U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
Klik hier
N R C   H A N D E L S B L A D  -  Z A T E R D A G S   B I J V O E G S E L
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

 NIEUWSSELECTIE 
 KORT NIEUWS 
 RADIO & TELEVISIE 
 MEDIA 

Uitslag essaywedstrijd van NRC Handelsblad en KNAG

Strijd om de ruimte


Toegegeven, de formulering was gechargeerd: 'Natuurbeschermingsorganisaties zijn grootgrondbezitters geworden die het landelijk gebied terroriseren'. Maar van de negen stellingen over water, grondgebied en stad lokte deze de meeste reacties uit van de deelnemers aan de essaywedstrijd over het thema 'Strijd om de ruimte'. Op 2 en 3 november organiseren het KNAG en de Universiteit van Amsterdam een congres hierover.

Van de ruim 130 inzendingen heeft de jury, bestaande uit Rob van Engelsdorp Gastelaars (hoogleraar sociale geografie), Henk Jense (vice- voorzitter KNAG), Tracy Metz (chef Zaterdags Bijvoegsel) en Luuk Oost (Hoofdredacteur Geografie), acht uitgekozen als 'winnaars'. Die staan, verkort, hiernaast afgedrukt.

Algemeen is de zorg om het nog verder dichtslibben van de Randstad. 'Niets, geen enkel stukje natuur of vergezicht blijft gespaard. Alles wordt dicht geplamuurd met huizen', is de hartenkreet van Claire Meulemans-Delperdange uit Nootdorp. In reactie op de stelling 'De plek waar je woont, bepaalt niet meer wie je bent' schrijft mevrouw N. Stronkhort-Anker, wonend op een flat: 'Ik blijf het kind van de boerderij, van de ruimte. Vanuit de plek waar ik woon, kan ik wie ik ben nog bereiken. Het bereiken wordt moeilijker, de plek wordt kleiner, de afstand groter, de ruimte schaarser.'Hoewel er steeds meer natuurgebieden in Nederland komen, maken diverse inzenders de natuurbeschermingsorganisaties - en het natuurbeleid - nogal wat verwijten. 'De nieuwe natuur heeft geen functionele achtergrond en wordt verkocht onder het mom van authenticiteit', aldus Pieter Kuster uit Amsterdam. 'Vreemd genoeg heeft de nieuwe natuur de weg vrijgemaakt voor andere initiatieven in de uiterwaarden: van golfbaan tot amfibische woningen, van kermis tot vakantiebungalows. De recreant consumeert de stad en de natuur met even groot plezier.''Ruimtelijke ordening die alleen wordt bepaald door korenwolven, dassenburchten, hazenpaden of trekroutes van een of andere wildsoort, mag zich heilig wanen in het strijklicht van de zorg voor de natuur', schrijft Gerrit Pleiter uit Oldebroek, 'maar gaat voorbij aan het menselijk welbevinden in woon- en leefgebieden en het besef dat de diepe bekommernis om de natuur ook een product is van de economische welvaart'. Wandelaarster Ineke Thierauf ergert zich vooral aan de deeltijdnatuurgenieters: 'Met gezin en hond begeeft de Nederlander zich naar een goed toegerust transferpunt... Halverweg de route van maximaal anderhalf uur gaans stopt het gehele gezin voor een versnapering bij een gastvrij opengesteld agrarisch bedrijf.'Kennelijk is het Nederland van onze verbeelding nog steeds vooral een land van steden/stadjes en platteland, hoewel de tussenlaag - suburbia - de grootste is in oppervlakte. De oudste suburbs, zoals Bloemendaal, behoren nu zelfs tot de felst begeerde woonmilieu's. Wethouder Bert Euser van Albrandswaard in de regio Rotterdam ziet zich bij de aanleg van Vinex-locatie Portland geconfronteerd met de vraag wat een modern dorp is. 'Volgens de natuur- en milieuorganisaties moet er een zoetwatergetijdengebied worden gerealiseerd, in mijn visie dient het karakter van de polders met haar dijkenstructuur bewaard te blijven. Dit landschap is het samenbindend element van de oude en nieuwe kernen.' Het wonen op het water spreekt tot de verbeelding van velen. Eén auteur voorspelt zelfs dat het wonen op het water, in klonten langs de oevers, het einde van het open water zal betekenen. Ellen Koudsi stelt zich al helemaal voor hoe haar nieuwe waterhuis eerst wegdrijft en het vervolgens bij storm begeeft. 'Binnen vijf minuten kwam het plafond steeds dichterbij. Met de hond drijvend op ons mahoniehouten dressoir en in de laatjes onze kinderen, verlieten wij het waterdorp.'De lezers die naar de pen hebben gegerepen om hun hart te luchten over de strijd om de ruimte, zijn niet louter tégen verandering en vóór behoud, maar vragen zich in oprechte bezorgdheid of wat erbij komt, dezelfde waarde heeft, of zal krijgen, als wat er verdwijnt. 'Knabbelen aan onze groene ruimte, rustgebied voor mens en dier, zal wel noodzakelijk zijn', verzucht mevrouw De Bruijn-De Wilde uit Epe. 'Wij hopen dan maar dat de gezagsdragende instanties over veel wijsheid en tact mogen beschikken. Vroeger werd daarvoor gebeden.'

Zie ook: www.nrc.nl en www.knag.nl


Schoonheid


De strijd om de groene ruimte in Nederland is een schijngevecht. Waar het op aankomt is esthetiek en niet het redden van natuur.

Wat betreft water, grond en woongebied zal Nederland aan het eind van de 21ste eeuw er uitzien als een enorme, uitgestrekte stad, met hier en daar een 'groen hart'. Voor natuur en platteland zoals we dat nu kennen zullen we dan uit moeten wijken naar andere landen in Europa, of zelfs daarbuiten. De redenen voor dit scenario zijn eenvoudig. Bevolkingsaanwas, mobiliteit en economische groei zijn heilig, niet alleen in Nederland, maar overal ter wereld. Toekomstplannen wat betreft ruimte zullen met deze factoren rekening moeten houden. Zolang wij niet met radicale maatregelen bereid zijn om de bevolkingsaanwas in te perken, zal de bevolking blijven doorgroeien. Door geboorte, door een steeds ouder wordende bevolking en door immigratie. Wat het laatste betreft, Nederland is officieel reeds een immigratieland. En dat zal nog worden versterkt door het aantrekken van buitenlandse beroepskrachten, met name in tijden dat het economisch zo voorspoedig gaat dat we opnieuw 'gastarbeiders' nodig hebben, hoog- dan wel laagopgeleid. Ook lijkt het ideaal van de kleine gezinnen voorbij. Misschien jammer voor de weilanden en de bossen, maar weinigen zullen hun kinderwens opgeven omwille van een stukje groen.

Met de groei van de bevolking zal ook de mobiliteit toenemen, ten minste kwantitatief. Nu reeds staan de wegen vol en dat neemt steeds ondraaglijkere proporties aan. De hoop dat dit een reden zou zijn voor mensen om over te stappen op het openbaar vervoer, wordt gelogenstraft door het feit dat de files niet afnemen, integendeel.

Wat te doen? De simpelste oplossing blijkt het spreiden van de bedrijvigheid, ook buiten de Randstad. Dit gebeurt reeds. De provincie Noord-Brabant bijvoorbeeld huisvest meer en meer bedrijven. Om de reistijden binnen de perken te houden zal het wonen en werken buiten de Randstad toenemen en daarmee zal de verstedelijking zich langzaam maar zeker als een olievlek over Nederland uitbreiden.

Economische groei is vanzelfsprekend. Een economie van het genoeg maakt geen reële kans. Er is ook een politieke reden om economisch te blijven groeien: een zich vermeerderende bevolking zal moeten leren leven met steeds minder ruimte. Bovendien moeten we rekening houden met culturele en sociale verschillen, en die zullen alleen maar toenemen met het multicultureler worden van onze samenleving.

Ruimtevermindering, plus toenemende culturele en sociale verschillen kunnen leiden tot spanningen. De belangrijkste manier om die te voorkomen is welvaart in het vooruitzicht stellen. Zolang iedereen bezig is rijk te worden en daartoe ook de kans krijgt, zal men niet met elkaar op de vuist gaan; dat zou immers de eigen welvaart in gevaar brengen. Economische groei is dus politiek van groot belang als pacificerende factor. Bevolkingsaanwas, mobiliteit en economische groei: alle drie vergen ruimte. Stukje bij beetje zullen huizen, wegen en bedrijven de groene ruimte verder koloniseren. We zijn dan ook onvermijdelijk op weg naar een steeds verdergaande verstedelijking van Nederland, met als vooruitzicht: één grote Randstad met hier en daar een groen hart. Nu reeds is veel wat 'natuur' heet te zijn niet meer dan een enorm groen industrieterrein, met gemillimeterd gras van dezelfde soort en vele kleine, wandelende vlees- en melkfabriekjes, in een strikt geometrisch landschap. Men zou het mooi kunnen vinden, als een kilometers groot Mondrianesk schilderij, maar het heeft weinig met natuur te maken. Behalve dat je ver kunt kijken is er weinig verschil met andere plekken van menselijke activiteit. Het heeft geen zin om deze gang van zaken te betreuren, het is simpelweg een gegeven. De mens heeft nu eenmaal het vermogen om te overleven ten koste van de rest van de natuur en het is een illusie om te verwachten dat we daarmee zullen stoppen, althans niet vrijwillig.

De groene ruimte, die in Nederland nu reeds schaars is, zal aan het einde van deze eeuw sterk zijn ingeperkt. Weinigen zullen protesteren, omdat we dan tegen onze eigen behoeften en drijfveren in moeten gaan. Het is dan ook beter om een groot masterplan te maken, Nederland in 2100, waarin de verrandstedelijking van het hele land serieus wordt genomen als onvermijdelijk. We zouden daarbij grote prioriteit moeten geven aan vormgeving. Leefbaarheid is een kwestie van schoonheid.

Of de bestemming nu groen is, bedrijvigheid of wonen, het is vooral het aanzicht dat het verschil maakt. We maken ons niet druk om het verdwijnen van groen, maar om de lelijkheid van wat er voor in de plaats komt: gelijkvormige, mistroostige industrieterreinen, uitgestrekte asfaltbanen en grote betonnen gedrochten. We zouden al die uitbreidingen moeten onderwerpen aan een schoonheidscommissie. De werkelijke strijd om de ruimte is een esthetische strijd.

DRIES BOELE Amsterdam


Cultuurlandschap als slagveld


In de strijd om de ruimte - die er overigens altijd is geweest en ook zal blijven - zijn simpel gezegd twee categorieën ruimtegebruikers van belang: privé-personen en arbeidsorganisaties.

Privé-personen willen steeds grotere woningen met meer groen er omheen. Uiteraard moeten die woningen wél goed bereikbaar zijn, zowel voor henzelf als voor anderen. Hetzelfde willen arbeidsorganisaties: goed geoutilleerde gebouwen en terreinen, geen last van buren (Hinderwet), bereikbaar. De ervaring leert dat een ieder uiteindelijk zijn ruimtelijke wensen zal proberen te realiseren en zich vaak weinig wil (en kan) aantrekken van het op diverse overheidsniveaus dikwijls tegenstrijdig geformuleerde ruimtelijk beleid.

Steeds meer ruimtelijke actoren met steeds grotere wensen. De strijd om de ruimte zal dan ook in alle hevigheid toenemen. Als ons land nu nog niet 'vol' is dan wordt het dat in de nabije toekomst zeker. Ter kering worden meer en meer stukken land door al dan niet private organisaties opgekocht, omheind en 'ombord': natuurgebied, wildgebied, stiltegebied, vogelreservaat. Dit laatste moet overigens uitsluitend tweedimensionaal worden opgevat omdat juist vliegroutes dikwijls over die gebieden lopen. De stilte zelf belt immers niet met een klachtenlijn. Manmoedig worden nationale parken aangewezen en grazende Schotse Hooglanders ingevlogen. Grote delen van ons land worden aldus niet, nauwelijks of slechts nog beperkt toegankelijk gemaakt.

Voor de strijd om de ruimte moet je elders zijn. Hét slagveld voor die strijd in ons land zal in toenemende mate het cultuurlandschap zijn.

Nederland is door mensenhanden gemaakt, weten in ieder geval buitenlandse toeristen. Dit geldt niet alleen voor het groene hart, de veenkoloniën, de IJsselmeerpolders maar ook voor de Biesbosch en de Oostvaardersplassen. Grote delen van ons land zijn planmatig ontgonnen. Veelal is de eeuwenoude structuur van percelen, wegen, dijken, kanalen, sloten en dorpen nog steeds aanwezig en functioneert ze nog. Dát maakt Nederland tot Nederland. Velen weten dit niet, hebben daar nooit expliciet kennis mee gemaakt en denken 'het zijn enkel weilanden met boeren en koeien'. Tegen die achtergrond is ook te verklaren dat - geïnstigeerd door de vanouds sterke natuurlobby in ons land - buitendijkse uiterwaarden die al zo'n duizend jaar als weiland in gebruik zijn, worden teruggebracht in wat die lobby 'de natuurlijke staat' noemt, met moerassige elementen, rietruigten en wilgengrienden. Het wachten is op een bord 'verboden voor boeren en koeien'.

De strijd om de ruimte zal meer en meer een strijd in en om het cultuurland(schap) worden. Een lichtpuntje is dat de rijksoverheid recent de nota Belvedère heeft uitgebracht waarin wordt bepleit cultuurhistorie sterker richtinggevend te laten zijn bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Een lichtpuntje ook omdat opvallend is dat er meer aandacht lijkt te zijn voor het archeologische bodemarchief, dus voor de ondergrondse cultuur, dan voor de bovengrondse. De aanleg van de nieuwbouwwijk de Leidsche Rijn bij Utrecht. Erkend zou moeten worden dat in ons land - uitgezonderd in enkele gebieden - niet alleen geen plaats meer is voor grootschalige landbouw maar ook geen plaats (meer) kan zijn voor grootschalige en nauwelijks toegankelijke natuurgebieden sec. Voor sommige zaken moeten we elders zijn. Het gaat niet aan om het juist voor Nederland zo kenmerkende cultuurland(schap) het grootste slachtoffer van de strijd om de ruimte te laten zijn. Erken dat ons gehele land al eeuwen een netjes geschoffelde tuin en een aangeharkt park is. Iedere tuinbezitter en parkbeheerder weet dat regelmatig onderhoud en aanpassing nodig is om de essentie van een tuin en een park te behouden én verder te ontwikkelen. Laat dat het uitgangspunt van een geïntegreerd ruimtelijk beleid zijn.

A.A.B. VAN BEMMEL Wijk bij Duurstede


Na ons de zondvloed


Alle Nederlanders leren zwemmen. Zelfs allochtone. Toch leven we met een voorbehoud: onbeheersbaar water moeten we het liefst zo ver mogelijk bij de deur vandaan houden.

Daartoe zijn slapende en wakende dijken, kademuren, waterkeringen, Afsluitdijken, Deltawerken. De zee moet ver van ons bed blijven, de Zuiderzee is gemanipuleerd tot een waterpolder, eb en vloed mogen alleen bescheiden doordringen. We hebben van ons land een droog huis gemaakt met deuren (de Afsluitdijk, de Deltawerken met stormvloedkering en de Maeslantkering). Het zijn technische wereldwonderwerken, want het onberekenbare verbond van wind en water is hier getemd. Elk moment kunnen de ingangen van ons huis gesloten worden tegen deze natuurlijke inbrekers.

Rijkswaterstaat beroept zich op het feit dat ze ons in dit nationale huis droge voeten biedt. Onze delta is immers beheersbaar. Water is daarmee de grootste opdrachtgever. Sinds eeuwen. We gebruiken het water. We misbruiken het door het in te lijven, door het grotendeels te verwijderen door bemaling, door het in te polderen en door er uiteindelijk productielandschap van te maken. Pas dan zijn we gelukkig. Land gewonnen uit water. Wel zijn we bereid water als rivier, kanaal, vliet, sloot, gracht of singel lief te hebben. Zo immers is het beheersbaar en bruikbaar. Het laatste wegens drinkwatervoorziening, grondwaterstand (voor boerenland en natgehouden fundering), afvoer van regen, het verdunnen van afval of als ecologische structuur. Wat betreft die rivier verkeren we als natie overigens nog in dubio. We hebben de overvloed en het peil soms niet in de hand, onze rivierdijken zijn te doordrenkt, we zijn te gretig geweest met landaanwinning, te zuinig met overloopgebieden als uiterwaarden en we hebben een eeuwenlange verworvenheid als terpenbebouwing al lang geleden over onze schouder weggeworpen. De rekening krijgen we soms gepresenteerd: overstromingen. Wie natte voeten heeft wijst onmiddellijk beschuldigend naar Rijkswaterstaat. Had deze dienst maar niet op zijn borst moeten slaan over zijn civieltechnisch vernuft. Hier en daar hapert Nederland als infrastructureel systeem. Het is vreemd genoeg nog steeds zo: daar waar het water onbeheersbaar is, vrezen we het. Zelfs dichters weten dit.

Nederland is aan alle kanten omsloten door water, ligt grotendeels onder water. Maar nog steeds lijkt het grote water een vijand, een bedreiging die moet worden buitengesloten. Nederlanders hebben mede door stormvloeden, watersnoden en landafkalving een angst voor wild water, geen symbolische, liefdevolle relatie met dat soms woedende water. Welbehagen en gemoedsrust liggen in een polder met een dijk eromheen; daar wonen we graag aan de kabbelende sloot of singel met lisdodden en rietkraagjes. Geen (Vinex-)woonwijk ontkomt eraan.

Ziedaar, we kozen het geknechte water en verfoeien het oncontroleerbare.

De tijd is gekomen om dit gevoel te laten varen. Het betekent het einde van het poldermodel. Leer ook het onbeheersbare water lief te hebben. We gebruiken het immers al eeuwen functioneel; voor vervoer en recreatie.

