U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
Klik hier
N R C   H A N D E L S B L A D  -  Z A T E R D A G S   B I J V O E G S E L
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

 NIEUWSSELECTIE 
 KORT NIEUWS 
 RADIO & TELEVISIE 
 MEDIA 

S c h a k e l s
Dossier Val Milosevic

Tien jaar lang was Milosevic een architect van de Nieuwe Wereldorde

Welkom Servië!

Raymond van den Boogaard
Wat het Westen tien jaar lang probeerde, is de Serviërs in één dag gelukt: Milosevic is verdreven. Tien jaar lang confronteerde hij, samen met Saddam, de Westerse leiders met hun besluiteloosheid. Servië heeft nog een politieke cultuur uit de negentiende eeuw - maar dat is een van zijn onhandige charmes.

Veel had ik niet voor ze gegeven toen ik het videobandje zag van die eerste grote demonstratie in Belgrado, vorige week. Het rijtje oppositieleiders, voor het grootste deel aanvoerders van kleine, schimmige partijtjes die samen 'de oppositie' van Servië heetten te vormen, straalden weinig zelfvertrouwen uit bij hun belofte Slobodan Milosevic op de knieën te dwingen.

Zelfs hun kandidaat voor het presidentschap, Vojislav Kostunica, was zichtbaar zenuwachtig bij zijn stellige beloften. Maar wat wil je voor een professor in het staatsrecht van wie een jaar geleden nauwelijks iemand had gehoord en die bijna nog minder charisma uitstraalt dan Milosevic. Het is wel merkwaardig dat Servië, waar het openbare leven door een hoog operettegehalte gekenmerkt wordt, voor het ambt van president steeds uitkomt bij dit soort dorre persoonlijkheden.

Toch ontbreekt het in de Servische politiek geenszins aan kleurrijke leiders van allerlei slag. Neem de bebaarde Vuk Draskovic, aan het begin van de jaren negentig ten onrechte door het Westen voor de 'Servische Václav Havel' aangezien, en geëindigd als vice- premier in een van Milosevic' laatste regeringen. Of, in een wat ander register, Vojislav Seselj, een extremistische politicus in hart en nieren en begiftigd met een zodanig onstuimig temperament dat hij al dreigde om je neer te schieten als je hem in de wandelgangen van het parlement een eenvoudige vraag stelde.

Nee, het is zeker niet in de eerste plaats dankzij de politieke klasse dat Servië, in mijn ogen een van de leukste landen op aarde, nu eindelijk verlost is van Milosevic, deze even dorre als vasthoudende bureaucraat die de Serviërs per saldo een slechte dienst heeft bewezen.

Het is vooral de Servische natie zelf die zich van het zittende bewind heeft bevrijd. Dat het zo zou kunnen gaan, werd mij trouwens ook al vorige week voor de televisie duidelijk. Al die keurige passanten in Belgrado die, als het ware weggerukt van achter de geraniums en uit de volksmuziek-videoclips op de lokale televisie, nu ineens zelfverzekerd riepen dat Slobo het verder wel kon schudden omdat ze hem niet meer pruimden. De aanwezigheid van die middenklasse in de demonstraties - Servië is een veel burgerlijker land dan de West-Europeaan die is opgevoed met plaatjes van tot de tanden gewapende Servische krijgers, zich kan voorstellen - maakte wel duidelijk dat de situatie anders was dan bij de vele andere gelegenheden waar opposanten met demonstraties het land van Milosevic wilden ontdoen.

Niet langer waren de demonstraties een voorhoedeverschijnsel van alleen maar studenten, intellectuelen, de bevolking van de grote stad Belgrado. In alle lagen van de bevolking en in alle uithoeken van het land waren rechtgeaarde Serviërs tot eenzelfde inzicht geraakt: het is mooi geweest met Slobo. In feite is het dus het gehele volk, dat de basis heeft gelegd voor de hoogst symbolische manier waarop het deze week in Belgrado tot een omwenteling is gekomen: een kleine bestorming van het parlement, het begin van brand aldaar en in de receptieruimte van de staatstelevisie, en klaar was Kees. Aan het gedrag van het beklagenswaardige groepje dienders, dat belast was met de verdediging van het parlementsgebouw tegen de demonstranten, was duidelijk te zien dat hun de ware geestdrift voor de rolverdeling in deze operette ontbrak: wat zul je nog doen, als je de volksgeest tégen hebt? Toen de traangasgranaten eenmaal op waren, schakelden de agenten zichtbaar opgelucht over op een veel dankbaarder element uit het scenario: dat van de geüniformeerde staatsdienaar die zich met de revolutionaire massa verbroedert en gezellig meedoet met de bestorming van het gebouw.

