|
|
|
NIEUWSSELECTIE Dossier Kosovo
|
Buitenlanders één pot nat in
Mitrovica
MITROVICA, 5 FEBR. Zo ziet het noordelijke, Servische deel van Mitrovica eruit: op de stoep staat de witte jeep van een Franse hulporganisatie na te smeulen, in de straten lopen zwaarbewapende soldaten tussen hun tanks, in de lucht hangt een helikopter. Daar dwarrelen honderden papiertjes uit. Tussen acht uur 's avonds en vijf 's ochtends mag niemand zich op straat vertonen, drie nachten lang niet, staat erop geschreven. De inwoners van Mitrovica krijgen een avondklok. Voor hun eigen veiligheid. En voor straf. Donderdagavond braken rellen uit in de stad in het noorden van Kosovo, die sinds het einde van de oorlog is verdeeld in een overwegend Servisch (noordelijk) deel en een Albanees (zuidelijk) deel. Om half tien ontplofte een granaat in het Servische café Bel Ami. Die granaat is door Albanezen naar binnen gegooid, zeiden de Serviërs direct tegen elkaar. Vlak daarna trokken groepen Serviërs over straat, met sjaals voor hun gezicht en honkbalknuppels in hun handen. Tot ver in de omtrek waren explosies en schoten te horen. Na middernacht keerde de rust terug. KFOR, de multinationale vredesmacht in Kosovo, kon gisteren bij daglicht de balans opmaken. Ze trof in verschillende woningen in het Servische deel Albanese slachtoffers aan, in totaal zeven doden. Ze vond ook zeven auto's van internationale hulporganisaties. Uitgebrand of vernield. Het geweld was niet langer beperkt gebleven tot Serviërs en Albanezen, het had zich ook tegen de internationale gemeenschap gekeerd. Een koude wind blaast door de ramen van de auto van Romain Grandjean, medewerker van de hulporganisatie Action Humanitaire France. De ruiten zijn eruitgeslagen, we zitten nog op de glassplinters. Grandjean is 'wel verbaasd' over het plotselinge geweld tegen de hulpverleners in het Servische deel van Mitrovica. "Wij proberen de mensen te helpen, maar de Serviërs associëren ons met de gehate Verenigde Naties en de vredesmacht KFOR. Ons werk is daardoor moeilijk." Maar zó moeilijk had hij ook weer niet gedacht. Bij de Servische Nationale Raad, een vereniging van Serviërs, geven ze graag uitleg. "Onze mensen kunnen geen onderscheid maken tussen een medewerker van de VN of van een andere organisatie. Jullie lijken op elkaar. Buitenlanders zijn voor de Serviërs één pot nat", zegt secretaris Nikola Kabasic. En waarom zouden ze welwillend tegenover buitenlanders staan? "De Verenigde Naties en KFOR zijn schuldig; zij hebben ons in deze situatie gebracht. Nu leven wij in een getto en kunnen nergens heen. Toch blijft KFOR de Albanezen beschermen, al lopen wij gevaar." De aanslag op een bus met Serviërs, afgelopen woensdag in Banja vlakbij Mitrovica, heeft hen in hun vooroordeel bevestigd. De bus reed onder de vlag van de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties, UNHCR, en werd bewaakt door Franse KFOR-soldaten, maar zij konden niet voorkomen dat de bus werd getroffen door een raket. Twee passagiers overleden, één raakte zwaar gewond. De Serviërs waren al opgefokt door de aanslag op de autobus; de granaat in het café werd hun te veel.Buurman Nebojsa Markovic hoorde in zijn huis de explosie in het aanpalende Bel Ami. Hij zag de ravage enkele seconden later, hoorde mensen schreeuwen, ging het café binnen. Hij haalde een meisje naar buiten en legde haar in een auto. "Ze had mijn leeftijd, vierentwintig jaar, en zei steeds zo'n pijn aan haar been te hebben. Pas bij aankomst in het ziekenhuis zag ik dat ze geen rechtervoet meer had." De Serviërs wilden wraak dat werd al snel duidelijk. Romain Grandjean bleef binnen, in het enige hotel in noord-Mitrovica. In de hotelbar zaten jongens en meisjes bier te drinken, buiten vlogen lichtkogels door de lucht. Op het VN-kanaal van de walkie talkie konden Grandjean en de andere Fransen horen hoe verschillende collega's in nood raakten. "Ze zaten in de badkamers van hun appartement en fluisterden: de Serviërs kloppen op de deur, ze komen zo meteen binnen. In godsnaam, doe iets. Nu!" Kunnen de buitenlanders blijven in noord- Mitrovica? Het is de vraag die ieder van hen bezig houdt, de dag na de rellen. De walkie-talkie van Grandjean kraakt; de Verenigde Naties roepen al hun medewerkers op noord-Mitrovica voor het duister te verlaten. Niemand mag er vannacht blijven. Grandjean haalt zijn schouders op. "Ik geloof dat mijn baas heeft besloten gewoon aan deze kant te overnachten."
|
NRC Webpagina's
5 FEBRUARI 2000
( a d v e r t e n t i e s )
|
Bovenkant pagina |