T V V O O R A F :
In M*A*S*H laat Robert Altman alle teugels
los
HENK VAN GELDER
Wat is er toch zo bezienswaardig
aan de jaren zeventig, dat de televisie er nooit genoeg van lijkt te
krijgen? Het zal de visuele uitbundigheid van dat decennium wel zijn: de
klokkende broekspijpen die wijd over de strak gesneden schoentjes
vielen, de fladderende omajurken, de haardossen - dik, ver over de oren,
bloezend over de wijd open kragen.
Nu oogt het bespottelijk, als een uitzinnige verkleedpartij die tien
jaar heeft geduurd, terwijl op de gezichten vooral een geëxalteerd
bevrijdingsgevoel te lezen staat. Op het ondergrondse gerommel uit de
jaren vijftig en de bliksemschichten van de jaren zestig was de
oogsttijd gevolgd. En dan te bedenken dat het voor het eerst in de tv-
geschiedenis ook nog allemaal in kleur was. Het kon niet op, een
explosie van tinten, het hele palet in één keer in actie.
Een praalgraf is het geworden, waar men in programma's als Toppop
Yeah, Het gevoel van... en De Prehistorie (op de
Belgische televisie) graag om giechelt. Vanavond staat BBC2 zelfs
urenlang in het teken van de jaren zeventig. I love 1970 heet het
uur waarmee de uitzending wordt geopend, en dat belooft weer de
gebruikelijke cavalcade van popmuziek, popcultuur en pop-iconen, kortom:
archiefbeelden-om-te-lachen. Het is deel één van een serie
die het hele tijdperk zal omvatten. Volgende week volgt dus I love
1971. Later op de avond begint nog een tweede reeks, Match of the
Seventies, met sportbeelden volgens hetzelfde procédé.
Maar is het niet merkwaardig in dit kader ook de film M*A*S*H te
ontwaren? Die speelde zich toch af tijdens de oorlog in Korea van begin
jaren vijftig? Op het eerste gezicht wel. Korea was in 1970, toen de
film werd gemaakt, een goeddeels vergeten oorlog. Het ijkpunt van dat
moment lag elders in het verre oosten; in die dagen werd iedereen
afgemeten aan zijn oordeel over de oorlog in Vietnam. De programmering
krijgt pas enige logica als Korea wordt gelezen als Vietnam. En dat
gebeurde destijds volop. "Waarom zou Korea niet Vietnam kunnen
betekenen?" schreef het Algemeen Handelsblad in mei 1970 in een
verslag over het filmfestival van Cannes, waar M*A*S*H in
première ging.
De film begon als het min of meer waarheidsgetrouwe boek van een arts
die in Korea had gewerkt in het Mobile Army Surgical Hospital,
een veldhospitaal vlak achter het Amerikaanse front. De handige
hoofdpersoon Hawkeye, in de film gespeeld door Donald Sutherland en in
de daaropvolgende tv-serie door Alan Alda, was hij zelf. De filmrechten
verkocht hij voor 100.000 dollar. Volgens de overlevering is het project
vervolgens aan zo'n vijftien regisseurs aangeboden, die er geen van
allen iets in zagen. Tenslotte hapte Robert Altman toe. Hij maakte er de
satirische komedie van die een groot succes werd.
Altman ensceneerde de losse scènes met meesterhand. Op de klanken
van het zoet gezongen Suicide is painless liet hij helikopters
boven het exotische bergland cirkelen om gewonden naar het medische
tentenkamp te vervoeren, en daarna trok de kijker dat kamp binnen. Het
is er smoezelig en overbevolkt. In de tent waar wordt geopereerd, zijn
de lakens bloeddoordrenkt. Het is er bijna onmogelijk om even alleen te
zijn; alles wordt afgeluisterd, bespied of onderbroken door iemands
binnenkomst. Die kwaliteit staat nog recht overeind.
Maar verder viel het weerzien mij niet mee. Wat dertig jaar geleden
nieuw was, is sindsdien in tientallen andere films en tv-series
vervolmaakt. Van achting voor het militaire bedrijf, laat staan enig
heldhaftig patriottisme, is geen sprake. De militaire artsen doen hun
plicht, maar kletsen tijdens de operaties over andere dingen. Ze maken
melige pubergrappen en de vrouwtjes zijn als was in hun handen. Als ze
de vrouwen in de douche-tent bespieden, dringt nu zelfs de gedachte aan
Porky's pikante pretpark zich op. Altman verfilmde een reeks meer
of minder geslaagde anekdotes zonder kop of staart. Een dwingend verhaal
ontbreekt. De politieke kant van de zaak eveneens. Waarom waren de
Amerikanen in Korea? En dus: waarom zijn ze anno 1970 in Vietnam? Het
komt niet aan de orde. De gewonden die worden binnengebracht, hebben
geen historie. Ze bloeden, maar niemand vertelt hoe dat komt. Wat
destijds een aureool van politieke durf had - een oneerbiedige
oorlogsfilm - lijkt nu eerder een beetje lafhartig.
Des te meer valt dertig jaar na dato op hoe weinig Altman zich kennelijk
heeft bekommerd om de historische authenticiteit. Alleen de
buitenkant verraadt hem al: er is niets jaren-vijftigs aan Donald
Sutherland en zijn maatje Elliott Gould. Ze lopen rond alsof ze constant
een beetje high zijn, en zo'n druipsnor als die van Gould is ook
typisch 1970. Om nog maar te zwijgen van de opgekamde haardos van Jo Ann
Pflug, die het scharreltje van Sutherland speelt - en daarna nog even
het bed deelt met een ander, die denkt dat hij homoseksueel is en dus
snel wordt genezen door één nacht met haar.
Voor wie alleen de latere tv-serie M*A*S*H kent, waarvan in elf
jaar tijd 251 afleveringen zijn gemaakt, is het trouwens wel aardig hier
te zien hoe majoor Margaret Houhilan aan haar bijnaam Hotlips
kwam. Robert Altman was, zei hij, niet van die serie gediend. Hij
vond het 'commercie van de slechtste soort' en beriep zich erop dat hij
nog nooit een hele aflevering van begin tot eind had gezien.
In elk geval was de tv-versie aanzienlijk eenduidiger; de grappen, die
in de film tamelijk onbewogen in beeld komen, kregen veel meer nadruk.
M*A*S*H werd een formule met een vast aantal ingrediënten -
nog altijd tamelijk ongewoon voor Amerikaanse sitcom-begrippen,
maar allang niet zo onbeteugeld meer als de film was. Zo bezien stond
M*A*S*H toch model voor het gevoel van 1970, waarin de BBC zich
vanavond (en de komende zaterdagavonden) urenlang zal wentelen.
I love 1970, zaterdag, BBC2, 21.55-22.55u. M*A*S*H (Robert
Altman, 1970, VS), BBC2, 22.55-0.45u.