T V V O O R A F :
Voettocht van twee heertjes
ROELOF VAN GELDER
De voettocht die de twee deftige
jongeheertjes Jacob van Lennep en Dirk van Hogendorp in de zomer van
1823 door Nederland maakten, stond in het teken van de terugblik. Zij
liepen door de zeven provincies van ons land. Van dorp naar dorp, over
dijkjes en binnenwegen; af en toe reisden ze per trek- of vissersschuit.
Beiden hielden een dagboek bij en dat van Van Lennep is onlangs
heruitgegeven onder de titel Lopen met Van Lennep. Uit beide
geschriften blijkt dat ze hun ogen goed de kost hebben gegeven en
geïnteresseerd waren in natuur en de economische toestand van het
land. Hoewel Nederland langzaam aan het veranderen was, verliep die
modernisering traag. Daarbij spiegelden ze hun eigen tijd keer op keer
aan de glorietijd van de zeventiende eeuw. Toen was er voorspoed, een
rijk platteland. Er waren bloeiende steden, volle havens. Van Lennep en
van Hogendorp troffen daarentegen keer op keer ontvolkte stadjes aan,
met ruïneuze wijken, slechte wegen en havens waar nog maar enkele
schepen lagen. Ze zagen veel armoede in instellingen waar armen werden
gehuisvest. De natuur vonden ze wel mooi, maar vooral voor zover die in
cultuur was gebracht. Hoe de kijk op ons land veranderd is blijkt uit de
onderhoudende zevendelige documentaire De zomer van 1823, waarvan
vanavond het eerste deel wordt uitgezonden. Geert Mak - die samen met
neerlandica Marita Mathijsen de uitgave van het boek verzorgde - wandelt
de hele tocht na en fungeert als een gezellige gids. Ook hij kijkt
terug. Maar terwijl de oorspronkelijke wandelaars met spijt terugkeken
op de Gouden Eeuw en hun eigen tijd beklaagden, kijkt Mak juist met een
lichte weemoed vanuit onze welvaartmaatschappij terug naar die arme
samenleving van 175 jaar geleden en naar het lege land van toen. Van
Lennep zou nu misschien wel opgetogen zijn geweest over de snelwegen, de
bedrijfsparken en Vinexlocaties. Dát is pas vooruitgang.
In een combinatie van oud beeld (schilderijen, prenten, maar ook foto's
en film) en nieuwe opnames uit de zomer van 2000, loopt de kijker mee.
We volgen Mak op zijn tocht over polderweggetjes, door weilanden, we
zien hem in het dorpslogement een karbonade verschalken, zoals zijn
voorgangers dat ook deden, en telkens wordt het oude beeld met de
actuele situatie vergeleken. Daarvoor moet veel speurwerk vooraf zijn
gedaan, want waar tref je nog dat oude landschap, het karakteristieke
dorpsbeeld in min of meer ongerepte toestand aan? Eigenlijk nergens
meer. Toch merk je dat niet in deze documentaire. Zorgvuldig zijn
moderne elementen uit het camerabeeld weggehouden. We zien weinig
verkeersborden en alleen maar een incidentele auto of
hoogspanningsleiding in de verte. En verder veel groen, weiland, sloot
en lucht, en in de steden baksteengeveltjes, torenspitsjes en
huisstoepen. Zo krijgen we, omringd door Schubert, toch wel een
geïdealiseerd beeld van Nederland in 1823. Alles is opgepoetst,
zonovergoten en gerestaureerd. In werkelijkheid moet het er veel
morsiger en verzakter hebben uitgezien dan de VVV's en restauratoren ons
willen doen geloven. Dat neemt niet weg dat de serie een zeer
onderhoudend en informatief beeld geeft. Al zag het echte Nederland er
toen niet zo mooi uit. Net zo min als nu.
De zomer van 1823, Ned.3, 20.30-20.53u.