|
|
NIEUWS
TEGENSPRAAK
SUPPLEMENT
DOSSIERS
ARCHIEF
ADVERTENTIES
SERVICE
|
NIEUWSSELECTIE
|
Fiscale aanval op de telefoonkostenvergoeding
Bellen van de baas
Met de stelselwijziging daalt het toptarief voor arbeidsinkomen van 60 procent naar 52 procent. Het tarief voor inkomen tussen ruwweg 50.000 en 100.000 gulden gaat van 50 naar 42 procent. Zo gaan over de hele linie de tarieven van de inkomstenbelasting omlaag. Maar die mooie ontwikkeling heeft zijn prijs. Verscheidene aftrekposten verdwijnen. Daaronder vallen ook de kosten die iemand voor zijn baan maakt. Hoewel de werknemers die kosten niet meer kunnen aftrekken, kan hun werkgever dat wel. De fiscus gaat er van uit dat de werkgever de nodige uitgaven aan zijn werknemers vergoedt of meteen rechtstreeks die kosten voor zijn rekening neemt. In dat geval is er fiscaal nog wel wat mogelijk. Hoe zit het met de telefoonkosten? Zowel de uitgaven voor het toestel als die voor het abonnement en ook die voor de gesprekskosten kan de betrokken werknemer straks niet meer aftrekken. Misschien neemt de werkgever die kosten helemaal of voor een deel voor zijn rekening. In beginsel rekent de fiscus het geld dat de werkgever daarvoor uittrekt, tot het normaal belaste loon van de werknemer. Het zogenoemde loon in natura. Het zakelijk gebruik van de privé-telefoon kan de werkgever belastingvrij vergoeden. Daarin verandert volgend jaar niets. Die regel maakt een controleerbare splitsing van zakelijk en privé-gebruik van zo'n telefoon nodig. Om daarbij praktische problemen te voorkomen, hanteert de fiscus tot nu toe een simpele regel. Hij stelt het privé-gebruik op 492 gulden per jaar of 41 gulden per maand. Als de werkgever de volledige telefoonrekening betaalt, geldt alleen dit vaste bedrag als belast loon in natura. De heffing vindt via de loonbelasting plaats. Overigens kan de ficus een hoger bedrag hanteren als het werkelijke privé-gebruik van de telefoon veel hoger is dan het vaste bedrag; dat gebeurt overigens maar zelden. Als de werknemer daarnaast een tweede, misschien mobiele, telefoon van zijn baas krijgt, dan hoeft hij alleen over de daarmee gevoerde privé- gesprekken belasting te betalen. Om het simpel te houden laat de fiscus die belastingheffing doorgaans achterwege, er van uitgaande dat het gebruik van die mobiele telefoon voor meer dan 90 procent zakelijk is. Mocht een hoog privé-gebruik opduiken, kan de inspecteur wel belasting gaan heffen. Deze regelingen werken in de praktijk simpel en tot ieders tevredenheid. Die tevredenheid verdwijnt zonder twijfel na de invoering van een nieuwe regeling waarover staatssecretaris Bos de Tweede Kamer onlangs heeft geïnformeerd. Hoewel het formeel nog maar om een concept gaat, wil de staatssecretaris de nieuwe regeling op 1 januari ongewijzigd invoeren. Zijn opzet laat enkele regels ongewijzigd, maar scherpt andere behoorlijk aan. Vergoeding van het abonnement op de telefoonaansluiting is nu belast en blijft dat ook na de jaarwisseling. De werkgever mag de zakelijke kosten voor de telefoon thuis ook in de toekomst belastingvrij vergoeden. Het nieuwe is dat zo'n vergoeding alleen onbelast is voor het precieze bedrag van de zakelijke gesprekken. Het zakelijk karakter van de kosten moet voortaan blijken uit de specificatie van de telefoonnota. De telefoonmaatschappijen kunnen tegen geringe kosten zo'n specificatie leveren. Maar ze kunnen geen scheiding maken tussen gesprekken met een zakelijk en die met een privé-karakter. Dat moet de werkgever of de werknemer doen. Als de werknemer aan zijn privacy hecht, moet hij op de specificatie die hij inlevert, alle privé-gesprekken weglakken. De werkgever moet die opgave controleren en in zijn boekhouding verwerken. De nieuwe regeling introduceert zowel voor de werkgevers als de betrokken werknemers heel wat rompslomp. De werknemers die nu een telefoonkostenvergoeding hebben, zien de belastingheffing over deze vergoeding stijgen. Dat vermindert het effect van de tariefverlaging. Sommige bedrijven bieden hun personeel tegen zachte voorwaarden leningen aan. Dat is bijvoorbeeld het geval bij banken en verzekeraars. Zij bieden hun personeel hypotheken aan met een veel lagere rente dan normaal. Andere bedrijven geven een renteloze lening bij de aankoop van een auto. Op dit moment zijn beide voordelen volledig onbelast. Dat heeft een praktische achtergrond. Volgens het boekje zou aan de ene kant het rentevoordeel als loon in natura belast moeten worden terwijl aan de andere kant een even grote aftrekpost aan rente zou opduiken. Dan is het wel zo makkelijk de rentebedragen tegen elkaar weg te strepen. De belastingherziening, die toch echt ook de bedoeling heeft de belastingwet te vereenvoudigen, luidt het einde van deze simpelheid in. De huidige situatie blijft bij de hypotheken alleen ongewijzigd als men die heeft afgesloten voor de aankoop van een eigen woning. Dan staat net als nu een aftrekpost tegenover het te belasten rentevoordeel. In alle andere gevallen van rentevoordeel gaat het fiscale roer om. Na 1 januari 2001 kunnen particulieren de rente voor consumptief krediet niet meer aftrekken. Tegenover het rentevoordeel staat daarom geen (fictieve) aftrekpost meer. Volgens de nieuwe regeling van staatssecretaris Bos belast de inspecteur als loon in natura het verschil tussen de lagere rente die de werkgever in rekening brengt en de zogenoemde wettelijke rente. Die ligt op het moment op zes procent en zit dicht bij de marktrente. De Belastingdienst hanteert overigens een lager percentage wanneer hij aan belastingbetalers rente in rekening brengt of hen rente vergoedt. Dat percentage ligt dicht bij het tarief van de depositorente en bedraagt nu vier procent. Ook werknemers met een personeelslening zien een hap uit de beloofde netto-inkomensverbetering verdwijnen.
|
NRC Webpagina's 28 OKTOBER 2000
|
Bovenkant pagina |
|