|
|
|
NIEUWSSELECTIE Gemnet (informatiewijzer voor gemeenten) Vereniging van Nederlandse Gemeenten
|
Lokale autonomie
Het thema van de bordelen staat niet op zichzelf. Ook bij gokkasten en coffeeshops doen zich vergelijkbare fricties voor. Staatsrechtelijk gezien is het antwoord duidelijk. Gemeenten mogen alles regelen wat tot hun "eigen huishouding" behoort, inclusief het uitvaardigen van lokale verboden. Dit recht eindigt wanneer het rijk een kwestie aan zich trekt. Als de nationale wetgever besluit het bordeelverbod op te heffen, wordt het runnen van een sekshuis een in beginsel toegelaten activiteit. Dat kan een gemeente dan niet eenzijdig ontzeggen want de wet in dit land geldt voor iedereen. Deze beperking van de lokale autonomie heeft ook een zeer praktische kant. De gemeente die het eigen straatje schoonveegt, deponeert de ergernis en overlast vaak alleen maar bij een buurgemeente die zelf al de handen vol heeft. Dat is al een probleem gebleken bij de coffeeshops. En die liggen in zoverre gemakkelijker dan bordelen omdat hasjwinkels nog altijd een verboden gelegenheid zijn die worden gedoogd en niet toegestaan zoals een bordeel straks. De lokale nuloptie voor softdrugs is op zichzelf dan ook erkend, mits een gemeentebestuur klemmende redenen kan aanvoeren. Dat wordt al gauw een probleem als het een regionaal spreidingsbeleid doorkruist.
HET ZOGEHETEN NIMBY-gedrag (Not In My Back Yard) is niet alleen een kwestie van gezeten burgers die een voormalig blindeninstituut aankochten om te voorkomen dat het een asielzoekerscentrum zou worden. Ook overheden kunnen er wat van. En toch is dat niet de manier om een dichtbevolkt land te besturen. De ergernis bij met name de gemeenten in de Nederlandse versie van de Bible Belt moet niet uit het oog doen verliezen dat de schrapping van het bordeelverbod een goede reden had. Het was historisch gezien een aberratie en bleek trouwens al gauw een dode letter, maar de enkele aanwezigheid in de strafwet vormde een juridisch beletsel voor gemeenten om een gericht vergunningenbeleid te voeren. Nu kunnen er tenminste eisen worden gesteld om de ergste uitwassen tegen te gaan. Dat is overigens een hele opgave in het geval van een branche die vanaf 1911 (invoering bordeelverbod) in de marge van de samenleving heeft verkeerd. Dat de seksindustrie opeens een normale economische activiteit zou zijn, zoals de vrees van somnmige tegenstanders van legalisering luidde, is voorshands niet in overeenstemming met de harde feiten. Er is een hele variëteit aan vergunningseisen mogelijk. De keuze van de juiste mix laat wel degelijk ruimte voor lokale eigenheid. Voor vindingrijke bestuurders en hun ambtenaren valt er heel wat te verzinnen om uitdrukking te geven aan het gebrek aan welkom voor seksinrichtingen. Geen sekshuis in de nabijheid van kerk, school of kindercrèche. In een beetje 'zware' gemeente gaat dat al een heel eind in de richting van een totaalverbod. Al te dramatisch moeten we daar niet over doen. Ook voor 1911 bestonden er lokale bordeelverboden in plaatsen als Alkmaar en Utrecht (hetgeen uiteraard niet wil zeggen dat daar geen bordelen waren). Het blijft natuurlijk de vraag of de moderne seksondernemer zich zo makkelijk aan de kant laat schuiven. Daar zal de rechter nog wel aan te pas komen. Het is niet vrij van ironie wanneer gemeenten die klagen over de onmogelijkheid van een nuloptie juist wegens deze aanpak worden aangesproken.
MET EEN SERIEUS bordeelbeleid heeft dit soort schermutselingen intussen weinig te maken. Toch is de noodzaak groter dan ooit door een nieuwe golf van mensenhandel als gevolg van de toenemende internationale mobiliteit. Alle reden ernst te maken met controle in plaats van de hele business verder ondergronds te drijven.
|
NRC Webpagina's 21 AUGUSTUS 2000
|
Bovenkant pagina |
|