|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
Regenteske anti-regent Han Lammers overlijdt
Door onze redacteur HUBERT SMEETS
Johannes Christiaan Jan Lammers werd op 10 september 1931 in Amsterdam geboren. Hij groeide op in een gereformeerd milieu. Zijn vader was parlementair redacteur van de antirevolutionaire partijkrant De Standaard en later directeur bij de RVD. Mede onder invloed van de oorlog en de theoloog Karl Barth trok de jonge Lammers politiek naar links, zonder zijn protestantse rechtzinnigheid te verliezen. Na een blauwe maandag theologie gestudeerd te hebben, volgde Lammers zijn vaders voetsporen. Op 24-jarige leeftijd werd hij leerling-journalist bij het ANP. Vervolgens stapte hij over naar het Algemeen Dagblad, voor welke krant hij de ‘zaak-Eichmann' en daarna de embryonale jaren zestig in Amsterdam versloeg. Toen de ‘culturele revolutie' in zijn geboortestad haar climax bereikte, was hij inmiddels hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer. Het was een periode waarin er werd geschamperd om hen die de arbeidsdeling tussen journalistiek en politiek serieus wilden nemen. Ook de journalist Lammers zag er geen been in tegelijkertijd actief te zijn in de PvdA. Hij was een drijvende kracht achter Nieuw Links, een der auteurs van het manifest Tien over Rood waarmee Nieuw Links zijn aanspraken op de macht formuleerde, de eerste partijbestuurder uit die kring en auctor intellectualis van de beruchte ‘anti-KVP-resolutie' uit 1969 die hij later zelf weer naar de prullenbak zou verwijzen. Als hoofdredacteur van De Groene bezocht hij ondertussen de DDR. Voor Lammers was de erkenning van de tweede Duitse staat een lakmoesproef voor de machtsstrijd binnen de PvdA. De autoriteiten in Oost-Berlijn zagen hem vooral als de welwillende partijfunctionaris van de PvdA die ze voor hun eigen karretje konden spannen. In deze dubbelrol schreef Lammers in 1967 een artikel voor zijn krant, waarvan hij nog last zou krijgen. ,,Wij vergissen ons schromelijk als wij aannemen dat er in de DDR geen sprake zou zijn van een democratie'', concludeerde hij na de reis waarin hij een politiek onderonsje had gehad met partijchef Ulbricht van de ‘arbeiders- en boerenstaat'. Pas eind jaren zestig begon de redactie van De Groene te morren over de twee petten die haar hoofdredacteur op had: niet eens zozeer om zijn activiteiten in de PvdA die inmiddels door Nieuw Links was bezet, als wel wegens zijn kandidatuur voor deze partij bij de raadsverkiezingen van 1970 in Amsterdam. Lammers vertrok bij het weekblad, werd in de gemeenteraad gekozen en was een paar maanden later wethouder in een college van PvdA, CPN, ARP en KVP. Zes jaar zou Lammers de belangrijkste wethouder van Amsterdam blijven. Het zou de stad nog langer heugen. Onder zijn leiding werd het roer omgegooid. Tot medio jaren zestig had Amsterdam een kwijnend bestaan geleden. Weliswaar was besloten tot de bouw van een nieuwe tuinstad met hoogbouw in de Bijlmermeer, waar de geëmancipeerde arbeidersklasse zou moeten gaan wonen, maar de rest van de stad lag er grotendeels treurig bij. De grachtengordel leek als woonbuurt zijn langste tijd gehad te hebben. Onder invloed van het sociaal-democratische adagium ‘licht, lucht en ruimte' was voor de binnenstad een toekomst weggelegd als zakencentrum. Veel bewoners vertrokken, talloze scholen werden gesloten en op de kale plekken verrezen kantoorgebouwen van bijvoorbeeld de ABN. Vlak buiten de grachtengordel stond de stad zelfs aan de rand van de afgrond. De 19de eeuwse arbeiderswijken waren verpauperd. Wegens gebrek aan nieuwe woningen was het amper mogelijk daaruit te ontsnappen. Lammers trok daartegen ten strijde. Hij redde de Jordaan en gaf daarmee onbewust de eerste zet tot de ‘gentrification' van de binnenstad. Dat het begrip ‘grachtengordel' nu de arrogante klank heeft, die dertig jaar geleden ondenkbaar was, is aan hem te danken. Op de oostelijke eilanden brak hij Kattenburg af en liet er een compleet nieuwe buurt neerzetten. Tegelijkertijd ontpopte hij zich als een hardnekkig voorstander van de 'overloop' naar de randgemeenten waar het gewone volk tenminste een huis met een tuin kon bewonen. Want aan het idee dat arbeiders driehoog achter het gelukkigst zijn, had hij een broertje dood. In deze aanpak, waarbij oude én nieuwe stedenbouwkundige inzichten werden gecombineerd, lag zijn betekenis voor Amsterdam. Landelijke bekendheid verwierf Lammers echter door zijn vastberaden houding jegens de tegenstanders van de zogeheten ‘oostlijn' van de metro. De Bijlmermeer moest ontsloten worden. De actiegroepen dachten daar anders over. Sommigen waren faliekant tegen de metro omdat die ‘cityvorming' ten gunste van het kapitaal zou bevorderen. Anderen koesterden heemkundige bezwaren die vooral betrekking hadden op de Nieuwmarktbuurt waar, na de sloop, een vierbaansweg zou worden aangelegd. Toen in 1974 een louter links ‘programcollege' aantrad - met de gestaalde pro-metropartij CPN, de naïeve anti's van PPR en PSP, een neutrale D66 en een hopeloos verdeelde PvdA - gingen de golven zo hoog dat zelfs het woonhuis van Lammers doelwit werd. De wethouder, die met zijn fractie binnen de PvdA-fractie het liefst in het café vergaderde, gaf geen krimp. Ook een alternatief tracé kon geen genade vinden. Achteraf bleek dat hij de discussie daarover niet aanwilde, omdat er voor de metro geen bouwvergunning was en elke omweg dus voor nog meer vertraging zou zorgen. Lammers won het conflict. Maar de verhoudingen in het college en zijn eigen partij waren dermate verziekt dat ook aan zijn wethouderschap een einde kwam. Op koninklijke én machtspolitieke wijze verloste hij Amsterdam in 1976 uit deze doodlopende straat. Lammers toonde zich bereid te vertrekken mits PPR-wethouder Roel van Duijn hem zou volgen. De hoofdstedelijke PvdA zou nog jaren onderling overhoop liggen. Pas met de komst van wethouder Jan Schaefer keerde de rust langzaam terug. Lammers was ondertussen bezig met een nieuwe opdracht, waarbij elke socialist zijn vingers zou aflikken. Als landdrost van de Zuidelijke IJsselmeerpolders had hij ongekende macht. Hij wendde die aan op een manier die menig ambtenaar, net als in Amsterdam, voor hem innam. Hij was autoritair maar niet bureaucratisch. Tot zijn laatste snik zou hij zich verzetten tegen de ,,verambtelijking'' van het publieke domein. Referenda om de bureaucratische macht te corrigeren? ,,Een middeleeuws middel voor demagogen''. Een ,,ouderwets lesje staatsrecht'' zou volgens Lammers beter zijn om de ambtenaren weer op het spoor te krijgen. Hij zette de koers uit, hij moest dus de verantwoordelijkheid voor zijn apparaat nemen, een houding die onder politici toen al aan het eroderen was. De bouw van Almere was een van de resultaten. Voordat hij in 1985 commissaris der Koningin in de nieuwe provincie Flevoland werd, was hij ruim een jaar burgemeester geweest van die nieuwe stad die dankzij Lammers merendeels door Amsterdammers werd bevolkt. Tot zijn pensioen in 1996 was Lammers werkzaam in Lelystad. Permanent bleef hij zijn grote projecten (de inpoldering van de Markerwaard) lanceren. Kleinschaligheid, zoals verwoord door de propagandisten van de ‘compacte stad' die na hem Amsterdam gingen domineren, kon hem nooit bekoren. Zijn eigen PvdA tikte hij vanuit de polder eveneens regelmatig op de vingers, met name toen de sociaal-democraten begin jaren negentig in zijn ogen al te opzichtig begonnen te flirten om de gunst van de middengroepen. Han Lammers was zijn hele leven een man die van zijn hart geen moordkuil maakte. Als journalist, als politicus, als bestuurder en als cafébezoeker: altijd voer hij scherp aan de wind. Eigenlijk was er maar één plek waar zijn vriendelijk-ironische mildheid zich ten volle manifesteerde: achter het kerkorgel, een passie die door de politiek steeds weer werd weggedrukt.
|
NRC Webpagina's 5 JULI 2000
|
Bovenkant pagina |
|