|
|
|
NIEUWSSELECTIE Dossier Vrijheid voor de Papoeas
|
Papoea's zeggen nee tegen gezag van
Indonesië
Door onze correspondent DIRK VLASBLOM
Gistermorgen, voordat de resolutie werd aangenomen, hielden honderden Indonesische militairen een demonstratieve exercitie op het terrein naast de Paradijsvogelhal, het sportcomplex waar de 2.870 deelnemers een week hebben beraadslaagd. 's Middags waren zij echter uit het gezicht verdwenen. Het congres heeft, ondanks aandringen van een ongeduldige minderheid, niet besloten om een overgangsregering te vormen. Het motto van het congres was 'Laten we de geschiedenis rechtzetten' en uit de discussies concluderen de 501 stemgerechtigde afgevaardigden dat de Papoea's "hun soevereiniteit als volk en staat kregen op 1 december 1961" (paragraaf 1). Die dag stonden de Nederlandse autoriteiten Papoeanationalisten toe om voor het gebouw van de Nieuw- Guinea Raad - het koloniale parlement - naast het Roodwitblauw de vlag van West-Papoea, de Morgenster, te hijsen. Bij die gelegenheid werd na het Wilhelmus de hymne Hai Tanahku Papua (Oh mijn land Papoea) gezongen. Sinds die tijd beschouwen de Papoea's de hymne als hun volkslied. Hoewel op die datum niet de onafhankelijkheid van West-Papoea werd geproclameerd, verwierven de Papoea's toen hun nationale symbolen, als eerste stap naar een soevereiniteitsoverdracht die volgens het Nederlandse draaiboek in 1970 moest plaatshebben. Dat is nooit gebeurd. President Soekarno noemde West-Papoea 'een marionettenstaat' en eiste westelijk Nieuw-Guinea op voor Indonesië. De Verenigde Staten, bevreesd voor een communistische coup in Jakarta, oefenden druk uit op Den Haag om tegemoet te komen aan Soekarno. In paragraaf 2 van de resolutie wijst het congres het verdrag van New York (15 augustus 1962) als 'onwettig en immoreel' van de hand, omdat de Papoeabevolking daaraan niet te pas kwam.
'Overleg met Indonesië' In dat verdrag spraken Nederland en Indonesië af dat het gebied na een kort tussenbestuur van de Verenigde Naties op 1 mei 1963 zou worden overgedragen aan de regering in Jakarta, op voorwaarde dat de voltallige volwassen Papoeabevolking zich 'na verloop van tijd' zou mogen uitspreken over de toekomstige status van het gebied. De 'volksraadpleging' van 1969 werd echter beperkt tot 1.026 door Indonesië geselecteerde notabelen die, geïsoleerd en onder druk gezet, kozen voor aansluiting bij Indonesië. Op deze exercitie werd toegezien door een VN-waarnemer en op 12 november 1969 erkende de Algemene Vergadering van de VN de uitslag als rechtsgeldig. In paragraaf 3 van de resolutie verwerpt het congres de uitkomst echter als "het resultaat van dreigementen, intimidatie, sadistische moorden en onmenselijk en immoreel handelen". Het congres verwerpt eveneens VN- resolutie nr. 2504 van 19 december 1969, waarin de aansluiting van Papoea bij Indonesië wordt goedgekeurd. Het congres draagt het Papoeapresidium, het 31 leden tellende uitvoerende orgaan van de beweging voor een 'vrij Papoea', op om op basis van deze conclusies in onderhandeling te treden met Jakarta, Nederland, de Verenigde Staten en de VN om erkenning te krijgen voor de 'Papoeasoevereiniteit'. |
NRC Webpagina's 5 JUNI 2000
|
Bovenkant pagina |
|