|
|
|
NIEUWSSELECTIE OPEC
|
Irak, Iran buiten akkoord verhoging
olieproductie
Door een onzer redacteuren
Het akkoord kwam moeizaam tot stand. Saoedi-Arabië en Koeweit wilden aanvankelijk niet afwijken van een voorgenomen verhoging van 1,7 miljoen vaten per dag. Iran was hier pertinent tegen en wilde een verhoging van ten hoogste 1,2 miljoen vaten per dag. De druk die de internationale gemeenschap onder leiding van de Verenigde Staten uitoefende op de OPEC-landen speelde een belangrijke rol in de onderhandelingen. De prijs van de meest gangbare oliesoort Brent verdrievoudigde in één jaar tot bijna 32 dollar per vat. Dit was een gevolg van de productiebeperking waartoe de OPEC een jaar geleden besloot. De olieprijs daalde vanmorgen, na het bekend worden van het akkoord, tot onder de 25 dollar per vat. De stijgende olieprijzen veroorzaakten vooral in de VS toenemende politieke ongerustheid. De regering wil in een verkiezingsjaar koste wat kost voorkomen dat de benzineprijzen verder stijgen. Het moeizaam bereikte akkoord illustreert de verschillende omstandigheden waarin de landen van het kartel zich bevinden. Saoedi- Arabië en Koeweit verwelkomen een prijsdaling omdat prijsstabiliteit het behoud van hun marktaandeel op lange termijn waarborgt. Een arm OPEC-lid als Nigeria kan zich de inkomstenderving op korte termijn, als gevolg van lagere olieprijzen, echter nauwelijks veroorloven. Iran, Indonesië, Libië en Algerije waren tegen een productiestijging omdat ze naar eigen zeggen de grenzen van hun productiecapaciteit hebben bereikt. Een verlies aan inkomsten door lagere olieprijzen kan niet worden opgevangen met een productiestijging. Voorstanders van de verhoging hebben over het algemeen wel voldoende uitbreidingsmogelijkheden. In juni komt de OPEC opnieuw bijeen. Zie ook:
De oliecrisis (28 maart 2000)
|
NRC Webpagina's
29 MAART 2000
|
Bovenkant pagina |