|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
Ruimte in Nederland
TEGEN DEZE ACHTERGROND is elke grote regeringsnota over de ruimtelijke ordening een mijlpaal. Als alles volgens plan verloopt, zal minister Pronk (Ruimtelijke Ordening en Milieu) in november van dit jaar de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening presenteren. Dat is twaalf jaar na de vorige integrale beleidsvisie, die destijds onder verantwoordelijkheid van minister Nijpels ( VVD) verscheen. De Vijfde Nota moet een lijn uitstippelen tot 2020 en tevens al een 'doorkijk' geven naar 2030. Deze verre blik in de toekomst geeft tegelijkertijd de betrekkelijkheid van de nota aan. Over een termijn van twintig tot dertig jaar valt immers vooral veel níet te voorzien. Ter illustratie: een jaar na het verschijnen van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening viel de Berlijnse Muur - met vérstrekkende gevolgen voor de transportstromen richting Oost-Europa. Toch is een nota waarin een poging wordt gedaan een toekomstbeeld te schetsen, onontbeerlijk. Een weloverwogen verdeling van de nog resterende ruimte wordt in een land dat qua inwonertal nog altijd groeit en waarin men zich nog steeds meer verplaatst, alleen maar urgenter. Daar komt bij dat ruimtelijke ordening meer dan ooit een politieke factor aan het worden is. In een vorig jaar verschenen notitie van de Rijksplanologische Dienst werd terecht gesignaleerd dat juist nu nationale overheden als gevolg van de Europese eenwording hun greep verliezen op economische en monetaire competenties, zij zich vastklampen aan territoriaal gebonden bevoegdheden zoals het ruimtelijke- ordeningsbeleid. "Daardoor krijgt dat beleid iets heiligs en wordt het gezien als een hoeksteen van nationale trots", aldus de notitie.
VANUIT DIE OPTIEK is het heel verklaarbaar dat minister-president Kok zelf enkele jaren geleden met een aantal 'houtskoolschetsen' de discussie over de Nederlandse infrastructuur een impuls wilde geven. Ruimtelijke ordening is wegens de uitstraling op het totale beleid 'Chefsache' gewor den. Of de huidige minister van Ruimtelijke Ordening dat ook zo ziet, valt te betwijfelen. Weliswaar is bij de voorbereiding van de Vijfde Nota de spreekwoordelijke polder volop gemobiliseerd (in de stukken wordt zelfs gesproken over het Polderoverleg), maar minister Pronk maakt straks in eerste instantie de keuzen en hij geeft de aanzet voor de discussie in het kabinet. De vraag is of bij zo'n belangrijke nota met zoveel repercussies voor andere beleidsterreinen niet van meet af aan een bredere politieke sturing vanuit het kabinet gegeven had kunnen worden. Een van de kernvragen die de Vijfde Nota straks moet beantwoorden is waar de benodigde extra ruimte voor allerhande activiteiten kan worden gevonden. In de Vierde Nota werd nog gesteld dat aanpassing van de kwaliteit veel vaker het antwoord zal moeten zijn op veranderingen dan uitbreiding van de kwantiteit. Getuige de talloze bouwwerkzaamheden op voorheen groen gebied die thans aan de gang zijn, is van deze doelstelling weinig terechtgekomen. In wezen symboliseert dit de tragiek van het ruimtelijke- ordeningsbeleid. Nadat op het nationale niveau de contouren zijn vastgesteld, gaan de lagere overheden er elk op hun eigen manier mee op de loop. Het resultaat is in het hele land zichtbaar: elke stad zijn eigen nieuwbouwwijk en elke stad zijn eigen, altijd 'uniek gelegen' bedrijfsterrein.
ALS HET GAAT om verdeling van de ruimte zijn er in totaal zeven functies in het geding: water, infrastructuur, wonen, werken, landbouw, natuur en landschap en recreatie. Uit een inventarisatie blijkt dat het totaal aantal claims op deze terreinen de omvang van een provincie beslaat. Het zegt iets over de keuzen die straks zullen moeten worden gemaakt. Daarbij is het van het grootste belang dat er goede afspraken tot stand komen over de bestuurlijke vormgeving. Minister Pronk heeft gelijk wanneer hij in een van de voorbereidende notities voor zijn definitieve nota schrijft dat er geen sprake kan zijn van een nationaal plan. Het zijn de provincies en gemeenten die de Haagse hoofdlijnen van beleid concreet zullen moeten uitwerken. Maar voorkomen moet worden dat net als in het recente verleden gemeenten en provincies de nieuwe ruimtelijke- ordeningsnota elk voor zichzelf gaan beschouwen als alibi voor eigen ongebreidelde uitbreidingsplannen.
NEDERLAND BOUWT en zal voorlopig nog wel blijven bou wen. De Vijfde Nota zal hierin geen verandering brengen. Wel wordt het nog meer woekeren met de ruimte dan voorheen. De verschillende belangen zullen elkaar bij de verdeling van die schaarse ruimte dan ook hardhandiger tegenkomen. Dirigisme vanuit Den Haag biedt hiervoor geen oplossing. Dat neemt niet weg dat bij alle tegenstrijdige verlangens vakkundige stuurmanskunst om alle betrokkenen te loodsen, hard nodig zal zijn.
|
NRC Webpagina's 29 JULI 2000
|
Bovenkant pagina |
|