M E D I A
|
NIEUWSSELECTIE
|
Internet bedreigt wetenschappelijke
uitgevers
DEN HAAG, 28 FEBR. Wetenschappelijke tijdschriften uitgeven is een lucratieve bezigheid. Wetenschappers willen, met het oog op hun reputatie, graag in gezaghebbende bladen publiceren en leveren hun artikelen gratis aan. Andere wetenschappers herzien die artikelen, ook gratis. Redacteuren - ook wetenschappers, die het een eer vinden om in de redactie van een gezaghebbend blad te mogen zitten - voegen de artikelen, tegen een bescheiden vergoeding, samen tot een tijdschrift. De uitgever vermenigvuldigt de bladen en verspreidt ze, tegen een hoge prijs, onder abonnees. Door de lage productiekosten zijn de winstmarges hoog, minstens zo'n 30 procent. De functie van wetenschappelijke tijdschriften is, door de opmars van Internet, veranderd, zo constateert het Centraal Planbureau (CPB) in de studie 'Uitgevers verstrikt in het Web?', die vandaag is verschenen. Wetenschappers die willen lezen over de laatste ontwikkelingen op hun vakgebied, wachten niet tot er een nieuw nummer van een wetenschappelijke tijdschrift uitkomt. Dat verschijnt meestal maar vier keer per jaar en de artikelen en resultaten van wetenschappelijk onderzoek zijn vaak lang daarvoor al elektronisch beschikbaar. Wetenschappelijke tijdschriften fungeren alleen nog als een soort 'keurmerk' voor de kwaliteit van het artikel, dat zijn gezaghebbendheid ontleent aan de reputatie van het tijdschrift. Voorts geldt de verschijningsdatum van het blad als de 'eerste publicatiedatum' van een artikel, wat van belang is vanwege de claim op de eerste publicatie van bepaalde bevindingen of onderzoeksresultaten. Verder gelden de tijdschriften vooral als naslagwerk. "Alle geïnteresseerde lezers hebben al toegang tot de informatie, maar bibliotheken betalen een extreem hoge prijs om de artikelen in de vorm van een wetenschappelijk tijdschrift te ontvangen", stelt CPB- onderzoeker Marcel Canoy. "De belangrijkste toegevoegde waarde is het kwaliteitsstempel dat zo'n tijdschrift op een artikel drukt. Je kunt je afvragen of dat zo'n hoge prijs waard is." Uitgevers slagen er bovendien in de prijzen van succesvolle wetenschappelijke tijdschriften voortdurend op te schroeven. Universiteitsbibliotheken kunnen gezaghebbende titels immers niet missen. Doordat hun budgetten tegelijkertijd verlaagd worden, worden bibliotheken gedwongen hun abonnementen op andere tijdschriften op te zeggen. De toetredingsdrempel voor nieuwe titels komt zo hoger te liggen. Dat versterkt de monopolistische positie van de uitgevers die de wetenschappelijke markt beheersen, waaronder de uitgevers Reed Elsevier en Wolters Kluwer. Door de opmars van Internet komt deze statische markt in beweging. De traditionele rol van uitgevers als 'intermediair' tussen auteurs en lezers komt in gevaar. "Door nieuwe technologieën kunnen die elkaar rechtstreeks bereiken via Internet. De tussenschakel die de uitgever vormt, slaan ze over. " Toch komt dit in de praktijk nog maar op beperkte schaal van de grond. Het lukt wetenschappelijke instituten hooguit in kleine, nieuwe markten - zoals relatief jonge onderzoeksdisciplines waar nog geen gevestigde tijdschrifttitel bestaat - een elektronisch wetenschappelijk tijdschrift van de grond te tillen en zo de grote uitgevers te omzeilen. Een geslaagd voorbeeld is the MRS Internet journal of Nitride Semiconductor Research, een tijdschrift voor onderzoek naar computerchips, waar lezers zich nagenoeg gratis op kunnen abonneren. Dat kan doordat de productiekosten minimaal zijn. De informatie is immers, net als voor commerciële uitgevers van wetenschappelijke bladen, gratis beschikbaar en de voornaamste overblijvende kostenpost, die van het drukken en verspreiden van de tijdschriften, ontbreekt. Geen enkele nieuwe elektronische titel is er tot dusver in geslaagd de positie van een gevestigde wetenschappelijke titel aan te tasten. "Dat heeft puur met reputatie te maken", legt CPB'er Canoy uit. "Wetenschappers willen hun artikelen in een zo gezaghebbend mogelijk medium publiceren. Dat is altijd een al jarenlang bestaand tijdschrift." Voor auteurs is er dus geen prikkel om nieuwe initiatieven op Internet te steunen, terwijl dat volgens Canoy voor de wetenschap als geheel wel een vooruitgang zou zijn. "Door de hoge prijzen hebben wetenschappelijke publicaties nu een kleinere verspreiding dan je eigenlijk zou willen." Hij vindt dat een vreemde situatie. "Het gaat hier om openbare informatie, wetenschappelijk onderzoek wordt immers door de overheid betaald. Auteurs dragen hun auteursrecht over aan uitgevers, die er vervolgens een hoge prijs voor vragen." Als overheden die situatie fundamenteel zouden willen verbeteren, ziet het CPB de oplossing in een radicale omvorming van het systeem van wetenschappelijke publicaties. Auteurs zouden hun auteursrecht in eigen hand moeten houden, in plaats van dat over te dragen aan uitgevers. Overheden of samenwerkende universiteiten zouden op Internet websites moeten oprichten voor de publicatie van wetenschappelijke artikelen, die voor gebruikers gratis toegankelijk zouden moeten zijn. Alleen voor het toetsen van de kwaliteit van de artikelen - het 'keurmerk' waar tijdschriften nu voor staan - zou nog een onafhankelijke derde nodig zijn. "Daar is een rol voor de uitgevers weggelegd", aldus Canoy. "Die kunnen daar een vergoeding voor vragen, waarvan de hoogte afhankelijk is van de kwaliteit van de toetsing." De bestaande monopolistische markt wordt zo omgevormd tot een markt waarop uitgevers concurreren om hun reputatie. "Daar ligt ook de toegevoegde waarde van de uitgever", aldus Canoy, die erkent dat zo'n systeem op korte termijn moeilijk te realiseren is. Op een internationale markt als die van wetenschappelijke publicaties moet zoiets immers grensoverschrijdend geregeld worden. Bovendien zijn de uitgevers al druk doende om zelf op commerciële basis zulke elektronische websites op te zetten. Zo heeft Reed Elsevier zijn wetenschappelijke publicaties gebundeld op ScienceDirect en biedt Wolters Kluwers zijn titels via Kluwer Online aan. De gevestigde uitgevers hebben een grote voorsprong, de bestaande gezaghebbende bladen hebben ze immers al in handen.
|
NRC Webpagina's
28 FEBRUARI 2000
|
Bovenkant pagina |