T V V O O R A F :
Spijt van blind idealisme
PETER MICHIELSEN
Midden jaren negentig ontdekte
de jonge Australiër Peter Hegedus dat zijn Hongaarse grootvader
András Hegedüs bloed aan zijn handen had: hij was een van de
belangrijkste leiders van het stalinistische Hongarije geweest, hij was
de premier die na het begin van de Hongaarse opstand van 1956 de Russen
om hulp vroeg.
"Ik zou hem het liefst doodschieten", zo kreeg Peter Hegedus in Australië te horen van Hongaren die in 1956 waren
gevlucht.
De vuile handen van mijn grootvader is het resultaat van een reis
van kleinzoon naar grootvader: Peter haalt in Boedapest verhaal bij de
oude András, die hij zich immers uit zijn kinderjaren niet
herinnert als een bloeddorstige boeman, maar als een liefhebbende, milde
oude man.
Het Oost-Europese stalinisme werd na 1945 opgebouwd onder toezicht van
het Kremlin en het Rode Leger, door cynische en gewetenloze
machtspolitici enerzijds en jonge, naïeve gelovigen anderzijds.
András Hegedüs paste in de laatste categorie. Hij was een
blote-voetenjongen, als kind enige kostwinner in een straatarm
boerengezin, die tijdens de oorlog in het verzet tot het communisme werd
bekeerd. Hij geloofde in 1945 blind in de heilstaat die tot elke prijs
moest worden opgebouwd. Hij werd, door zijn afkomst en zijn jeugd, de
protégé van de stalinistische leiding en klom razendsnel
op naar de partijtop: op zijn 22ste parlementslid, op zijn 26ste lid van
het politburo en lid van het leidende kwartet van de partij, op zijn
33ste premier. Een paradepaardje van het stalinisme dat de oude klassen
vernietigde en de nieuwe klasse met terreur onder de duim hield.
Tot 1956, toen András Hegedüs het proletariaat - in naam
waarvan hij regeerde - de bruggen over de Donau over zag komen en wist
dat hij in het verkeerde ideaal had geloofd. Hij werd nog tijdens de
opstand naar Moskou geëvacueerd en viel van zijn geloof: hij keerde
zich af van het communisme en werd dissident, tot de val van het
socialisme in 1989. Hij is de enige ondertekenaar van het Warschaupact
die het socialisme ten onder zag gaan. Hij stierf vorig jaar, op de dag
af 43 jaar na het uitbreken van de opstand.
De confrontatie van Peter en András is pijnlijk: Hegedüs sr.
heeft heel wat uit te leggen. Ja, hij was zelf tijdens de stalinistische
zuiveringen bang geweest, hij zag collega-partijleiders van de ene op de
andere dag verdwijnen naar de kerkers van de geheime politie. Maar
aftreden? "Het communisme is een trein waar je op kunt springen, maar
waar je niet uit kunt stappen." Aftreden zou als verraad zijn gezien en
met executie zijn bestraft. De vragen van Peter zijn vaak naïef:
had hij niet voor een onafhankelijk Hongarije kunnen vechten? Nee, zegt
András, het is absurd te denken dat Hongarije uit het
stalinistische blok had kunnen stappen. Opofferingen? Heldendaden? "De
werkelijkheid bepaalt de geschiedenis. Grote woorden reiken niet verder
dan de koffietafel."
De documentaire hinkt een beetje: enerzijds maakt Peter Hegedus een stuk
familiegeschiedenis, anderzijds gaat de film over het stalinisme. Het
ene aspect gaat ten koste van het andere en geen van beide komt volledig
tot zijn recht.
Ik heb zelf András Hegedüs goed gekend. Hij zei me eens:
"Twintig jaar van dissidente arbeid hebben mijn tien jaar als stalinist
niet kunnen goedmaken" - een oordeel dat hem kenmerkte en dat hem
sierde. Het aspect van zijn blinde geloof, zijn groeiende angst en zijn
latere berouw is helaas wat ondergesneeuwd in de documentaire.
De vuile handen van mijn grootvader, woensdag, Ned.1, 22.47-
23.43u.