Volksgeest - dat begrip zul je in onze West-Europese context zelden meer horen bezigen, al maakt nationale mystiek bij ons misschien de laatste jaren een bescheiden revival door met betrekking tot sportmanifestaties. Omdat ik dit schrijf met uitzicht op de gebouwen van de Tweede Kamer, valt me opeens op hoe weinig de architectuur van onze volksvertegenwoordiging rekening houdt met de mogelijkheid van revolutionaire omwentelingen. Niks geen monumentale trap, maar vijf ingangen met glazen schuifdeuren. Een gebouw dat in zijn structuur een soort verlengde van de straat is, leent zich niet voor plechtige bestormingen.

In Servië is het nog een beetje Negentiende Eeuw, wat de politieke cultuur betreft, en dat is - naast een bron van onbegrip in de rest van de wereld - een van de onmiskenbare charmes van dit dierbare Balkan- land. Lang niet de enige charme trouwens, wat mij betreft. Zo houden ze er van goede koffie en zwarte humor. En Serviërs zijn gék op krantenlezen - een van de schadelijkste dingen die Milosevic de afgelopen jaren voor zijn eigen positie heeft kunnen doen was het verbieden van allerlei hem onwelgevallige bladen.

De Servische krantenlezer houdt vooral van bladen waarin het eigen land als de navel van de wereld wordt voorgesteld, en de positie van Servië en de rest van de Balkan als onderdeel van ragfijne en héél ingewikkelde machinaties. Ook deze voorkeur is overigens een voorbeeld van een onhandige charme. Een van de redenen waarom Servië niet gewoon rond 1990 de rest van Oost-Europa is gevolgd en zich destijds al heeft ontdaan van de laatste resten communisme - Milosevic' positie was immers niet in de laatste plaats een rudiment van het oude partijbewind - was precies deze neiging zichzelf als een héél bijzonder geval te beschouwen.

Nu is Servië dat ook wel op de Balkan, een bijzonder geval. Zo is het onmiskenbaar het Balkan-land met de sterkste staatstraditie, teruggaand op het jaar 1829, toen Servië autonomie verkreeg onder het Ottomaans bestuur (de middeleeuwse geschiedenis waar rechtgeaarde nationalisten het hart van overloopt laten we hier maar even buiten beschouwing). Die opmerkelijke nationale eensgezindheid die we deze week in Belgrado aan het werk zagen, is mede het resultaat van die sterke traditie.

Diezelfde geest heeft natuurlijk - dat moeten we dezer dagen vooral niet vergeten - anderhalf decennium geleden ook Milosevic in het zadel geholpen, als de beoogde redder van de natie. Met die redding is het, zoals bekend, slecht afgelopen. Alle intriges, machinaties en geweldsuitbarstingen waarmee Milosevic heeft geprobeerd de leidende rol van de Serviërs in het oude Joegoslavië - zowel de naoorlogse federatieve republiek als het vooroorlogse koninkrijk - om te zetten in een Servische nationale staat van enige omvang, zijn in hun tegendeel verkeerd: een door vluchtelingen uit Kroatië, Bosnië en Kosovo overspoeld landje dat nu ook nog zijn doorgang naar de zee, Montenegro, dreigt te verliezen.

Maar misschien valt de schade nog mee. De Servische burgerzin is, zoals deze week nog is gebleken, sterk ontwikkeld. Servië is, merkwaardig genoeg, ook nog steeds een multinationale staat waar de minaretten die de volksgenoten in Bosnië zo systematisch hebben opgeblazen, tot in de hoofdstad Belgrado toe nog fier omhoog staan, en ook allerlei andere omvangrijke minderheden wonen. Er is dus alle reden om al die nare anti-Servische beeldvorming en propaganda die bij ons in het Westen de laatste jaren de toon aangaven, over bloeddorst en koppigheid, snel te vergeten. Serviërs! Welkom in de Europese operette!

Raymond van den Boogaard deed van 1991 tot 1994 voor NRC Handelsblad verslag van de oorlogen in Slovenië, Kroatië en Bosnië

