|
|
|
NIEUWSSELECTIE Cahier DNA
|
Brussel bepaalt DNA-agenda van Nederland
ROTTERDAM, 22 JULI. Wat heeft de Nederlandse overheid te zeggen over het experimenteren met genetisch gemodificeerde organismen, het gebruik van DNA-tests, het op de markt brengen van genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen? "Heel weinig", zegt B. Vroom-Cramer van het Instituut voor Informatierecht van de Universiteit van Amsterdam. Volgens Vroom-Cramer, co-auteur van het boek Moderne biotechnologie en recht, volgt de Nederlandse overheid steeds vaker de beslissingen die in Brussel worden genomen. "We leven niet meer op een eiland. Door de Europese harmonisatie worden de meeste richtlijnen op Europees niveau vastgelegd." Zo had de Nederlandse overheid in 1990 regels vastgelegd voor het experimenteren met genetisch gemodificeerde organismen. Maar nog in datzelfde jaar werden daarvoor Europese richtlijnen opgesteld, dus werd het Nederlandse besluit in 1993 ingrijpend aangepast. Datzelfde geldt voor de Arbowet. Begin jaren negentig werd een Europese richtlijn van kracht ter bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia (micro-organismen, celkweken en menselijke endoparasieten). En sinds drie jaar is in Nederland ook de Europese Novel Foods Verordening van kracht. Deze verordening 'betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten' stelt regels voor de veiligheidsanalyse, de etikettering en het in de handel brengen van nieuwe voedingsmiddelen, waaronder voedingsmiddelen die genetisch gemodificeerde organismen bevatten of met behulp hiervan zijn gemaakt. "Zo zijn er ook Europese regels voor de productie en het gebruik van diergeneesmiddelen, diervoeding en bestrijdingsmiddelen", zegt Vroom-Cramer. "Voor de nationale lidstaten is er niet zoveel bewegingsruimte meer." Daarom vindt de juriste het ook vreemd dat Nederland bij het Europees Hof van Justitie bezwaar heeft aangetekend tegen de Octrooirichtlijn uit 1998, die het patenteren van dieren, planten en genen mogelijk maakt. "Je bent als lidstaat nou eenmaal verplicht om een richtlijn binnen twee jaar te implementeren. Doe je dat niet, dan ben je in overtreding. Bovendien loop je het risico jezelf buiten Europa te plaatsen." Nederland uniek met 'nee-tenzij'
Toch zijn er uitzonderingen mogelijk. Binnen de wet op dierproeven hanteert Nederland als enige ter wereld het 'nee, tenzij'-principe (experimenten op dieren zijn verboden, tenzij het belang voor de mensheid of de wetenschap opweegt tegen het lijden van het dier). Of dat gevolgen heeft op het aantal aanvragen voor proeven met genetisch gemodificeerde dieren is niet duidelijk. Ook René von Schomberg, die werkzaam is bij de Europese Commissie en zich bezighoudt met internationale handel, erkent dat nationale lidstaten steeds minder speelruimte hebben. "Thom de Graaf doet alsof die ontwikkeling niet bestaat. Dat vind ik opmerkelijk", zegt Von Schomberg. Hij geeft als voorbeeld de aanstaande herziening van twee Europese richtlijnen die de regels bepalen voor het doen van experimenten met ggo's en het op de markt brengen daarvan. "De nieuwe richtlijnen zijn strenger en uitvoeriger. Ik kan me niet voorstellen dat nationale lidstaten daar nog veel aan willen doen", aldus Von Schomberg. Hij zegt er wel meteen bij dat de Europese regels vooral gelden voor de 'groene' biotechnologie, dus voor de agrarische en de voedingssector. "De zogenaamde rode biotechnologie, dus de biotech in de medische sector, kent veel meer speelruimte", zegt Von Schomberg. Volgens C. Kleemans, van het Centrum voor Bio-ethiek en Gezondheidsrecht van de Universiteit Utrecht, gaapt daar juist een juridisch gat. "De overheid zou meer moeten doen, bijvoorbeeld wat betreft de omgang met databanken." Zo kwam na de vuurwerkramp in Enschede aan het licht dat het RIVM in Bilthoven een verzameling bloedmonsters van 1,4 miljoen kinderen heeft aangelegd. Zonder dat de ouders daarvan wisten. En zonder dat de Registratiekamer, het bestuursorgaan dat toezicht houdt op de naleving van de wetten die het gebruik van persoonsgegevens regelen, daarvan op de hoogte was. "Je kunt een databank met individuele genetische gegevens aanleggen, zonder dat er regelgeving voor bestaat. Wat gebeurt er met die persoonsgevoelige gegevens? Iedereen kan zijn eigen gang gaan", aldus Kleemans. Ook in de DNA-databanken van het Gerechtelijk Laboratorium in Rijswijk zitten gegevens van verdachten die eigenlijk al verwijderd hadden moeten worden. Waar de EU-landen in ieder geval wel duidelijke afspraken over hebben gemaakt, is bijvoorbeeld het testen van geneesmiddelen op mensen. Maar een kader voor medisch-ethische vraagstukken, zoals embryo-onderzoek en xenotransplantatie, ontbreekt. Kleemans vraagt zich ook af of de Europese Unie, met zijn economische inslag, wel de geschikte organisatie is voor het opstellen van zo'n kader. De lidstaten richten zich vooral op het verdrag dat de Raad van Europa in 1996 heeft opgesteld en een jaar later in Oviedo door 21 landen is ondertekend. In dit verdrag (ter bescherming van de mens tegen gebruik van biologie en geneeskunde), is inmiddels een verbod op het klonen van mensen vastgelegd. Zaken als (xeno)transplantatie, onderzoek op embryo's en genetica, zijn nog in bewerking. Wat blijft er dan nog over voor de nationale overheid? "Publieksvoorlichting bijvoorbeeld", zegt Vroom-Cramer. "De overheid moet een helder beeld scheppen." Von Schomberg stemt daarmee in. "Nu is het beeld erg troebel. Het ministerie van Economische Zaken stimuleert biotechnologie, LNV is ambivalent en VROM terughoudend. Het helpt als je als overheid met één standpunt naar buiten treedt."
|
NRC Webpagina's 22 JULI 2000
|
Bovenkant pagina |
|