Nu gaan we er 'bouwen'. In enclaves. Binnen afgesproken gebieden. We hebben in Nederland voldoende water om onze wilde amfibische dromen te verwezenlijken. En zo niet, dan keren we op onze historische schreden terug. We geven langzaamaan onze polders weer prijs. Waterwonen gaat de grondpolitiek voorbij! Waarom indijken, inpolderen, eilanden maken als je kunt drijven? Landaanwinning kost niet alleen eenmalig geld, het blijft een voortdurende financiële zorg die zijn weerslag heeft op 's lands kas en dus op onze privé-portemonnee.

Waterwonen heeft zoveel meerwaardes. Steigerbouw is eenvoudig en redelijk goedkoop (ook steigers kunnen drijven); wie wil wonen, koopt een plek; zijn huis is altijd vrijstaand, ofwel vrijdrijvend; afmeren van het huis en aansluiten op water, elektriciteit en riolering is een handeling van hooguit een kwartier. Wisselen van aanlegplek met andere mensen een kwestie van adverteren en de huizen verslepen. Net zo gaat het met het drijvende kantoor; bevalt het hier niet, vaar het dan naar die andere steiger. Al naar gelang de wens van de directeur. Hier gloren nog meer vrijheden dan we al hebben door onze mobiele telefoon met internet.

Meng het waterwonen met waterwerk. Woningdifferentiatie gaat vanzelf; ieder kiest het huis van zijn smaak en passend bij zijn budget. Er zal een hele nieuwe (te exporteren) bedrijvigheid groeien, geënt op waterwonen. Waarom over afgemeten asfaltwegen rijden, als je ook over breed water je doel kunt bereiken? Natuurlijk, het water wordt drukker. Het vraagt allemaal in een klein land om een beleid. Om plaatselijke steigerpolitiek met waterklerken en waterpolitie; watergeboden en waterverboden, waterregels en waternormen ter wille van botenstallingen bij het drijvend kantoor, de te hard varende pizzakoeriers op hun waterscooters, de drijvende scholen (het gebouw kan op schoolreis), het aanleggen van een waterplantentuin met de woekerende grote waternavel, het illegaal verslepen van het pontonparkje, het houden van levende vis en waterkippen buitenboord, enz.

Nederland koestert nog altijd zijn selectieve watervrees. Het wordt tijd dat gevoel van ons af te schudden. Zeker in een tijd van discussies over uitdijende Vinex-locaties, olievlekachtige bedrijventerreinen, infrastructurele claims, afkalvende boerenstand, slinkende 'natuur' te land, en te hooi en te gras gecreëerde ecologische hoofdstructuren. Technische en technologische mogelijkheden en een overspannen woningmarkt kunnen te water een vruchtbare vrijage aangaan. Spaar het land door her en der rivier- of zeedijken te slopen. Maak van slapers wakers. Hansje Brinker, ga naar huis.

Alle Nederlanders kunnen zwemmen. Ook allochtone. Het wordt tijd dat ook diensten en instanties die voor ons waken over het waterbeheer leren zwemmen. Waar het rivierwater sterk fluctueert, waar eb en vloed regeren, waar het drooggemalen land inklinkt, geldt (zeker wanneer de poolkappen smelten) slechts de harde leerschool van de zondvloed: alleen wat drijft blijft.

HERMAN MOSCOVITER Rotterdam


Water- lelies


Een mens aan het water is een gelukkig mens. Een afspraak met de verkopende makelaar is snel gemaakt. Ze zijn er immers voor u.

En dan. 'Of het water stroomt', vraagt u? 'Helaas, ik moet u teleurstellen. Het stroomt niet, het staat stil. De waterlopen van de verschillende deelplannen zijn niet met elkaar verbonden, nee, ook niet met groter water, dat heeft u goed gezien. Het is inderdaad een heel eigen circuit. Aan een zijde loopt het dood, dat is correct. Nou, acht meter is ook best wel breed, het is maar hoe u het bekijkt hè? Hoe noemt u dat? Een tewaterlaatplaats? O, meneer bedoelt voor boten. Welke boten als ik vragen mag? Zeilen zegt u? Nee helaas, die is er niet, dat klopt. U gaf het zelf eigenlijk al aan, hè, het water is daar eigenlijk te klein voor. Zwemmen vraagt u? Dat lijkt me niet. Het is natuurlijk niet zo diep, en dan nog stilstaand. Steigers? Ja, die zullen er wel komen, naar verwachting. Ze worden in de optionele sfeer aangeboden, begrijpt u wel. Hoe zegt u? Ja, ja dat zeg ik, niet standaard, u moet daar extra voor betalen, ja is juist. Schaatsen? Dat kan, maar ik weet niet of het dicht zal vriezen. Het is dan echt voor de allerkleinsten uiteraard, echte liefhebbers zou ik willen adviseren elders te gaan. Het riet en de lelies op de foto van de brochure moet u inderdaad zien als een toekomstbeeld, meneer, het is een artist's impression. Dat is natuurlijk altijd zo, hè, in een nieuwbouwwijk, dat duurt dan even. Er wordt ook al wel wat aangeplant, hoor. Dieren? Vissen? Er zullen wel eenden komen. Dat kunt u ook zien, in de verkoopfolder.'Zucht. Water. Wonderolie. Wegwerpartikel. Ruimte is schaars, en de dichtheden in Vinex-wijken hoog. Dat kan een beetje water niet verhullen. Water moet maat hebben. En anders liever niet. Maar romantiek levert geld op, ook valse romantiek. Dat hebben ontwikkelaars heel goed begrepen. Geef ze eens ongelijk.

LOES OUDENAARDE Delft


De nieuwe verzuiling


De plek waar je woont bepaalt al jaren niet meer wie je bent.

Stel X, 35 jaar, woonachtig te Almere is atheïst net als Y1 in Halle-Neustadt, is fan van Phil Collins net als Y2 in Cergy Pontoise, is monarchist net als Y3 in Boekarest, gebruikt hotmail net als Y4 in Chicago, socialist net als Y5 in Lima, luistert via internet naar Radio Donna net als Y6 in Houthalen, gaat graag op vakantie naar de Dordogne net als Y7 uit Graz en kijkt naar Big Brother net als Y8 in Milton Keynes. Met zijn buren heeft X niet zoveel op, die zijn moslim of katholiek, luisteren naar P.J. Harvey of Marco Borsato, hangen de vlag uit, zijn anti-Microsoft, rechts-liberaal, gaan naar de Costa Brava en rijden Opel of Citroën.