Europa is verlost van zijn grootste onruststoker

Robert van de Roer

Donderdag 5 oktober 2000 zal de geschiedenis ingaan als de dag waarop de laatste Europese dictator, Slobodan Milosevic, ten val kwam, Joegoslavië het pad naar democratie insloeg en Europa een nieuwe stap zette naar een vrij en verenigd continent. Met een bliksemrevolutie in het centrum van Belgrado maakten honderdduizenden Joegoslaven eergisteren abrupt een einde aan het ruim tienjarige bewind van hun president. De overdonderde wereldgemeenschap, van Brussel tot Washington, kon het tempo van de volksopstand voor de televisie nauwelijks bijbenen. Als een kaartenhuis stortte het imperium van Milosevic in elkaar: de staatstelevisie, het staatspersbureau, het leger en de politie kozen in een paar uur tijd de kant van de oppositie of grepen niet in. De volksopstand was de catharsis na de verkiezingsnederlaag van Milosevic op 24 september, die hij in de dagen daarop met alle mogelijke middelen had proberen te manipuleren en te verdonkeremanen. De gehate leider ontvluchtte zijn land niet, zoals velen hadden verwacht, en voerde gisteren nog overleg met de Russische minister van Buitenlandse Zaken, Igor Ivanov. Maar veel meer dan laatste stuiptrekkingen zijn het niet: het tijdperk van Milosevic als onruststoker in het hart van Europa is voorbij. Europa, de Verenigde Staten en Rusland komen zo onverwachts gemakkelijk van hem af, na tien jaar geworstel met het verschijnsel-Milosevic en vier door hem geëntameerde oorlogen binnen Joegoslavië. Wat het halfslachtige Westen een decennium lang niet lukte, zelfs niet na een NAVO-campagne van 78 dagen vorig jaar, lukte zijn eigen landgenoten binnen één dag: een beslissende tik uitdelen. Het lot van Milosevic is in de straten van zijn eigen land door zijn eigen volk bezegeld, niet aan de conferentietafels in Westerse salons door speciale bemiddelaars.

Milosevic is de afgelopen tien jaar - samen met de Iraakse leider Saddam Hussein - meer een architect van de Nieuwe Wereldorde geweest dan de Amerikaanse president George Bush zelf eens hoopte te worden. Samen met Saddam stelde hij tien jaar lang het Amerikaanse gezag in de wereld op de proef, met het politiek-kwakkelende Rusland als voornaamste bondgenoot. Hij dwong Europese leiders in de spiegel te kijken en zich te bezinnen op hun slagvaardigheid. In de achtertuin van de moderne Europese Unie, met haar munt- en douane-unie en andere tekenen van eenwording, werden burgers massaal afgeslacht, soms met duizenden tegelijk. Dezelfde leiders die op topontmoetingen verdragen en verklaringen volschreven over een vrij, verenigd en multi-etnisch Europa, stonden steeds weer aan de grond genageld als zijn terreur efficiënter bleek te werken dan hun democratie.

De Joegoslavische leider draaide de internationale vergadercircuits dol. Hij zaaide tweedracht tussen het Westen en Rusland, dat door de Slavische bloedband er weinig voor voelde om tegen hem op te treden, hoezeer Moskou ook genoeg van hem had. Ook onderling waren de Europeanen en de Amerikanen verdeeld en deinsden zij terug voor robuust ingrijpen. Alle mogelijke fora beten hun tanden op hem stuk: de vijftien landen van de Europese Unie, de vijf, later zes landen van de Contactgroep, de acht landen van de G8, de zestien, later negentien landen van de NAVO en de vijftien landen van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. De wereldgemeenschap zette economische, juridische, diplomatieke, politieke en militaire middelen tegen hem in. Tot een structurele oplossing leidde het niet. Het Westen ondermijnde weliswaar zijn positie, maar bezegelde niets en remde hoogstens een oorlogsmachine af.

