B E E L D :
Met dank aan de EO
J.M. Bik
Zij was een jonge gehuwde
verpleegster en werd zo ernstig ziek dat zij haar baan en haar man
kwijtraakte. Een paar jaar later loopt zij als schaapherder met haar
kudde en haar honden op de Sint Pietersberg bij Maastricht en doet haar
levensverhaal in zangerig Limburgs.
Een menselijk drama, met de grote stille heide als openlucht-Riagg, denk je met stadse intuïtie. Of
anders wint de boeketreeks, dadelijk zal er misschien uit de paarse
erica-verte wel een aardige meneer aankomen, of een mevrouw, die voor
een mooie afloop zorgt. Maar dat denk je maar, want deze Els Jetten
heeft het eigenlijk behoorlijk naar haar zin met haar kudde. Ze is een
van de hoofdpersonen in Hondenlevens, een documentaireserie over
de mens en zijn hond waarvan de EO gisteravond een aflevering over
schaapherders uitzond. Wat ze verdient, waar en hoe ze woont, wat de cao
voor herders aan vakantie toestaat, of ze naast haar professionele
arcadië een sociaal leven heeft? Van dergelijke vragen heeft de
documentaire afgezien.
In plaats daarvan vertelt herder Jetten over haar mooie maar soms zware
vak. Ook is afgezien van al dan niet gevoelige achtergrondmuziek of
reclames van het Genootschap De Vrienden van heide en herder. En evenmin
komt er een Kees van Kooten-achtige bioloog of landschapsarchitect
uitleggen welke belangrijke rol herder en schapen vervullen voor de
natuurlijke kringloop. Kortom: mooi strak gehouden. Trefwoord:
onopgesmukt.
Dat trefwoord geldt ook voor het documentairedeel dat de Dwingelose
herder Catrinus Homa bij zijn werk laat zien. Lang haar onderuit een
punthoed, een lichtgroene paraplu daarboven. Voorts: kaplaarzen,
zeiljopper op driekwart lengte, fikse wandelstok. Nu zijn we dan toch
ergens tussen Catweazle, Sans Famille en de
Gebrüder Grimm, denk je. Weer verkeerd gedacht. Want
Catrinus is ook een nuchter-tevreden mens en heeft een logische
verklaring voor zijn werk: hij houdt van de natuur en niet van grote
groepen mensen. Niet hij, maar zijn honden doen het werk trouwens. "Ik
zou de schapen alléén geen vijftien minuten bij elkaar
houden", zegt hij en kijkt bezorgd naar de leider van zijn hondengroep,
een niet meer zo jonge bobtail. "Ik moet er niet aan denken dat die er
straks niet meer is." Honden. Als kortgebroekte lagere-schooljongen liep
ik elke ochtend langs een winkel in tweede-handsmeubilair. In de
deuropening daarvan lagen twee grote herdershonden. Meestal hadden zij
al ontbeten. Maar zij wisten dat ik wist dat zij ook best eens een hapje
jongenskuit wilden proberen. Dat plan hebben zij op een kwade dag
uitgevoerd. Sindsdien zijn mijn betrekkingen met honden ambivalent. Als
kind kun je aan je angst toegeven maar dat wordt later moeilijker. Zo
geschiedde het dat ik als in slaap gezakte dertiger eens werd gewekt
door een nat washandje dat over mijn gezicht werd getrokken. Dat
washandje bleek de tong van een niet meer zo jonge boxer, die mijn vrouw
en kinderen voor me in het asiel hadden gekocht als verjaarscadeau en
die in ons gezin een korte maar heel mooie levensavond heeft gehad.
Daarna zijn er, de kinderen waren in de meerderheid en hadden inspraak,
nog drie mannelijke boxers gevolgd die we allemaal Bas (met oplopend
volgnummer) hebben genoemd omdat ze qua kop zo op de toenmalige PPR-
politicus Bas de Gaay Fortman leken. Overeenkomstig ook was dat die
boxers in de hondenwereld vaak een voorkeur voor oppositioneel gedrag
vertoonden, zodat ik - mijns ondanks - aardig vaak heb mogen
interveniëren bij geschillen tussen onze Bassen en andersdenkende
honden. "U komt zeker voor een verbandje en een tetanus-prikje?",
vroegen ze dan in het ziekenhuis, met het gezicht op meewarig.
De kinderen zijn de deur uit, we hebben geen boxers meer. Zodoende heb
ik met extra veel genoegen gekeken naar die aardige herders met hun
prachthonden. Die kortgebroekte jongen ging naar een school met de
bijbel. Misschien ligt er een zekere voeging in dat ik mijn tv-week nu
met dank aan de EO mag besluiten.