T V V O O R A F :
Idealen en stadse opwinding
HENK VAN GELDER
Een eeuw jeugdcultuur, en hoe al
die verschillende bewegingen zijn ontstaan - wat een mooi onderwerp voor
een tv-serie. Teleac/NOT vertelt het verhaal vanaf vanavond in acht
afleveringen, die elk een klein half uur duren. Het begint in de
allereerste jaren van de twintigste eeuw en eindigt met de house en
gabber van het vorige decennium. Vanzelfsprekend is er veel fraai
archiefmateriaal in verwerkt. Ook zijn er interview-uitspraken van
deskundigen, vooral historici, maar ook ooggetuigen en zelfs een
'geschiedfilosoof'. Een commentaarstem doet de rest. Dat belooft veel.
En toch valt er op Wilde Jaren meer aan te merken dan in deze
ruimte mogelijk is. Wie het over jeugdculturen wil hebben, zal immers
eerst moeten weten wat hij daaronder verstaat. De op
maatschappijhervormende idealen gebaseerde, of slechts op ontspanning
gerichte vrijetijdsbesteding van de jeugd? De opkomst en ondergang van
jongerenorganisaties? Of misschien de ontwikkelingen in de muziek van de
dag, die meestal - niet altijd - het bindmiddel vormden? Tom ter Borgt,
docent en onderzoeker aan de Utrechtse universiteit, maakt die keuze
echter niet. Hij stelde een serie samen, waarin al die verschillende
aspecten zo'n beetje aan de orde komen. Met een warboel als resultaat.
Ter Borgt opent de eerste aflevering met de Wandervögel in
Duitsland, die in 1901 een romantische terug-naar-de-natuurbeweging
begonnen. Jonge mensen trokken er op uit zonder ouderlijke supervisie,
aldus het commentaar: "Voor het eerst in de geschiedenis eist een groep
jongeren het recht op zelfbeschikking op." En in hun voetspoor volgden
de padvinderij en de jongerenbewegingen van politieke partijen, zoals de
socialistische AJC en de katholieke Graal. Maar er was, zou ik denken,
één wezenlijk verschil: zij werden weer, als vanouds, van
bovenaf gedirigeerd.
Aan het slot van de eerste uitzending komt dan ook de ontnuchterende
tekst, dat de meeste jongeren liever ongeorganiseerd bleven en de stadse
opwinding verkozen boven de frisse buitenlucht en de folkloristische
volksdansen van AJC en Graal. Maar waarom daaraan dan toch een hele
aflevering besteed?
Omdat er geen strak omschreven definitie is. Ook niet in het
gelijknamige boek (uitgeverij Lemma, 49,90). Deel twee gaat zeer
oppervlakkig ove de charlestonrage van de jaren twintig en de
vooroorlogse jazzjeugd in het algemeen, in deel drie wordt de sprong
naar de rock & roll en de beat van de jaren zestig gemaakt, en daarna
gaat het vijf afleveringen lang - opeens veel gedetailleerder - over de
subculturen van diverse popgenres: soul, disco, punk, grunge, rap,
raï, house, gabber.
Intussen worden er heel wat onbedaarlijke algemeenheden gedebiteerd. Af
en toe wordt ook danig de hand gelicht met de volgorde van de
ontwikkelingen. En bovendien spreekt Wilde Jaren zichzelf
geregeld tegen. Als eerst is vastgesteld dat de jazz in het interbellum
hoofd en hormonen op hol bracht, is het nogal zot om een week later te
horen dat de rock & roll voor het eerst de 'geilheid' in de muziek
bracht. Het is allemaal even discutabel - en eeuwig zonde van zo'n mooi
onderwerp.
Wilde Jaren, Ned.1, 23.19-23.48u.