Toch dringt X' nationale overheid een soort samenhorigheid op. Mensen van buiten de EU worden tegengewerkt om in X' land te werken. Dagbladen schrijven in de wij-vorm terwijl Oostenrijk geboycot wordt. Sportevenementen met nationale ploegen beheersen de media. Deze opgedrongen saamhorigheid komt op alle schaalniveaus voor en leidt tot een collectief egoïsme. Gemeentes wedijveren om back offices van bedrijven en schouwburgen binnen hun grenzen te halen, ten koste van ambitieloze vormgeving en tactloze inpassing in de omgeving.

Een kaartje van Noordwest-Europa in de Startnota Ruimtelijk Ordening uit 1999 poogt Nederland in het licht van zijn buurlanden te tonen, met lijnen van 'stedelijk-economische ontwikkelingscorridors' tussen de Randstad en het Ruhrgebied, de Vlaamse Ruit, Londen, Hamburg, Frankfurt, Hannover, Berlijn, Kopenhagen, Lille en Parijs. Echter doordat de onderlinge relaties tussen de niet-Nederlandse agglomeraties niet zijn weergegeven (de lijnen Londen-Parijs of Berlijn-Frankfurt ontbreken bijvoorbeeld) wordt de schijn gewekt dat Nederland hét stedelijk- economische centrum van Noordwest-Europa is. Zulke beleidsnota's rechtvaardigen dan vervolgens irrationele planningsbeslissingen. De Thalys stopt bijvoorbeeld op Schiphol in plaats van Den Haag om aangevlogen mensen verder naar Brussel en Parijs te brengen. Als die vliegtuigen direct naar Parijs gingen hoefde Schiphol ook niet uit te breiden en kreeg Den Haag wellicht een TGV-halte. Kok verkondigde destijds vol trots op het staatsjournaal dat er een TGV-tunnel zou komen onder het groene hart, niet omdat dat de beste route zou zijn maar omdat zo'n Grand Projet het potentiële visitekaartje is voor Nederlandse boortechnieken.

Door de IJzeren Rijn te dwarsbomen en de Schelde slechts sporadisch uit te diepen wordt de haven van Antwerpen gefrustreerd. Dit terwijl de haven van Antwerpen juist de mogelijkheid biedt om een Betuwelijn en een tweede Maasvlakte uit te stellen. Daarnaast is de werkloosheid in Nederlands buurlanden hoger, zodat ook werkverschaffing een zwakke rechtvaardiging is.

Elke natie heeft zo zijn planologische grensconflicten, waarbij het milieu vaak de verliezer is. Duitsland handhaaft koste wat kost de Meyer-werf in Papenburg ten koste van het milieu in de Eems. Oostenrijk en Tsjechië strijden over de kerncentrale in Temelin. Slowakije en Hongarije twisten over een dam in de Donau. Zouden dit soort conflicten nog bestaan indien overheden minder opdringerig zouden zijn? Kan Nederland zich niet voor één (laatste) keer profileren met één van zijn kenmerkende verschijnselen uit zijn geschiedenis: de verzuiling. Kan een globale verzuiling een afweging op issues maken in plaats van op emotionele territoria? Zouden dan nog steeds negentig procent van de spoorlijnen en autosnelwegen doodlopen aan landsgrenzen? Zou dan het merendeel van kerncentrales nog langs landsgrenzen liggen?

ARJAN HARBERS Rotterdam


Europese Stadstaat


Nederlanders strijden al eeuwen om hun ruimte, en zullen dat blijven doen. Ging het vroeger vooral om het creëren van nieuw land, nu en in de rest van de 21ste eeuw gaat de strijd om het veroveren van bestaand land.

Hoe zullen de maatschappelijke groepen proberen hun ruimtelijk belang veilig te stellen? En wie zullen er winnen? De winnaars bepalen tot ver in deze eeuw hoe Nederland er uit gaat zien. Na 2010 worden ruimtelijke patronen, bepaald door de op dit moment woedende strijd om de ruimte, verder ingevuld. Vooral de vervoerssector is een waar slagveld. Rond Schiphol, de Betuweroute, de hogesnelheidslijnen (Zuid en Oost) worden klappen uitgedeeld. Het Nederlandse publiek zit eerste rang. Inzet is de fysieke toegang tot Europa. Als de tekenen niet bedriegen, verovert de vervoerssector meer ruimte voor snelle vlieg- en flitstreinverbindigen voor reizigers en goederen. Een belangrijke voorwaarde voor Europees denken en Europese invloed op Nederland. Schiphol kan uitbreiden, de aanleg van de Betuweroute vordert gestaag. België zal ervoor zorgen dat de IJzeren Rijn geactiveerd wordt. Dát de hogesnelheidslijnen naar België, Frankrijk en Duitsland worden aangelegd is geen punt van discussie (meer), het is een kwestie van hoe.

Vervoersbedrijven prepareren zich voor deze aansluiting op het Europese vervoersnet. K LM zoekt een partner om de schaalvergroting aan te kunnen. Vier Europese consortia hebben zich gemeld voor de exploitatie van de HSL-Zuid. Boeren en landschap zullen wijken voor deze transportreuzen. Goed, Nederland wordt zo dus echt onderdeel van Europa. Welke functie heeft Europa dan in petto voor deze natte delta? Gelet op de ligging van Nederland en zijn natuurlijke (en binnenkort dus ook door de mens vervaardigde) wegen, zal het dé toegangspoort tot Europa worden.

Wat betekent dit dan voor Nederland na 2010? De boom in zakelijke, logistieke dienstverlening en toerisme, en de woningbouw voor al deze werknemers, zullen voor nog verdere klontering in de Randstad zorgen. Het groene hart verstedelijkt verder en zal gedeeltelijk als een soort Central Park dienst doen. De Randstad wordt één stad en waaiert, door de immense ruimtelijke druk, uit rond de transportassen Rijn/Waal/Maas, A2, A1, A15, hogesnelheidslijnen Zuid en Oost, Betuweroute, goederenspoor 'lijn 11' (Rotterdam- Antwerpen) en IJzeren Rijn. De stad krijgt daardoor een stervorm.

