|
|
NIEUWS
TEGENSPRAAK
SUPPLEMENT
DOSSIERS
ARCHIEF
ADVERTENTIES
SERVICE
|
NIEUWSSELECTIE
|
Elsevier luistert door internet weer naar
klant
AMSTERDAM, 12 SEPT. Op ieder congres staat er wel iemand op die roept: schande! Uitgever Reed Elsevier vraagt 16.000 dollar (40.000 gulden) per jaar voor een abonnement op Brain Research.Tja, dat is de oude economie, zegt Derk Haank, verantwoordelijk voor de wetenschappelijke uitgaven van Elsevier. De nieuwe economie, zegt Haank, is dat de uitgever met zijn nieuwe, internet-bulk-abonnementen ruwweg nog maar 1 dollar per artikel rekent. En dat dat artikel per jaar acht keer door een lezer wordt geprint. Haank is de enige Nederlander in de raad van bestuur van het Brits- Nederlandse Reed Elsevier. Hij is voorzitter van Science, in omvang de kleinste van de drie divisies maar verreweg die met de hoogste marge. Die winstmarge, zo was de afgelopen jaren de kritiek, is vooral te danken aan eindeloze prijsverhogingen van de abonnementsprijzen in de jaren tachtig en negentig. Tien procent per jaar was eerder regel dan uitzondering. Elsevier Science kreeg in de Verenigde Staten de bijnaam The Evil Empire, de harteloze uitmelker van arme wetenschappers en noodlijdende universiteiten. De bibliothecarissen, met name de Amerikaanse, kwamen in opstand in wat Haank zelf aanduidt als de Serials Crisis. Een crisis die zich in Nederland drie jaar geleden ook uitte in het verzet van de bibliotheken tegen de voorgenomen, en later afgeketste, fusie met Wolters Kluwer. Haank is 47 jaar oud, een bedrijfseconoom die studeerde aan de Universiteit van Amsterdam en werkte voor de Vrije Universiteit voor hij naar Elsevier kwam. Hij neemt een lange aanloop voor zijn verhaal. Het begon na de oorlog. Wetenschappers schreven boeken, maar uitgevers als Elsevier vonden het tijdschrift voor ze uit, een soort verzameling voorpublicaties. Al snel kwam er voor ieder vakgebeid een tijdschrift, daarna voor ieder deelgebied. Ook de productie van artikelen steeg snel, nog steeds zo'n 5 procent per jaar. De tijdschriften werden talrijker en dikker. De prijzen stegen mee. Werd een nummer twee keer zo dik, dan werd de prijs zeker anderhalf keer zo hoog. Voeg daarbij de inflatiecorrectie en de koersschommelingen van de dollar. "In het begin had iedereen een abonnement", zegt Haank. "Tot en met de individuele wetenschapper." Maar hoe duurder het abonnement, des te meer abonnees wegvielen, wat weer leidde tot een hogere prijs per exemplaar. Het was een vicieuze cirkel. Bibliotheken vonden tijdelijk soelaas in het kopieerapparaat en een onderling 'uitleensysteem'. En met de opkomst van internet leek het er zelfs even op alsof de wetenschappers en de universiteiten zelf de touwtjes in handen konden nemen. Uitgevers waren immers helemaal niet meer nodig voor de distributie van het materiaal. "Het was vooral een roep om aandacht", zegt Haank over de eigen initiatieven van wetenschappers. "We hebben in de jaren negentig veel te weinig naar onze klanten geluisterd." Elsevier zette de tegenaanval in met de internetdienst Science Direct, een database met ruim een miljoen artikelen uit de tijdschriften. Het lijkt zijn positie als grootste wetenschappelijke uitgever eenvoudig te verdedigen. Elsevier is met elfhonderd titels met afstand de marktleider met een aandeel van zo'n 25 procent. Belangrijkste concurrenten zijn de societies. Dat zijn verenigingen per vakgebied, die meestal uitgever zijn van de meest gezaghebbende titel op dat gebied. Deze publicaties zijn gemiddeld dunner dan die van Elsvier en verschijnen minder frequent. De overige concurrentie komt van kleinere uitgevers. Alle klanten van Elsevier Science krijgen in de nieuwe economie hun abonnementen niet alleen op papier, maar ook op internet aangeleverd. Met een prijs die vooral is afgestemd op het aantal gebruikers. De meeste klanten zijn al overgeschakeld waarbij de VS en Azië voorop lopen en in het voorjaar volgde een akkoord met de Nederlandse bibliotheken. De eigen initiatieven van de wetenschappers, met voorpublicaties op internet, vormen geen echte bedreiging, zegt Haank. "Misschien wel onze belangrijkste functie is dat we als uitgever zorgen voor een onafhankelijke toetsing. We zoeken per vakgebied de beste mensen voor de redactie. En we vragen mensen ook weer om op te stappen als hun tijd voorbij is. Daar is een buitenstaander voor nodig. Zet twee wetenschappers bij elkaar en je hebt zo ruzie. Wij zorgen dat er geen doden vallen." Bovendien is internet duur. "We investeren 100 miljoen gulden per jaar, in het beschikbaar maken van ouder materiaal en in nieuwe functionaliteiten. Zo kan je sinds kort vanuit de references meteen doorklikken naar het artikel waar naar verwezen wordt. Dat geld is nauwelijks op te brengen." De omschakeling gaat snel, zegt Haank. Over twee jaar is Elsevier Science een puur internetbedrijf. De tijdschiften op papier bestaan misschien nog wel, maar zullen nauwelijks meer gebruikt worden. "We krijgen de wetenschappelijke artikelen aangeleverd op internet, veredelen ze via internet en leveren ze via internet. Meer internet kan niet."
|
NRC Webpagina's 12 SEPTEMBER 2000
|
Bovenkant pagina |
|