|
|
|
NIEUWSSELECTIE Franse president Lonely Planet - destination France
|
Een vademecum van omgangsvormen in
Frankrijk
Fransigheden
Marc Chavannes
Wie een dag in Frankrijk is geweest, heeft al heel wat Fransen zien eten en drinken. Zij doen dat graag en met zorg. Zij doen dat zeker een keer per dag in het openbaar en bij voorkeur in gezelschap. Het publiek eten vindt in Frankrijk vooral plaats tussen de middag. Bedrijven en scholen hebben een restaurant met een menu. Winkels of bedrijven die daar te klein voor zijn, helpen hun werknemers Tickets Resto te kopen waarmee ze voor half geld in een café of restaurantje kunnen lunchen. Zelfs op de gemeentecrèche voor één- tot driejarigen in Parijs wordt een viergangenlunch geserveerd, die ter plekke in de keuken wordt gekookt. Enige concessie aan de leeftijd: alle gangen gaan tegelijk op het blad. Maar stokbrood en kaas ontbreken niet. Dat is absoluut een vereiste bij iedere maaltijd: stokbrood, dat in het buitenland onverwoestbare symbool van Fransigheid. De maaltijd moet in Frankrijk voldoen aan strikte visuele, culinaire en sociale eisen. Die zijn niet zo bijzonder, maar afwijkingen maken de operatie zinloos. Alles telt: de vorm van de tafel - in gewone restaurants vaak piepklein - gedekt met minstens een papieren kleedje, en een wijnglas boven bord en bestek, een mandje met gesneden stokbrood, een stelletje met peper, zout, azijn en mosterd, het is allemaal deel van een ritueel waar men aanspraak op maakt. Dit kleine feest omvat een voorgerecht, een hoofdgerecht en op zijn minst koffie, en als het even kan sla plus een toetje en kaas vóór de koffie. In echte geniet-restaurants zijn alle gangen dubbel, ejeun wordt het wijn drinken verheven tot een aparte communicatie met hogere cultuurniveau's. Het twee keer per dag drinken van fijne wijnen is in Frankrijk een gebruik op de terugtocht. Fransen staan, met de Portugezen, nog steeds bovenaan de Europese ranglijst drinken, met 14,1 liter pure alcohol per jaar. Het totale gebruik neemt af. Dertig jaar geleden consumeerden de Fransen 120 liter wijn per hoofd van de bevolking per jaar; nu is dat 62 liter. Volwassenen drinken gestaag minder, jongeren daarentegen drinken steeds jonger; na hun achttiende neemt het weer af. Bier is de cafédrank bij uitstek geworden. Wijn is nog maar voor 12 procent de hoofddrank aan lunch of avondmaaltijd. Wijn is een belangrijk exportproduct, maar in eigen land is het iets geworden voor een bijzondere gelegenheid. En dan liefst een goede wijn. De tafelwijn van tien francs is op zijn retour. Enigszins smakelijke Franse wijn begint in Frankrijk boven de 30 francs (4,50 euro). Volgens de socioloog Gérard Mermet weten jonge Fransen weinig van wijn af en hebben ze ook niet zo veel zin om zich er in te verdiepen. Wijn hoort bij het universum van hun ouders, dezelfde mensen die hebben gezorgd dat Frankrijk zucht onder een nog steeds hoge werkloosheid. De jeugd weigert allerlei attributen van die generatie. Zij wil zich liever tooien met merken die hen aanspreken. Cola's, bier en sappen doen het beter. Het zijn bovendien 'nomadenproducten': je kan ze meenemen en opdrinken waar je maar wil. In het verkeer, op straat, op de stoep, bij het betreden van de lift geldt één gouden regel: Fransen hebben altijd voorrang. Goed, zult u zeggen, maar stel dat er twee Fransen tegelijk op een lift of een winkeldeur afbenen, wat dan? Ook dan geldt dat de meest Franse gegadigde voorgaat. De ander zal dat aanvoelen, en zich verheugen op een eervolle tweede plaats in deze kleine, maar markante race. Fransen hechten aan hun identiteit, zeggen zij altijd. Wee de buitenlander die geen genoegen neemt met deze natuurlijke ordening. Die haalt zich een hoop ellende op de hals, boze blikken, verwensingen, gebaren naar het voorhoofd. En een solide identiteit als buiten de boot gevallene. Noach had ook geen plaats om mislukkingen mee te nemen. Op dit punt aangekomen is menig buitenlander geneigd de Fransman ongeneeslijke, aangeboren arrogantie te verwijten. Dat is een vergissing. De meeste Parijzenaars, want die tonen het verschijnsel het gaafst, die mij de tenen hebben afgesneden, kwamen niet op het idee dat ik ook bij de slager naar binnen wilde. Of echt met een taxi meewilde. Het is dus zondigen zonder schuld. Zo is het ook bij het postkantoor of andere loketrijke omgevingen. De volgende in de rij staat voortdurend tegen je op te schurken, of gaat gewoon naast je staan. In Angelsaksische landen houdt men graag twee meter afstand aan. In Frankrijk leunt men tegen je. Niet om eerder aan de beurt te zijn, maar omdat men de fysieke twee meter-zône om de medemens niet erkent. Wanneer de loketkwestie wat ingewikkelder wordt, komt er ook vaak advies uit de eigen rij, of de volgende. Dat is geen bemoeizucht, laat staan arrogantie, dat is hartelijkheid. Vraag in een Parijs restaurant naar een niet-roken-tafeltje. Sinds 1992 verplicht de wet iedere restaurateur een aparte afdeling in te richten voor niet-aan-nicotine-verslaafden. Men vertrekt meestal geen spier en verwijst je naar een bezemkast, of dat tafeltje onder de trap, naast de wc. Arrogantie? Nee, vrijheid wordt van oudsher gedefinieerd in termen van roken, niet van zoiets ongezelligs als niet-roken.
Wie heeft de schuld in de kleine dagelijkse voorrangsconflicten van het Franse leven? De klant. In het begin moeten buitenlandse bezoekers er aan wennen dat het personeel een onverschillige indruk maakt. Dat is geen toeval. Mensen die in de detailhandel werken hebben over het algemeen een baan. Zij hebben geen roeping of ambitie mensen die zij niet kennen van dienst te zijn, of iets te verkopen. Vreemden moeten dus zo lang mogelijk worden gemeden. Die stugheid valt vooral op in warenhuizen waar men de weg niet weet. Wie dan toch feitelijke informatie of enige hulp verwacht, kan soms op taaie weerstand stuiten. Zoals die vriendin die bij Lafayette een bh wilde kopen. Zij paste verschillende modellen en maten. Geen zat echt goed. De mevrouw van de afdeling had er al snel genoeg van en weigerde nieuwe te halen. Ja maar, hield onze vriendin aan, ik wil graag die zwarte nog passen, misschien past die beter. Waarop de dame van de lingerie haar toesiste: U zult hier toch niets vinden. Vos seins sont trop écartés. Uw borsten staan te ver uit elkaar. Het verschilde nauwelijks van de ervaring van onze goede vriend die zijn salaris uit Nederland maar niet op zijn rekening zag verschijnen. Zijn Parijse bank had er telefonisch niets aan toe te voegen: niet gearriveerd, dus niets aan te doen. Na een aantal weken toog hij - het water stond hem inmiddels aan de lippen - naar het bankkantoor. De manager had na enig goochelen op haar computer snel door waar het geld lag te sluimeren: op de guldensrekening van onze vriend. Maar ik heb nooit om een aparte rekening gevraagd naast mijn rekening in Franse franken, merkte hij op. De bankmevrouw, zonder opkijken: Dat maken wij uit. C'est la banque qui décide. Einde gesprek. De klant is nooit koning geweest in Frankrijk. Hier en daar begint ook dat te veranderen, maar dit syndroom is zo diep verankerd dat het nog wel even kan voortleven. En dat terwijl winkelen zo'n opwindende ervaring kan zijn in Frankrijk. Veel prachtige groenten en fruit, ultraverse vis, heerlijkheidjes uit de Sud-Ouest te over, wat een boekwinkels. Maar denk niet dat de verkopende commerçanten staan te juichen van dankbaarheid om uw klandizie tegen harde valuta. Zij zijn de baas, het is hun bedrijf, en zij bepalen of en hoe de kaas wordt afgesneden. Geen halve camemberts en daarmee basta. Geen belegde broodjes voor twaalven, het personeel moet eerst koffie drinken. Maar hier gloort redding. Over alles kan worden onderhandeld. Niet zozeer de prijs als wel de dienstverlening kan worden besproken. Mits u zich een positie hebt verworven die een gesprek mogelijk maakt. Dat wil zeggen, hebt laten merken dat u de code kent, dat u hebt erkend dat u heel ver gaat door een kleine afwijking te vragen, maar dat u een steekhoudend of origineel argument hebt, een persoonlijke noodsituatie die alleen door de bakker, kaasvrouw, antiquair kan worden opgelost. Meestal is dat genoeg. Als ook dat de betrokkene niet vermurwt, wil het nog wel eens helpen om onverzettelijk te blijven staan. Daar worden ze soms zenuwachtig van. Dan kan de comté ook wel recht worden afgesneden.
Het vergt enige oefening om te weten wat al die handen betekenen die worden geschud in Frankrijk. Hoeveel handen de binnenkomende kan schudden hangt af van zijn maatschappelijke positie, zijn status in de groep. De lager geplaatste kijkt er wel voor uit een als hoger ervarene zomaar een hand te geven. De hoger geplaatste zal zuinig zijn op de lichamelijke aanraking die handen schudden is. Handen schudden gaat het makkelijkst onder bekenden. En onder mannen. Voor openbaar contact van mannen met vrouwen en bij vrouwen onderling is er la bise (spreek uit: bíeze), de twee- of drievoudige wangkus. Dat is geen lichtzinnige affaire. Is een bise eenmaal gevestigd, dan bestaat er blijvend aanspraak op. In sommige gevallen is de bise een opvolger van de hand. De bise heeft meestal met vrouwen te maken, behalve in artistieke en homoseksuele kring. De omhelzing-met- kus van manlijke mannen - president Mitterrand paste hem graag toe op hoog buitenlands bezoek - valt niet onder de gewone bise. Deze ogenschijnlijk vluchtige wangkus kan een woordenboek aan gevoelens omvatten, maar is ook onherroepelijk. Als een collegaatje op het werk 's morgens bij binnenkomst de uitgestrekte hand beantwoordt met een toegestoken wang, dan is een acute beleidsbeslissing vereist. De tweesprong kent geen herkansing. Vandaag geweigerd, morgen een definitieve koelte. Tegen heug en meug geaccepteerd, voorgoed een vorm van ongewenste intimiteit. Die geoffreerde wang is de landingsstrip van een nieuw vormgegeven relatie. Geen liefdesrelatie, verre van dat. De voorgestelde uitwisseling van wangcontact kan van alles zeggen: wij zijn gelijken of bijna-gelijken, wij zien elkaar met een zekere regelmaat, laten we het beste er van maken. Of: ik vind je wel een geschikte figuur, onze collegialiteit mag gezien worden. Verraderlijker is de bise in verkiezingstijd. Rond grote politieke figuren, kandidaten voor hoge posten in de Franse Republiek, zwermen altijd tientallen bise-meisjes. Jonge vrouwen, niet noodzakelijkerwijs beeldschoon, die de wangen ophouden voor iedere man die straks misschien belangrijk is. Zij werken bij zijn partij, of voor een persmedium dat graag van binnenuit nieuws uit hun kamp brengt. Franse politici gaan als hertenmannetjes met hun bise-meisjes om: hoe meer onder bereik hoe beter. Op minder duidelijke functies komt men in de Franse bureaucratie meer dan eens bise-meisjes van een vorige generatie tegen. Een van de wonderen van Frankrijk is de elegantie van de bewoners. Vergeleken bij landen waar spijkergoed, trainingspakken en veelkleurige nylon jacks de norm zijn, is het opvallend hoe ingetogen en smaakvol veel Fransen er uit zien, ook in vrijetijdskleding. Meestal is hun lay- out helder en effen. Zeker in de stad gaan vrouwen van alle leeftijden vaak verzorgd gekleed. Toen ik net in Parijs woonde, vond ik het vaak wat stijf en overdreven. Het heeft me een paar jaar gekost om er aan te wennen. Je gaat op den duur vooral zien dat veel vrouwen, en trouwens ook mannen, moeite hebben gedaan er voordelig uit te zien. Fransen herkennen in Italianen een zelfde aandacht en merken zonder vreugde op dat die notie in de meeste andere Westerse landen minder ontwikkeld is. Een diepere laag van dit verschijnsel is de kunst van het net een beetje zwoel ogen zonder dat het sexy wordt. Het is een typisch Parijse nuance. In het begin vond ik vrouwen in die als opwindend beschreven stad er vaak een beetje flets om niet te zeggen tuttig uit zien. Met een hoeveelheid make-up die aan de jaren '50 of '60 doet denken. Op den duur leer je ook die code ontcijferen. Ik kan hier de sleutel niet moeiteloos geven. Het heeft te maken met de laatste films, kleine verwijzingen naar de modeshows, subtiele compromissen tussen het werkende leven van veel vrouwen en hun vrouwelijkheid. Negatieve stereotypen over de Franse vrouw berusten vaak op een oppervlakkige blik. Haar origineelste uitvinding is misschien het in 1964 op de stranden van Saint-Tropez ingevoerde topless zonnen. Wat overal elders aanstootgevend zou zijn, werd daar met een Frans soort argeloosheid tot normaal verklaard. Topless is per definitie niet prikkelend, eerder het tegendeel. Het laat soms vervelend weinig te raden over. En de normaliteit is maar schijn: wat op het strand kan, kan op straat absoluut niet, laat staan in een restaurant. En ook op het strand zijn de grenzen strikt. Wie een blik te veel werpt of een beweging te veel maakt, gaat ook op het strand over de schreef. Crisis. Het weglaten van een bikini-bovenstukje was in het begin een daad van verzet, een bevrijdende actie, maar het vergt een permanente en nauwkeurige regie, wil de vrouw geen misverstanden wekken en de passant geen voze overtreder zijn van een regel die boven het strand zweeft. Zo komt er van de bevrijding niet zo veel terecht, zoals de socioloog Jean-Claude Kaufmann aan de hand van 300 vraaggesprekken vaststelde. Toch is het ritueel door miljoenen overgenomen. Het blootgeven van de borsten kan met een beetje goede wil model staan voor de omgangsvormen in Frankrijk. Men koestert zich in een gevoel van finesse en levenskunst door zich aan een heel kantwerk van subtiele maar precieze regels te binden. Kennelijk hadden honderdduizenden Fransen en Françaises het er voor over de regels van het dubbelzinnige zonnespel met het bikinibovenstukje in de praktijk te ontwerpen. En zich er nu al jaren aan te houden. Binnen alle collectief aanvaarde beperkingen ervaren veel Fransen een essentieel vrijheidsgevoel. De emotie over een goed vormgegeven mens, een ideaal gebouw aan de rivier, het overslaande hart om drie onnavolgbare dichtregels, de aantrekkelijkheid van een perfect gedekte tafel op een veranda met bloeiende oleanders, een met zorg bereide hazenrug of een rit met honderdzestig kilometer per uur over een boterglad asfaltlint door de Alpen - het zijn ultiem Franse vormen van genieten. De halve wereld doet het na, maar dit volk heeft van een leven rond schoonheid een nationaal project gemaakt. Dit is een voorpublicatie uit 'Frankrijk achter de schermen. De stille revolutie van een trotse natie' van voormalig correspondent Marc Chavannes. ISBN 90 5333 956 6. Uitg. Prometheus/NRC Handelsblad, 304 blz., 31,95.
|
NRC Webpagina's 24 JUNI 2000
|
Bovenkant pagina |
|