Nederland Stadstaat bereikt in 2035 zijn voorlopige hoogtepunt. Zijn inwonertal is op zijn hoogtepunt en is onder invloed van Europa nog verder opgelopen dan voorspeld. Veel Europeanen zonder Nederlandse wortels werken in deze Stadstaat om de behoefte aan dienstverlening te bevredigen.

De Stadstaat is dan een Europese variant van Los Angeles. Diverse woon- en werkgebieden zijn aan elkaar gebreid. De grote zesbaanssnelwegen slingeren zich hier doorheen. De intercity-verbindingen zijn omgevormd tot lange metrotreinen zonder dienstregeling. Om de vijf minuten stopt een trein in de grote woon- en werkgebieden, van Maastricht tot Amsterdam, van Rotterdam tot Apeldoorn, van Den Haag tot Arnhem. De Stadstaat kent twee grote natuurgebieden, de Veluwe en de Wadden, en nog een enkel klein natuurgebiedje als de Biesbosch. Zo hier en daar zullen wat landschappelijk waardevolle terreintjes gespaard blijven. Nu, anno 2000, nog onder het mom van bescherming van de korenwolf of de kamsalamander. In 2035 wegens de recreatieve en belevingswaarde van groen (landschap) en blauw (water) in een stedelijke omgeving. Windmolenparken sieren her en der het stedelijke landschap. De Stadstaat kent dan ook enkele echte getto's, in jaren zeventig- en tachtigbuurten. Eén strijd is nog niet gestreden: wordt Noord- Nederland deel van de Stadstaat Nederland of niet? Die ontbrandt zo ongeveer in de periode 2005-2010. En als het noorden niet gaat verstedelijken, is er nog geen man over boord, want de vele ouderen die de Nederlandse Stadstaat dan herbergt, kunnen daar terecht voor hun tweede huisje.

FRITS VERHEES Vught


Creditcard


De strijd om de ruimte is een tijdelijke worsteling. Dat ruimtegebrek zal afnemen omdat we in de toekomst niet meer afhankelijk zullen zijn van de ruimte in een bepaald gebied. We wonen straks overal.

Dat komt doordat de plek waar je woont niet meer bepaalt wie je bent. Wie je bent wordt steeds meer bepaald door attributen als een paspoort en een creditcard, door huidskleur, of door accessoires als kleding en schoenen. Je hoeft maar naar Afrika te gaan om te beseffen dat een witte kleur, creditcard en West-Europees paspoort fungeren als je wortels, je fundament. Dat je fysiek in Kenya bent, is dan niet van belang. Als het er op aankomt ben je Nederlander, dat wil zeggen iemand met een Nederlands paspoort, of je nou in Nederland woont of niet. Het omgekeerde geldt ook: je kunt in Nederland wonen zonder Nederlander te zijn, niet alleen zonder paspoort maar bijna helemaal buiten de samenleving.

Dit heeft ook gevolgen voor het gebruik van de ruimte. Het is nu nog een minderheid, de mensen die op een andere plek wonen dan hun paspoort of creditcard aangeeft. Voor de belasting wonen ze op de Antillen, voor het culturele leven in New York, voor het goede leven in Zuid-Frankrijk en voor het avontuur in Afrika. Deze nu nog kleine groep kosmopolieten, die overal en nergens wonen, breidt zich uit. De middle class absorbeert stukje bij beetje de levensstijl van de upper class. Nu zijn er al veel middle class-ouderen die overwinteren in Spanje, straks gaan ook jongere mensen wonen waar het mooi weer is en doen ze hun werk via internet op afstand. Het is nu al niet vreemd meer om twee huizen te hebben, om drie keer per jaar op vakantie te gaan of om te telewerken. De toenemende mobiliteit en de nieuwe media zullen het mogelijk maken onze levensstijl te veranderen. We leven dan niet meer grondgebonden. Het ene moment leven we hier, het andere daar. Formeel wonen we in een land dat financieel gunstig uitpakt, ons werk doen we via een machine ergens in een goedkoop land en we ontmoeten onze vrienden en collega's in speciaal daarvoor bestemde centra, zoals vergadersteden en vakantiedorpen. En als de ruimte ergens schaars is en dus duur wordt dan gaan we gewoon ergens anders heen. Alleen een kleine groep die het er voor over heeft zal op de dure plekjes willen vertoeven. De strijd om de ruimte zal daarmee een achterhoedegevecht zijn geworden. Straks kunnen we kiezen uit de hele wereld als locatie. Dit heeft natuurlijk gevolgen voor de manier waarop de overheid als beheerder met de ruimte omgaat. De West-Europese landen gaan elkaar niet meer beconcurreren met veel goedkope ruimte, dat verliest West- Europa namelijk toch altijd van Afrika of Siberië. Landen gaan concurreren met een belastingklimaat, met veiligheid en stabiliteit, met de kwaliteit van de omgeving. Hoe goed komt een bepaalde plek tegemoet aan bepaalde wensen van de gebruikers van die plek? De strijd om de ruimte zal dan veranderen in een strijd om de kwaliteit van de dienst die op een bepaalde plek wordt geboden. Burgers strijden niet meer om ruimte, dat is dan niet meer zo'n belangrijke wens. Wat moet je immers met een grote tuin bij elk van de drie huizen waarover je je leven verdeelt? Goedkope ruimte is dan geen verkoopargument meer voor burgers of bedrijven. Projectontwikkelaars schermen niet meer met ruimte, maar met kwaliteit. Ze zullen niet meer een huis of kantoor verkopen, maar een dienst aanbieden: een woning, met conciërge, tuinman, schoonmaker, een beschermde omgeving met scholen en medische verzorging. En die dienst wordt niet verkocht maar verhuurd, zoals nu een vakantiehuis van Centerparcs. Als een nieuwe woonvorm ruim opgezet moet worden voor een bepaalde groep, zoals gezinnen met kinderen, dan gebeurt dat waar ruimte goedkoop is. Als het stedelijk moet zijn gebeurt het op een wijze die weinig ruimte vergt, middenin of dicht bij een grote stad.

Het beeld is helder: in de 21ste eeuw zal er geen echte strijd om de ruimte zijn. De techniek, de nieuwe economie en de veranderingen in de politieke en sociale structuur maken het mogelijk om onafhankelijk van een vaste plek te leven. Daarmee is een strijd om de ruimte zinloos geworden.

ANDRÉ PEETERS WEEM Den Haag


Vrij in Vlaanderen


Nederland is trots dat, hoewel het een van de dichtstbevolkte landen ter wereld is, er nog steeds zo veel open ruimte is.

Probleem is dat die open ruimte vaak op de verkeerde plek ligt, wat grote nadelen heeft voor het milieu. Misplaatste open ruimte dwingt tot mobiliteit die vervolgens de kwaliteit van diezelfde open ruimte weer aantast. De Randstad met haar groene hart is veel minder efficiënt dan een normale metropool waarbij mensen wonen in de voorsteden en werken in het centrum. In de Randstad moet je altijd het hart doorkruisen of met een lange omweg via de rand reizen om op je werk te komen.

Die nadelige vorm van de Randstad is een historisch gegeven, maar Nederland doet er met haar streng ruimtelijk ordeningsbeleid nog een schepje bovenop. Doel van de Vinex-operatie is om mensen zoveel mogelijk in kleine huizen met kleine tuinen te stoppen opdat het groene hart gespaard blijft. Dat is gebaseerd op een misvatting. Vinex-huizen en -tuinen zijn namelijk zo klein dat de bewoners er alleen maar kunnen slapen, en dat alleen met rustige buren. Voor werk of recreatie moet men de Vinex-wijk verlaten.

Ik ken één zo'n wijk, de huizen en tuinen zijn er slechts vier meter breed, een muur van veertig huizen. Als er wordt gebarbecued kan de hele straat volstaan met één fles tomatenketchup, want die kun je doorgeven zonder van tafel op te staan. Deze huizen hebben eigenlijk geen tuin maar een balkon, want de tuinen zijn ook maar 2,5 meter diep. Dergelijke appartementen met balkon horen niet in een buitenwijk, maar in de stad. In alle rust barbecuen kan alleen wanneer je de auto pakt en ergens in de open ruimte een plekje weet te bemachtigen.

Het Vinex-beleid houdt geen rekening met de trend naar meer vrije tijd en naar meer thuis werken. Voor allebei is privacy ofwel ruimte nodig. En als die ruimte thuis niet wordt geboden, neemt men de auto om het even verderop, in het open landschap, te zoeken. Deze mobiliteit maakt dat Vinex wel de open ruimte spaart, maar zonder de bijbehorende rust. Waar kan je in Nederland nog wandelen zonder verkeerslawaai? Je moet er op zijn minst honderd kilometer voor autorijden. De Vinex-ideologie is zo sterk dat waar nog ruimte in overvloed is, zoals in Flevoland, men ook dezelfde op elkaar staande kleine huizen met dito tuinen bouwt. Mensen die de Randstad ontvluchten op zoek naar ruimte en privacy, moeten zelfs in Almere in kleine dicht op elkaar staande huizen wonen. Dat is helemaal zuur, eerst gedwongen worden tot lange reistijden en dan nog niet mogen wonen in een ruime woning met tuin. In Vlaanderen kan men zien dat het ook anders kan. De Vlamingen zijn weliswaar wat rijker dan Nederlanders, maar ze hebben echt niet zo veel meer ruimte tot hun beschikking. Desondanks wonen ze gemiddeld veel ruimer, vaak in een vrijstaand huis of op zijn minst in een twee onder één kap. Rijwoningen vind je alleen in de steden en die zijn dan meestal zes meter breed. Net als Nederland kent Vlaanderen door de week grote verkeersproblemen, maar merkwaardigerwijs niet in het weekeinde. Op zondag is het rustig dankzij de veel lagere behoefte aan automobiliteit. Men recreëert bijvoorkeur thuis. Vlamingen zijn dan druk in de weer met het opknappen van het eigen huis of het onderhouden van de tuin. Als we rekening houden met alle overtollige landbouwgronden die nu gaan vrijkomen, is er zelfs in Nederland nog altijd voldoende ruimte om iedereen aan een redelijke woning met tuin te helpen. De enorme prijsstijging in het duurdere segment van de huizenmarkt laat zien dat dat is wat de meeste mensen willen. Vinex zorgt ervoor dat in Nederland alleen hele rijke mensen mogen genieten van een ruim huis met aantrekkelijke tuin. De rest moet maar tevreden zijn met het open landschap waar je door het altijd razende verkeer geen rust meer kunt vinden.

Waar gaat het bij dit beleid eigenlijk om: om het behoud van het landschap zelf, of om de mensen die er in moeten leven? De geschiedenis zal uitwijzen dat na de Bijlmer de Vinex-operatie de tweede blunder van formaat is van het Nederlandse ruimtelijkeordeningsbeleid. En net als in het geval van de Bijlmer zullen we er nog tot in lengte van dagen van mogen genieten.

JULIUS OP DE BEKE Brussel


Doorschuiven


In mijn functie als krantenbezorger heb ik gewerkt in Rotterdam-Zuid, onder andere in Pendrecht, waar ik mijn jeugd doorbracht. Vanaf vorig jaar woon ik in de nabijgelegen Vinex-locatie Carnisselande. Ik maak dagelijks een fietsronde door het verleden, heden en de toekomst.

Pendrecht is gebouwd rond 1960, ruim opgezet met hoog- en laagbouw die omsloten wordt met groen. In het begin kwamen er mensen wonen uit de middenklasse van Rotterdam-Zuid en bewoners van het platteland, onder andere Brabant, Zeeland en Noord-Nederland. Zij vonden er prima woningen voor een redelijke prijs. Onder hen veel jonge gezinnen met opgroeiende kinderen. In de jaren tachtig gingen deze het huis uit. Zij wilden wel graag in Pendrecht blijven, maar er waren geen woningen voor hen beschikbaar. Ze vertrokken naar nieuwbouwwijken in de regio. De jaren daarna verhuisden ook andere bewoners naar de nieuwe wijken. Deze voldeden meer aan de eisen van de tijd. De oudere mensen, die naar tevredenheid woonden, bleven: de wijk vergrijsde. Pendrecht heeft een architectuur die als voorbeeld diende voor de rest van Nederland (hoog- en laagbouw door elkaar). Daarvoor kreeg het een geldprijs van de Europese Unie (1990). Het geld werd aangewend voor renovatie en nieuwbouw om te voorkomen dat de wijk verder leegliep. Renovatie en nieuwbouw gebeurden op kleine schaal. De renovatie voldeed niet geheel aan de verwachting van sommige bewoners: de huizen blijven te klein. Veel mensen vertrokken naar de nieuwe Vinex-locatie Carnisselande (in de volksmond genoemd Nieuw Pendrecht). De woningen bleken moeilijk te verhuren en er ontstond leegstand. Wat te doen met deze huizen?

In de jaren zeventig ging rondom het centrum van Rotterdam de stadsvernieuwing van start. Door de nieuwe hogere huren kon een aantal mensen met lage inkomens, veelal ouderen en allochtonen, er niet blijven wonen. Zij waren genoodzaakt te verhuizen naar goedkopere woningen. Halverwege de jaren tachtig strandde de stadsvernieuwing in Rotterdam- Zuid (Millinxbuurt) door gebrek aan geld. De wijk verpauperde. Gevolg: een toeloop aan kansarme mensen, criminaliteit en drugsoverlast. De situatie escaleerde (no go-area) in 1995. De uitgestelde renovatie werd toen omgezet in sloop. Een deel van de bewoners werd nu verplaatst, jawel, naar de overgebleven, moeilijk te verhuren woningen in Pendrecht (dezelfde woningstichting). Deze woningen waren inmiddels genomineerd voor de sloop, zodat deze mensen wederom een verhuizing te wachten staat (inmiddels is de huurstop ingegaan). Dezelfde problemen als in hun vorige buurt doen zich weer voor. Er wordt niets aan hun problemen gedaan. Nu krijgen zij weer elders in Rotterdam woningen aangeboden, onder andere goedkope kleine driehoogflats van dezelfde woningstichting in IJsselmonde. Het plan is over tien jaar deze woningen ook weer te slopen om plaats te maken voor nieuwe koopwoningen die kunnen concurreren met de Vinex-locaties. De plannen voor de toekomst zijn: meer sociale woningbouw in de regio. Daar zullen uiteindelijk de sociaal-zwakkeren belanden, buiten de stad. Het lijkt er op dat zij in het woningbouwbeleid de functie hebben om te slopen woningen bewoond te houden tot er zich weer een stedelijke vernieuwing aandient.

A. STIGTER Barendrecht


Gezegend land, arme natuur


Onbekommerd' was de lijfspreuk van Jac. P. Thijsse. Hij stond aan de wieg van Natuurmonumenten, die men nu wel als grootgrondbezitter aanduidt.

Thijsse maakte zijn lijfspreuk niet helemaal waar. Zijn leven was er te veelzijdig voor. In zijn tijd was er volop werk als natuurbeschermer: het behoud van 'woeste gronden', het behoud van de Zuiderzee als open water, de komst van een stuwdam in het Geuldal, de beekkanalisaties in Twente, het afgraven van de Sint Pietersberg, de bouw van bungalows op de Veluwe, de degradatie van oorspronkelijk cultuurlandschap door ruilverkavelingen.

Staatsbosbeheer, de provinciale Landschappen en Natuurmonumenten weten dat het nog steeds passen en meten is. Hoe groter de eenheden, hoe 'leuker' de natuur. Hun insteek is kwantiteit én kwaliteit. De successen van de natuurbescherming worden vanouds gemeten in gebieden, in terreinen. Inderdaad, eigendom betekent de sterkste manier van natuur beschermen. Baas op eigen erf in ieder geval, hoe sterk de invloeden vanuit de omgeving ook zijn. En continuïteit: de natuur kan bij eigen bezit jarenlang op een eenmaal ingezet beheer rekenen. Maar het eigendom speelde ook in sociaal-cultureel opzicht. Vooral omdat verreweg de meeste nieuw verworven terreinen open gingen voor het publiek. Democratisering van de natuurbeleving. Waar ooit één eigenaar of één familie toegang had, werd heel vaak voor het publiek ontsloten. Natuur en landschap werden zo in de ervaring van de burger een collectief goed. Het werkte door. Voortaan voor iedere nieuwe haven of snelweg een nut-en-noodzaakdiscussie. Voortaan voor iedere gewonde duif de dierenambulance.

Burgers, bedrijven en overheden zeggen de natuur hoog in het vaandel te hebben. Maar de natuur blijft onverminderd in de hoek waar klappen vallen. Onze samenleving is er naar. Liberalisme, sociaal-democratie en christen-democratie hebben niet veel met natuur, laat staan met natuurbescherming. Evenmin als de Kamers van Koophandel, de varkensboeren, de talloze ambitieuze wethouders en al die calculerende bezoekers van de supermarkt. De basis van de natuurbescherming is vanuit dit perspectief gevaarlijk smal.

Miljoenen mensen hebben de gezamenlijke natuurorganisaties achter zich. Leden en donateurs worden bij het beleid betrokken. Maar misschien is het allemaal te keurig. De natuurbescherming wordt nooit een beweging, die de samenleving op een ander been zet. Zij is te veel cultuurvolgend. Huifkartochtjes en struinnatuur scoren hoger dan een massief appèl voor ecologisering van de economie en voor persoonlijke soberheid.

Een plant of dier sterft maar één keer uit, een oud landschap gaat maar één keer naar de knoppen. De grote natuurorganisaties weten hoe intern en extern het spel te spelen. Een beetje bezorgd, een beetje onbekommerd. Zoals in de kerk. Tegenstribbelend en participerend. Zoals in de politiek. Een beetje slim en aangepast aan de tijd. Zoals in de marketing. In noodgevallen liever alsnog naar de rechter, desnoods naar de Raad van State. Dat noemt men hier soms al terrorisme. Gezegend land, arme natuur.

FRITS MAAS (werkzaam bij Natuurmonumenten) Utrecht

NRC Webpagina's
28 OKTOBER 2000

Archief
Zaterdags Bijvoegsel


( a d v e r t e n t i e s )

Klik hier

Klik hier

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad