Overpeinzing van een hippe imam
De grootste zorg van een goede
moslim is 'niet de ongelovige of de andersgelovige maar de
medegelovige', zo zou een tolerante imam eens hebben gezegd. Dit tot
grote vreugde van een hippe imam, die Said El Haji uit de brand
helpt en een kerstoverdenking voor de lezers van NRC Handelsblad
schrijft.
In hun gebeden en meditaties smeekten geestelijke leiders en andere
zwevers in 1999 om een voorspoedige millenniumwisseling, terwijl
onheilsprofeten en doemgoeroes, na nauwkeurige bestudering van de
cryptische verzen van Nostradamus, het einde der tijden aankondigden.
Apocalyps 2000! Het zat hem in de onwrikbare rondheid van het getal, dat
zelfs overtuigde rationalisten steviger de voeten in de grond plantten,
want je wist maar nooit. Nu, een jaar later, enkele rampen,
omwentelingen en mijn romandebuut daargelaten, is er nog niets gebeurd
wat het alledaagse overstijgt. Maar we weten het nog steeds niet. Hoe
moet het verder met de VS nu Bush jr. president is geworden? Milosevic
is afgezet, maar is Kostunica wel zo goed? Hoe moet het nou in
Israël en Palestina, Irak, Indonesië? Wordt de Europese Unie
geen tweede Toren van Babel? En is Van der Jagt nou wel of niet
Grunberg? Waar moet je in deze wervelstorm van onzekerheden in godsnaam
over peinzen?! Of het nu Kerstmis of Ramadan is, iemand die zo is
aangetast door de ziel van zijn tijd, zoekt geen heil in overpeinzingen.
Het liefst heft hij nog eens het glas en proost op de onverschilligheid.
De oplossing diende zich gelukkig spoedig aan in de vorm van Mazjied al-
Wahd, een hippe imam met wie ik goede vrienden ben en die toevallig
langsfietste. Ik vroeg hem of híj niet misschien een overpeinzing
wilde schrijven voor deze krant. Hij voelde zich zeer vereerd en ging
direct aan de slag. Een week later lagen de volgende twee brieven in
mijn brievenbus.
Beste Said,
Een overpeinzing voor NRC Handelsblad! Bij Hem in Wiens hand mijn
leven is, zelfs een eenvoudige imam als ik weet van de gerenommeerde
reputatie van deze krant! De literaire aspiraties die ik koester kon ik
tot nu toe alleen uitleven in mijn preken, maar dankzij jou komt daar
verandering in. Daar ben ik je zeer erkentelijk voor.
Overigens heb je er goed aan gedaan de opdracht aan mij door te geven:
van een kind waardeert men geen gemoraliseer.
Beste NRC-lezer,
Kranten lees ik niet, maar de gebeurtenissen in de wereld ontgaan mij
zelden. Ik sta in het leven en het nieuws bereikt mij hoe dan ook
altijd. Waar kan ik in deze onzekere tijden beter over schrijven dan
over de onzichtbare hand die ons door het leven leidt? Van Walid ibn
Abbaas, een betrouwbare man met een uitstekend geheugen, en bovendien
een begenadigd spreker, stamt het bericht van Oethmaan Lachterom, via
diens zoon - een islamoloog - die het weer heeft van de geleerde Abd al-
Malik ibn Roefjaan, die een hem bevriende en tolerante imam (tevens
lector aan de Al Azhar-universiteit in Kaïro) - die om
begrijpelijke redenen anoniem wenst te blijven - heeft horen zeggen dat
de grootste zorg van de goede moslim 'niet de ongelovige of de
andersgelovige is maar de medegelovige', of woorden van die strekking.
Ongetwijfeld worden hier de rotte appels binnen de moslimsgemeenschap
bedoeld, maar dat weet God het beste.
Eindelijk! Een uitspraak als deze, afkomstig van een niet geringe
moslimbroeder, was lang te verwachten. In het document van Medina is
overeengekomen dat moslims elkaars beschermheren zijn, maar er is ook
overeengekomen dat deze regel niet diegene beschermt die onrecht doet of
een misdaad begaat. Derhalve: ik vind de gang van zaken omtrent het
operaspektakel Aïsja en de vrouwen van Medina, dat in het kader van
Rotterdam Culturele Hoofdstad 2001 zou worden opgevoerd maar nu wegens
dreigementen uit fundamentalistische hoek jammerlijk is afgelast, een
zeer kwalijke zaak, ja, een schande! Ik vind het een slag in het gezicht
van de kunst, die laat zien dat de systemen (kunst en religie) elkaar nu
eens niet uitsluiten maar zelfs uitstekend dienen, een slag in het
gezicht ook voor de emancipatie van de moslimvrouw en een slag in het
gezicht van de islam als tolerante en volwassen godsdienst.
Ik schaam mij diep voor de uitspraak die sommigen - ik noem geen namen -
hebben gedaan toen in deze zaak naar hun mening werd gevraagd. Mormels
van onbenul zijn het! Bij Hem in Wiens hand mijn leven is, ik vraag mij
af hoe je je als rechtgeaarde moslim achter de dreigementen van een stel
duivelse fanaten kunt scharen! Tijdens de heilige Ramadan nog wel, maand
van verzoening, respect en tolerantie! Het riekt naar lafheid en ik
betreur het dat deze kwezels namens de islam zeggen te spreken waar zij
hem juist bezoedelen. Het is stijlloos, getuigt van een gebrek aan
geloof en gebrek aan respect voor het geloof. De islam wekt daarmee de
indruk niet op liefde en vergevingsgezindheid te stoelen, maar op angst
en bekrompenheid.
Steeds weer, de grootste pech van de islam is dat hij steeds weer wordt
besmuikt door halfhartigen. Dat steekt mij. Waar deze epigonen menen op
te komen voor de onfeilbaarheid van onze profeet Mohammed, storen zij
zich juist aan zijn menselijkheid, schamen zij zich daarvoor, terwijl
het algemeen bekend is dat hij niet meer was dan dat, dat hij pas op
veertigjarige leeftijd de eerste openbaring ontving en daarvoor een
zoekend bestaan leidde, vol twijfels en angsten.
Van geen enkele profeet is meer bekend dan van Mohammed, waarom
mystificeren? Bij Hem in Wiens hand mijn leven is, profeet Mohammed
ís geen god! Ik vind het teleurstellend dat sommigen, dwalers die
spreken uit een zwakke overtuiging, hem verafgoden als was hij de
Almachtige. Het gaat deze zotte zeloten er niet om of de islam al dan
niet beledigd wordt (dat doen zij zelf wel), het gaat hen erom elke vorm
van verandering en emancipatie tegen te werken. Zij tarten de
onzichtbare hand die ons door het leven leidt en dat zullen zij hoe dan
ook op hun brood krijgen. Hun onbuigzaamheid zal hen breken.
Toegegeven, de profeet Mohammed en zijn geliefde vrouw Aïsja (de
hoofdrol in de genoemde opera) mogen niet worden afgebeeld, maar is er
geen compromis mogelijk? Wanneer zij - natuurlijk niet Mohammed en
Aïsja maar die onnozele geestdrijvers waar ik het de hele tijd over
heb - , wanneer zij achter het standpunt van een stel
fundamentalistische ezels die hun leugens als waarheden verkopen en hun
ware motieven verhullen door naar de koran te wijzen en die koste wat
kost de emancipatie van medegelovigen tegenhouden door met het lot van
Rushdie en met de dood te dreigen, dan verliezen ze alle
geloofwaardigheid. Ik beschouw hen net zo misplaatst als distels in een
rozentuin. Het liefst ruk ik ze met wortel en al uit de grond. Geleid
door bigotterie en machtsbehoud werpen zij een schaduw over de heilige
vastenmaand en de islam. Bij Hem in Wiens hand mijn leven is, STOP DEZE
WAANZIN!
Het is de heilige koran die mij echter gebiedt ook deze mensen met
respect tegemoet te treden, ook al lappen zij dit gebod
genadeloos aan hun laars. Zo zal ik, op de Laylat al-Qadr, de 27ste
nacht van de Ramadan, de nacht dat de engelen de hemelpoorten opengooien
om ieders gebeden te horen, bidden voor deze spotters en bezoedelaars,
opdat Zijn toorn niet over hen neerdale en Zijn gramschap hen niet
treffe. Bij Hem in Wiens hand mijn leven is, dát is waar de islam
om draait, omdat dát is waar godsdiensten om draaien, omdat
dát is waar het in het leven om draait.
Neem me niet kwalijk, mensen, ik liet mij gaan. Een beetje pathetisch
ben ik wel, geef ik eerlijk toe; hoort bij mijn ambt, zullen we maar
zeggen. Wat ik wil zeggen is dit: kijk, we bezitten slechts het moment
waarop wij leven. Op meer kunnen en mogen we geen aanspraak maken. Of
wij ons ervan bewust zijn of niet, we worden toch als door een
onzichtbare hand door het leven geleid. De weg is niet recht, dat is hij
nooit geweest en dat zal hij nooit zijn. Laat ons onthouden dat wegen er
niet alleen zijn om iets te bereiken, maar ook om te reizen. Onze
levenspaden kennen vreemde kronkels, omwegen en zijwegen, rivieren die
we moeten oversteken zonder te kunnen zwemmen en heuvels - soms zelfs
bergen! - die we moeten verzetten. Soms volgen we de zon als het dag is
of de maan en de sterren wanneer het wolkeloos is en de nacht helder. En
ja, we hebben allemaal eens buien dat we in het duister tasten, dat we
zwaarmoedig en triest worden en aan de zin van alles twijfelen. Maar
hebben we die buien dikwijls ook juist niet?
Ik kan het niet genoeg herhalen: buigzaamheid in opvatting en het
vermogen tot relativeren is van levensbelang. Op bekrompenheid
gebaseerde onverzettelijkheid is met het oog op respect,
vergevingsgezindheid en medemenselijkheid in deze tijden van verandering
en vernieuwing een afkeurenswaardige houding. Pogingen de onzekere
tijden waarin wij leven te beheersen - mijns inziens een onzinnig
streven - maken de wereld complexer en het leven alleen maar moeilijker.
Juist in deze wilde oceaan waarin we leven, willen we vasthouden aan dat
ene baken. Misschien moeten we er juist op vertrouwen dat er genoeg
andere bakens drijven.
Nu zult u wellicht denken wat een bijzondere imam ik wel ben. Niet doen,
daar word ik verlegen van. Ligt ten slotte niet ook mijn leven in Zijn
hand?
Via de geleerde aleviet Fatih al-Moechtaar, die het had van ik meen de
judaïst Leron Chamsj, wiens geheugen hem nooit in de steek liet,
die het op zijn beurt had vernomen van een kloosterloze hindoe-monnik
wiens naam mij even niet te binnen wil schieten maar die zich in ieder
geval beriep op de geschriften van de wijze taoïst Lioe An, is mij
de volgende parabel ter ore gekomen: Een oude man en zijn zoon woonden
in een verlaten fort op een helling, waar hun enige waardevolle bezit
een paard was. Toen dit paard op een dag wegliep, kwamen de buren langs
om hun medeleven te betuigen. "Wat is dat toch erg!" zeiden zij. "Hoe
weten jullie dat?" vroeg de oude man. De volgende dag kwam het paard
terug, met in zijn kielzog een aantal prachtig wilde paarden. Net op het
moment dat de oude man en zijn zoon de paarden binnen de omheining
zetten, kwamen de buren haastig aangelopen. "Wat een geluk!" zeiden zij.
"Hoe weten jullie dat?" vroeg de oude man weer. De volgende dag
probeerde de zoon een van de wilde paarden te berijden. Maar hij viel
eraf en brak ongelukkigerwijs zijn been. De buren kwamen aangehold zodra
ze het nieuws hoorden. "Wat erg!" zeiden zij. "Hoe weten jullie dat?"
was opnieuw de wedervraag. De dag erna marcheerde het leger langs,
ronselde de jonge mannen uit het dorp om te gaan vechten in een verre
veldslag tegen de barbaren in het noorden. Velen zouden nooit weerkeren.
Maar de zoon, omdat hij zijn been had gebroken, kon niet mee.
Of iets van die strekking. Bij Hem in Wiens hand mijn leven is, laat Hij
die almachtig en ruimhartig is in ieders hart die dit niet begrijpt een
kaars van begrip ontsteken.
Said El Haji (1976) is schrijver. Hij werd geboren in het Marokkaanse
Isoejafan en groeide op in Berkel en Rodenrijs. El Haji debuteerde dit
jaar met de roman 'De dagen van Sjatain', uitgegeven bij Vassalluci.