De grote Europese landen en Amerika maakten Milosevic in 1991 niet onschadelijk bij zijn eerste expansiedrang in Slovenië en Kroatië. Europa nam wel de leiding in de bemiddeling via gezanten zoals Lord Carrington en Lord Owen, met instemming van de regering- Bush en de regering-Clinton. "Dit is het uur van Europa, niet het uur van de Amerikanen", riep de Luxemburgse minister van Buitenlandse Zaken en toenmalig EG-voorzitter, Jacques Poos, uit aan het begin in 1991. Wat volgde, waren vier oorlogen waar Milosevic de hand in had: tussen de Serviërs en de Slovenen in Slovenië, tussen de Serviërs en de Kroaten in Kroatië, tussen de Bosnische Serviërs en de moslims in Bosnië, en tussen de Serviërs en Kosovo-Albanezen in Kosovo. In Bosnië (1992-1995) moest de slecht bewapende VN-vredesmacht UNPROFOR, bestaande uit vooral Britten en Fransen, de strijdende partijen scheiden, en tegelijk neutraal blijven: een onverenigbare taak in een oorlog waarin de Serviërs domineerden. Het leidde tot de ramp in Srebrenica op 11 juli 1995, met de Nederlanders als tragische hoofdrolspelers. Vervolgens namen de Amerikanen, met hun gezant Richard Holbrooke, alsnog voortvarend de leiding. De NAVO bombardeerde dagenlang stellingen van de Bosnische Serviërs, tot woede ook van Milosevic. Terwijl de buitenwereld wist dat hij de aanjager van de Joegoslavische oorlogen was, slaagde hij erin zich als vredesduif te profileren. In Dayton tekende hij in november 1995 het vredesakkoord voor Bosnië. Het was een "opgelegde vrede", zoals Holbrooke zei, maar ook Realpolitik en half werk: Milosevic bleef onverminderd aan de macht, en sprak bij de ceremonie in Parijs zelfs met president Clinton. De VS leken weer even de gedecideerde supermacht uit de Koude Oorlog of de Golfoorlog, maar die euforie ebde alweer snel weg door nieuw onzeker optreden van de regering-Clinton, zoals in Kosovo zou blijken. De VS mochten dan voor velen in het Westen gelijk hebben dat een dictator als Milosevic hard moest worden aangepakt, de Amerikanen zelf bleken grote moeite te hebben dat morele oordeel in militaire daadkracht om te zetten, bang als ze zijn voor het verlies van eigen soldatenlevens. Bovendien dachten veel Westerse regeringen hier in politieke zin anders over: de wereldgemeenschap bleek in de omgang met Milosevic geen objectief Goed en Kwaad te kennen, of daar eensluidend op te kunnen reageren. De Amerikanen laveerden voortdurend tussen, zoals huidig minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright in 1996 als VN- ambassadeur zei, een "terugtrekking die niet mogelijk is" en een "te grote betrokkenheid die niet houdbaar is". De verdeelde Europeanen waren bovendien politiek en militair afhankelijk van de onzekere Amerikanen, beiden meer dan eens gedwarsboomd door de Russen. In dit chaotisch vacuüm kon Milosevic etnische en nationalistische haat aanwakkeren, in Bosnië via vazallen als Karadzic en Mladic en in Kosovo rechtstreeks. Ook na de etnische zuiveringen in Kosovo vorig jaar en de NAVO-luchtaanvallen bleef hij aan de macht. Het Westen betaalt voor het gebrek aan daadkracht vanaf 1991 een hoge prijs. De balans van een decennium-Milosevic en Westerse onmacht geeft het volgende beeld: ruim 200.000 doden, militaire en civiele protectoraten in Bosnië en Kosovo met ruim 60.000 man NAVO-troepen en VN- bestuur, een economisch infuus van het Westen, een geïsoleerd en economisch geruïneerd Servië, en een uitgehold idee van een multi-etnische samenleving. Het op papier gedroomde Groot-Servië van Milosevic is van lieverlee uitgedraaid op het tegendeel: Klein- Servië. Servië vormt alleen nog met Montenegro de staat Joegoslavië, maar de heilige grond van Kosovo wordt bestierd door de VN. Bij de verkiezingen en afgelopen donderdag kreeg Milosevic de rekening gepresenteerd voor zijn destructieve handelwijze en het isolement van zijn land. Hij ging ten onder aan overschatting van zijn eigen macht en aan onderschatting van de oppositie, die hij dit keer niet uiteen kon spelen.

Ook hierin heeft het Westen vrijwel geen aandeel gehad. Europa en de VS steunden de afgelopen jaren twee onderling verdeelde oppositieleiders, Zoran Djindjic en Vuk Draskovic, die beiden geen kans maakten de macht over te nemen. De nieuwe man, Vojislav Kostunica, is een grote onbekende. Onzeker is of hij de grote democraat is, die het Westen in hem ziet. Onzeker is ook of Servië de route kan volgen van Kroatië, dat sinds dit jaar, een paar maanden al na het aantreden van een nieuwe, democratische regering, nauwe contacten heeft met de EU en is toegetreden tot het Partnerschap voor de Vrede met de NAVO..

Kostunica is een nationalist die het Haagse oorlogstribunaal niet erkent en de aangeklaagde Milosevic naar zijn zeggen niet wil uitleveren. Van enige onafhankelijkheid van Kosovo, zoals de Kosovo-Albanezen willen, kan evenmin sprake zijn, meent hij. "Laat hem eerst de relatie met het Westen verbeteren en het land hervormen", zegt een medewerker van Europa's 'chef Buitenland' Javier Solana. "We moeten geduld hebben, en niet meteen met allerlei eisen komen. Kostunica is geen Superman." Alle ballen op Kostunica, is nu kort samengevat het Westers beleid. Euforie heeft het ontbreken van een duidelijk concept in de afgelopen jaren verdrongen. De EU wil de sancties opheffen en economische hulp geven "om Joegoslavië in de Europese familie te verwelkomen". Er is veel geld nodig om de skelettenstaat van Milosevic nieuw leven in te blazen. De grootste kenner van Milosevic in het Westen, Holbrooke, krijgt in elk geval in één opzicht gelijk: wie resoluut ingrijpen blijft uitstellen, zal later tegen een veel hogere prijs moeten optreden.

NRC Webpagina's
7 OKTOBER 2000

Archief
Zaterdags Bijvoegsel


( a d v e r t e n t i e s )

Klik hier

Klik hier

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad