hem praten. Alleen een ouderling mag het woord tot hem richten. De uitgeslotene kan, als toch diep berouw blijkt, wel worden 'hersteld'.Als een Jehova's getuige trouwt met iemand die zelf geen getuige is, is dat een 'overtreding van een beginsel'. Ouderling Van Hagen: "Je doet iets wat in onze lectuur wordt ontraden, het is verkeerd." Er staat geen uitsluiting op, maar een broeder zal in zo'n geval geen ouderling kunnen worden. "Een smetteloze reputatie heb je dan niet meer."

Jehova's getuigen mogen geen bloedtransfusies ontvangen. Wie bewust zo'n transfusie accepteert, hoort er niet meer bij. Als ouders tijdelijk uit de ouderlijke macht worden ontzet en hun zieke kind bloed krijgt, heeft dat volgens Van Hagen verder geen gevolgen voor de getuigen. "De ouders dragen geen gewetenslast." Ze doen ook niet mee aan verkiezingen. Een stem uitbrengen betekent 'vertrouwen stellen in de wereld' en dat is niet de bedoeling. Het gaat om het 'koninkrijk van God'.

Ieder half jaar komt de 'kringopziener' op bezoek bij een gemeente, hij blijft een week. Hij komt met instructies van het Nederlandse hoofdbestuur in Emmen, en aan het eind van de week rapporteert hij aan Emmen hoe het ervoor staat: of er in de gemeente sprake is van 'groei' of 'verslapping'. Er zijn ook district opzieners en zone-opzieners. Uiteindelijk komt alle informatie in Brooklyn terecht.

Ruben van den Heuvel van het hoofdbestuur kan zich voorstellen, zegt hij, dat er mensen zijn die dat beklemmend vinden. Maar er staat in de bijbel, Hebreeën 10 vers 24, dat gelovigen "op elkaar moeten letten". "Het is pastorale zorg. Er kan van alles met iemand aan de hand zijn als hij opeens minder gaat prediken. Een ouderling kan dan vragen: Wil je aangemoedigd worden?" Een paar weken geleden kwam de kringopziener langs in Zevenaar en Utrecht. Zijn rapportage over Zevenaar viel niet mee, zegt ouderling Bernhard Houttuin eerlijk. "Bij ons was alles achteruitgegaan: het vergaderbezoek, het verspreiden van lectuur, de prediking, de nabezoeken." Volgens ouderling Aad van Hagen was het resultaat in Utrecht "heel positief". "Hij noemde ons een warme gemeente." Er werd wel opgemerkt dat de bijeenkomsten niet goed bezocht werden.

Vanaf 1995 neemt het aantal Jehova's getuigen in Nederland af met één tot twee procent per jaar. (Na de Tweede Wereldoorlog deed zich maar één keer eerder een daling voor. Dat was na 1975, toen de voorspelling van het einde niet uitkwam.) Ook in andere West-Europese landen verliezen Jehova-gemeentes leden. Wereldwijd neemt hun aantal nog wel toe, met ruim twee procent per jaar. De groei zit vooral in de vroegere Sovjet-Unie.

Jehova's getuigen in Nederland denken dat ze leden kwijtraken door de welvaart. Van Hagen: "De mogelijkheden om je te ontspannen worden groter. Mensen kunnen vier keer per jaar op vakantie, ze kunnen doen wat ze willen. Dat veroorzaakt geestelijke schade." Het bestuur in Emmen maakt zich zorgen over de daling, maar volgens Van den Heuvel alleen "uit pastorale overwegingen". , ,Mensen jagen materialistische genoegens na, dat wordt steeds sterker. Maar we zijn niet pessimistisch, het past in de tekenen des tijds."

In 1938 las Johanna Ulsamer (88) een artikel in een tijdschrift van het Wachttorengenootschap. De kop was 'Blootgelegd', het ging over leerstellingen van de katholieke kerk. "Ik zat er altijd al mee in de knoop", zegt ze. "Op school hadden de nonnetjes mij zó bang gemaakt voor de hel. Als ik 'stik' had gezegd zag ik mezelf al branden." Ze kreeg bijbelstudie van een Jehova's getuige, maar was snel overtuigd en liet zich dopen.

Ook in de oorlog predikte ze langs de deur. 's Avonds laat, omdat het verboden was. Een jongen die zei dat hij zich zou laten dopen, bleek een verrader. Twintig getuigen werden gearresteerd. Johanna Ulsamer kwam in Ravensbrück terecht. Ze wil er niet over praten, ze zegt alleen: "Als je weigerde munitie te maken voor de Duitsers kreeg je vijfentwintig stokslagen."

Begin jaren vijftig ging Johanna Ulsamer naar Brabant om te verkondigen. In de dorpen werd ze uitgescholden en getreiterd door kinderen. Ze hoorde ook dat pastoors vanaf de kansel hadden gezegd dat hun parochianen Jehova's getuigen mochten natgooien. De getuigen kregen niet alleen water over zich heen. Ook po's met urine werden uit het slaapkamerraam gegooid.

Toch nam het aantal Jehova's getuigen tussen 1950 en 1960 toe met zo'n tien, soms zelfs twintig procent per jaar. Vooral in het katholieke zuiden groeiden de gemeentes hard. "Het zou kunnen", zegt Van den Heuvel van het hoofdbestuur voorzichtig, "dat katholieken zich wat eerder aangesproken voelden. Ze hadden vaak geen kennis van de bijbel. Als wij langskwamen, zullen zij misschien sneller hebben gezegd: 'Formidabel, daar wist ik niks van.' Protestanten zeggen: 'Dat is waar, maar dit en dit staat óók in de bijbel.' Dan krijg je een ander soort discussie."

In de Utrechtse wijk Tuinwijk zitten op donderdagochtend 14 december twee mannen en vier vrouwen met hun bijbel op schoot. Ze bereiden zich voor op de prediking. Henk Elsing, timmerman, nu twee jaar in de VUT, leest voor uit Johannes 17. En hij stelt vragen. "Wat gaan we aanbieden deze week?" Een zuster steekt haar hand op. "De bijbel en het kennisboekje." Dat boekje is een introductie op de bijbel, de getuigen gebruiken het als ze geïnteresseerden bijbelstudie geven.

"Heel goed", zegt Elsing. "En hoe kunnen we dat het beste doen? Zuster Koekkoek?"

Jacqueline Koekkoek: "We kunnen vragen of mensen een bijbel in hun bezit hebben, en of ze met vragen zitten. Bijvoorbeeld waarom God lijden toelaat." Elsing: "En wat is onze verantwoordelijkheid als we boekjes aanbieden?" "Dat we teruggaan."

Elsing knikt. "We moeten wat harder werken aan onze nabezoeken. Dat was de zorg van de kringopziener in onze gemeente."

Elsing bidt hardop. Daarna leest hij de 'niet-bel-adressen' voor, van mensen die niet willen dat er nog een Jehova's getuige bij hen aan de deur komt. Edith van Hagen (48) 'bewerkt' deze ochtend de Willem Arntszkade, de Zwaluwstraat en de Zaagmolenkade. In de Zwaluwstraat doet een man zwart shirt, spijkerbroek, blote voeten - open. Nee, hij wil niet praten. Het geloof heeft hém nooit geholpen. "En ik heb al zoveel mensen verloren." "Is dat zo", vraagt Edith van Hagen. "Misschien kan ik u..." Ze pakt een tijschrift uit haar tas. De man zegt: "Nee, ik heb geen tijd, goeiedag."

Op de Willem Arntszkade praat Edith van Hagen door de intercom met een man op de eerste verdieping. "Goedemorgen! Alles goed met u?" "Ja, alles is goed. " "Ik heb bij u aangebeld om met u over de bijbel te praten, en ik heb wat tijdschriften die over kerst gaan. Mag ik die bij u in de bus doen?" "Doet u dat maar", zegt de man. Edith van Hagen schrijft zijn adres in haar notitieblokje. Dat wordt een nabezoek.

Op de Zaagmolenkade wil een psychologiestudent wel met haar praten. Hij zit voor z'n tentamens, het moet niet te lang duren, maar hij heeft "zo diep nagedacht over dat hele Christusverhaal", hij wil er graag wat over zeggen. Jezus, dat is voor hem "ieder mens". Hij denkt niet dat Jezus "een bestaand iemand" is geweest. Edith van Hagen komt er nauwelijks tussen. Ze pakt een Wachttoren over de kerstdagen uit haar tas Jehova's getuigen vieren geen kerst en wil wat zeggen, maar de student is haar voor. Die kerstgebruiken komen volgens hem van de Noord-Amerikaanse indianen. "Het heeft ermee te maken dat dit de kortste tijd van het jaar is, dat het licht opnieuw op aarde komt."

Na zo'n vijf minuten wil hij weer naar binnen. "Ik sta kou te vatten." Edith van Hagen: "Ik wil u één vraag meegeven. Als u later een praktijk heeft, hoe gaat u dan om met mensen zoals wij? Wij geloven in Jezus, u niet." Het tijdschrift stopt ze weer in haar tas. "Hij wist het allemaal al zo goed", zegt ze later. Waarom ze zelf weinig zei? "Die jongen wou graag zijn verhaal doen. Mensen denken dat wij hen willen overmeesteren en bekeren. Ik laat ze graag achter met het idee: hé, dat was een leuk gesprek." Zo'n vijftien jaar geleden had Bernhard Houttuin uit Zevenaar een boer achter zich aan die dreigde met een mestvork. In hetzelfde dorp, een katholiek dorp aan de Rijn, was er een man die schreeuwde: "Vuile Jehova's, naar de gaskamers met jullie." Er zijn nog steeds mensen die "heel naar" doen, zegt Anneke Houttuin. Opvallend vaak zijn dat bejaarden. "Die denken dat ze het allemaal al weten." Volgens Bernhard Houttuin zijn de reacties aan de deur wel minder grof, minder agressief geworden. "Wij zijn veranderd, maar de huisbewoners ook."

Ze prediken 'uit liefde voor God', én voor de medemens. In die volgorde. "De meesten", zegt Jacqueline Koekkoek uit Utrecht, "zitten niet op ons te wachten." "Ik vind het vaak zó zielig als ze niet willen luisteren", zegt Anneke Houttuin. "Om wat ze boven het hoofd hangt."

NRC Webpagina's
23 DECEMBER 2000

Archief
Zaterdags Bijvoegsel


( a d v e r t e n t i e s )

Klik hier

Klik hier

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad