U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
24/7 Media Europe ad
N R C   H A N D E L S B L A D  -  B I N N E N L A N D
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

 NIEUWSSELECTIE 
 KORT NIEUWS 
 RADIO & TELEVISIE 
 MEDIA 

S c h a k e l s
Dossier Srebrenica


Over bommen op Servië

Kok bestrijdt indruk van onenigheid

Door een onzer redacteuren
DEN HAAG, 9 JUNI. Premier Kok heeft voor de commissie-Bakker gistermiddag geprobeerd de indruk weg te nemen dat er in het kabinet onenigheid bestond over de NAVO- bombardementen van vorig jaar op Kosovo en Servië.

"De ministerraad is een volwassen college waar in beslotenheid ruimte is voor kritische vragen. Dat is van mening wisselen, niet van mening verschillen." De ministers spraken er 'indringend' en 'grondig' over. Als dat niet zou kunnen, zou het 'Stalin revisited' zijn, zei de premier tegen de commissie die de Nederlandse deelname aan vredesmissies onderzoekt. Kok gaf toe dat hij tijdens een persconferentie op de Europese Top in Berlijn op 24 maart van journalisten en niet van zijn eigen ambtenaren of van minister Van Aartsen (Buitenlandse Zaken) te horen kreeg dat de eerste NAVO-bommen gevallen waren. Kok wist dát dat die avond zou gebeuren maar niet precies op welk moment.

De vrees voor onbedoelde schade, burgerslachtoffers en vluchtelingenstromen voedden het wekelijkse debat in de ministerraad tijdens de luchtoorlog. Dat zeiden zowel Kok als minister Van Aartsen gisteren tegen de commissie. De discussies waren volgens Kok nodig om het kabinet "scherp te houden" en " voortdurend de gevolgen van de acties onder ogen te zien". Ook de besluitvorming rond de inzet van Nederlandse F-16's heeft volgens Kok en Van Aartsen altijd volgens de afgesproken regels plaatsgevonden. Op één punt bleef onduidelijkheid bestaan. Minister De Grave (Defensie) had woensdag tegenover de commissie bevestigd dat bij het begin van de luchtaanvallen op 24 maart 1999, de NAVO harder wilde toeslaan dan aanvankelijk het plan was. Fase één (uitschakeling van de Joegoslavische luchtverdediging) en fase twee (aanvallen op Joegoslavische militaire grondeenheden) waren volgens De Grave " grotendeels in elkaar geschoven".

Van Aartsen en later Kok maakten duidelijk dat hier sprake was van een misverstand. De tweede fase werd conform de brieven die toen naar de Kamer zijn gezonden, pas enkele dagen later van kracht. De premier zei dat De Grave dat misverstand in een aparte brief aan de commissie zal rechtzetten. Kok haalde fel uit naar oud-bevelhebber Couzy van de landmacht. Kok wilde na de val van Srebrenica in juli 1995 in Zagreb een "sobere bijeenkomst" met de teruggekomen Dutchbatters. Hij drong daar via zijn hoogste ambtenaar op aan bij Voorhoeve. Kok: "Ik voelde me behoorlijk bekocht toen bleek dat Couzy zich daar niets van had aangetrokken." De militaire kapel stond op een hoek van het ontvangstterrein "storende hoempamuziek" te blazen. De premier wilde graag de bijeenkomst bijwonen om zijn betrokkenheid te tonen. Voorhoeve stelde het aanbod van Kok op prijs. Van Mierlo, toen minister van Buitenlandse Zaken, vond het aan de zware kant dat Kok en de kroonprins gingen. "Ik vond het zwaar, maar terecht zwaar. Het was niet te zwaar", zei Kok gisteren. Couzy zei eerder tegen de commissie dat hij vond dat de Nederlandse VN-militairen na zes maanden spanning "een keer uit de band" moesten kunnen springen. Het ontbreken van NAVO-luchtsteun was voor Kok de belangrijkste reden dat Dutchbat in een onmogelijke positie was geraakt in Srebrenica. Nederland had er volgens Kok alles aan gedaan om maximale zekerheid te krijgen over de luchtsteun. Hij had van de toenmalige secretaris-generaal van de VN, Boutros Ghali, een harde toezegging gekregen.

Weinig nieuws in verhoren over Srebrenica


Uit de verhoren van de commissie-Bakker wordt duidelijk dat coördinatie ontbreekt in geval van crisis (Srebrenica, Kosovo). Premier Kok blijft in noodsituaties op de achtergrond.

Door onze redacteuren CEES BANNING en
PETRA DE KONING

DEN HAAG, 9 JUNI. De medewerkers van het NIOD, het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, kunnen tevreden zijn. In het najaar van 1996 kregen ze de opdracht onderzoek te doen naar de val van Srebrenica, de moslimenclave in Bosnië die zou worden beschermd door Nederlandse VN-militairen. Hun onderzoek duurt lang, pas midden volgend jaar komen ze met het eindrapport. Ze zijn er bij het NIOD een beetje nerveus over: het is een prestigieuze opdracht, maar ze moeten na zoveel jaar wel met iets bijzonders komen. Een parlementaire onderzoekscommissie, de commissie-Bakker, sprak de afgelopen weken met hoge militairen, politici en ambtenaren over Nederlandse deelname aan vredesmissies. Het ging vooral over Srebrenica, maar voor de NIOD-onderzoekers blijft er nog genoeg over: veel nieuws leverden de verhoren van de commissie-Bakker tot nu toe niet op.

Het NIOD beschikt ook over veel meer informatie dan de commissie. Het instituut heeft documenten uit het buitenland die de commissie niet heeft, en het kreeg inzage in álle geheime ministerraadsnotulen die op Srebrenica betrekking hebben, de commissie-Bakker heeft alleen de 'geobjectiveerde' notulen er staat niet in welke minister aan het woord was.

De commissie-Bakker had graag ook de media-invloed op deelname aan vredesmissies onderzocht. Maar dat viel 'buiten de taakopdracht'. "Helaas", zegt een van de commissieleden. Beelden van gevangenkampen, vluchtelingen, oorlogsgewonden bij Kamerleden roepen ze een voorspelbare reactie op: ingrijpen! Dat was ook begin jaren negentig zo, bij de missie in Srebrenica. Politici, parlementariërs voorop, waren vóór de inzet van Nederlandse militairen. De militaire top was tegen. Het werd een ramp. Na de val van Srebrenica, in de zomer van 1995, werden duizenden moslims vermoord. Kan een parlementaire commissie onderzoek doen naar een debacle waarbij het parlement zelf een van de hoofdrolspelers was? Hoe zelf-kritisch de commissieleden zijn, zal blijken bij publicatie van hun bevindingen, op 4 september.

Uit de getuigenissen voor de commissie bleek hoe scherp de competentiestrijd is tussen departementen. Dat is niet nieuw. Al zeven jaar geleden werd die beschreven door toenmalig secretaris-generaal van Economische Zaken, Ad Geelhoed van Economische Zaken. In een notitie signaleerde hij dat het bestuur in Nederland niet voldoende is toegerust op grote maatschappelijke vraagstukken en ontwikkelingen in Europa. Hij concludeerde dat de departementen lijden aan "gezichtsveld-verenging die hyperverkokerde organisaties eigen is".

Het bleek ook uit de besluitvorming over deelname aan vredesmissies. Als het ene ministerie (lees: Buitenlandse Zaken) het bijvoorbeeld niet eens is met de argumentatie van een ander ministerie (lees: Defensie), dan wordt een brief van de betrokken minister (Relus ter Beek) gewoon niet doorgestuurd naar de geadresseerde, in dit geval de secretaris-generaal van de Verenigde Naties Boutros Ghali. Ter Beek stelde in die brief voorwaarden aan de inzet van Nederlandse milititairen bij de verdediging van zogenoemde safe areas zoals Srebrenica, Buitenlandse Zaken wilde die 'veilige gebieden' graag beschermen.

Uit de verhoren van de commissie-Bakker werd duidelijk hoe coördinatie ontbreekt in geval van een crisis (Srebrenica, Kosovo). De minister-president is staatsrechtelijk de primus inter pares, maar in geval van een noodsituatie trekt Wim Kok de regie niet naar zich toe. Er zit een systeem in de manier waarop hij zich door moeilijke tijden heen slaat. Uit het boek 'Regerenderwijs' (één van de auteurs, de PvdA'er Peter Rehwinkel, is lid van de commissie-Bakker) blijkt dat Kok zich in crises bij voorkeur op de achtergrond opstelt, de troeven voor de borst. Het past bij zijn verleden als vakbondsonderhandelaar. Onderhandelen is afwachten, en afwachten betekent: betere winstkansen. Initiatief wordt afgestraft. WAO-crisis, het Srebrenica-drama, de Kosovo-oorlog - Kok nam geen initiatief.

De verhoren van de commissie-Bakker leverden weinig nieuwe inzichten en feiten op over Srebrenica. Het beeld dat de VN Nederland op het beslissende moment in de steek liet (geen luchtsteun), werd bevestigd. Uit de verhoren kwam naar voren welke uiteenlopende interpretaties er waren van de toezegging dat die steun er wel zou komen. Oud-minister van Defensie Voorhoeve had er, zei hij nu, nooit in geloofd. Oud-premier Lubbers en oud-minister Kooijmans van Buitenlandse Zaken vertrouwden wel op de garantie van VN-secretaris generaal Boutros Ghali.

Op belangrijke momenten vroeg de commissie niet door. Bijvoorbeeld over de evacuatie van Dutchbat. In de richtlijnen daarvoor, van 13 juli, stond niets over de moslimvluchtelingen. Voorhoeve zei dat hij 'dacht' dat de Bosnisch-Servische leider Mladic toen al klaar was met de deportatie. Dat was niet zo, maar de commissie liet het erbij.

Vraag is nu of er na de rapporten van deze commissie en het NIOD ook nog een parlementaire enquête zal komen over Srebrenica. Alleen dan kunnen betrokkenen onder ede worden gehoord. Maar tegen die tijd lopen politici zich warm voor de Tweede-Kamerverkiezingen van 2002. De neiging tot waarheidsvinding legt het vaak af tegen politiek opportunisme.

NRC Webpagina's
9 JUNI 2000


( a d v e r t e n t i e s )

24/7 Media Europe ad

24/7 Media Europe ad

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad