|
|
|
NIEUWSSELECTIE Nederlands Bijbelgenootschap
Bijbelvertalingen
Bijbellinks
|
De naam van God in de Nieuwe
Bijbelvertaling
Verscholen achter vier letters
Iedereen heeft een naam. Het is lastig en ongemakkelijk om met iemand te praten zonder diens naam te weten, en als we de naam hadden kunnen weten maar hem vergeten zijn generen we ons. Het is een opluchting als iemand in het gezelschap dan zegt: "Zeg Paul,..." zodat wij zelf even later ook kunnen zeggen: "Hoe vond jij dat, Paul?" Een vraag, een groet, een opmerking klinkt intiemer met een naam erbij. Bedoelder, persoonlijker. Kleine kinderen weten dat al, als ze de naam van een volwassene niet weten zeggen ze: 'vader van Janna' 'moeder van Brechtje'. We hebben iemands naam nodig om hem of haar te onderscheiden van anderen, anders weten we niet welke man of vrouw er bedoeld wordt. En met de naam bedoelen we de hele persoon, in zekere zin valt iemand samen met zijn of haar naam. Iemand heet Karina maar ze ís het ook. Zo voelt dat nu eenmaal. In het tweede hoofdstuk van Genesis, staat te lezen dat men na de geboorte van de kleinzoon van Adam en Eva begon, 'de naam des HEREN aan te roepen' (alle citaten uit de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap, 1951). Logisch. Maar hoe luidt die naam dan? Dat staat er niet bij. Hoe heet die god die tot op de dag van vandaag aangeroepen wordt? Goden hebben net zo goed namen als mensen: Astarte, Bal, Apollo, Wodan, Artemis, Toth, Visjnoe. Dat was ten tijde van de verhalen uit het Oude Testament niet anders. In Exodus 3 wordt Mozes door God opgeroepen om de Israëlieten uit hun slavernij in Egypte te leiden. Mozes is er niet van overtuigd dat hij de juiste man is om dat te doen. Hij stribbelt tegen, hij is angstig, maar God zegt tegen hem: 'Ik ben immers met u!'. Dat stelt Mozes nog niet helemaal gerust en hij vraagt: "Maar wanneer ik tot de Israëlieten kom en hun zeg: De God uwer vaderen heeft mij tot u gezonden, en zij mij vragen: hoe is zijn naam - wat moet ik hun dan antwoorden?" Uit die vraag van Mozes kunnen we twee dingen afleiden: er waren meer goden, want de Israëlieten zouden willen weten wélke god Mozes dan precies gezonden had. 'De God uwer vaderen' zou ze niet voldoen als aanduiding. En het tweede is, dat Mozes het heel gewoon vond om Gods naam te weten te komen om hem mee aan te duiden en te onderscheiden van de anderen. God gaat meteen op zijn verzoek in en antwoordt: "Ik ben, die ik ben. En Hij zeide: Aldus zult gij tot de Israëlieten zeggen: Ik ben heeft mij tot u gezonden. "Voorts zeide God tot Mozes: Aldus zult gij tot de Israëlieten zeggen: De HERE, de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Isak en de God van Jakob, heeft mij tot u gezonden; dit is mijn naam voor eeuwig en zo wil Ik aangeroepen worden van geslacht tot geslacht." Een onduidelijke passage. Want wat is die naam nu, hoe wil God nu aangeroepen worden voor eeuwig? Waarnaar verwijst dat 'dit', 'dit is mijn naam'? Er zijn twee mogelijkheden: 'Ik ben' en 'HERE'. Eigenaardige namen. Wie heet er nu HERE, Here is een titel. En waarom trouwens in hoofdletters of kleinkapitalen? Maar goed, Here, waarom niet, Heere Heeresma heet bijna ook zo. De god HERE. Helaas, ook HERE blijkt de naam niet. Want verder in de Bijbel wordt almaar gesproken over 'de HERE'. Zo doen wij dat niet met namen. De Jan, de Marieke, de Afrodite. Als we dat zeggen bedoelen we schepen die zo heten 'de Neeltje Jacoba'. Laat staan dat we schrijven: "Zag je het gezicht van de MARIEKE?" Over 'Ik ben' wordt verder ook niet meer gerept. Zou ook raar klinken: "Maar Gij, o Ik ben, zetelt/ in den hoge voor eeuwig."
Heilig boek Een van de opmerkelijke dingen aan het heilige boek van de christenen is dat het geschreven is in een taal, of in talen, die de meeste christenen niet beheersen. De tekst die het belangrijkste voor ze is, die gelezen en herlezen wordt, die steeds weer geïnterpreteerd wordt, is alleen beschikbaar in vertaling. Een Nederlander die met overtuiging zegt: "Er staat geschreven: ... " zou eigenlijk, strikt genomen, moeten zeggen; "Er is vertaald:..." De tekst komt tot hem in de woorden van de vertaler(s). Daarom kan een lezer die niet de Statenvertaling of de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap gebruikt maar de Willibrord-vertaling van een paar edities terug, op dezelfde plaats in Exodus, en op bijna 6.800 andere plaatsen, niet HERE zien staan maar 'Jahweh'. De katholieke vertalers kozen anders dan de protestanten en kwamen met iets dat wèl op een naam lijkt. Hoewel dat in de laatste edities weer teruggedraaid is, nu zit ook de katholieke god weer zonder naam. Hoe heet God en hoe moet die naam weergegeven worden? Die vraag houdt de vertalers, supervisoren, projectcommissies en begeleiders en lezers van de Nieuwe Bijbelvertaling, de interconfessionele vertaling van de hele bijbel die in 2004 klaar moet zijn, druk bezig. Deze vertaling wil de standaardvertaling van de bijbel in het Nederlands worden in de komende decennia, een bijbel die door alle gezindten gebruikt kan worden, in de kerk en thuis. Deze vertaling wil 'brontekstgetrouw en doeltaalgericht' zijn, zoals dat in vertalerstaal heet. Het Nederlands moet eigentijds maar niet populair zijn. En dan is daar het woord HERE of HEER. Eigentijds? Nee, vinden veel lezers, sommige vertalers en alle feministische theologen. Om eerst eens naar de 'brontekst' te kijken - wat staat er nu eigenlijk daar waar God tegen Mozes sprekend zijn naam bekend maakt. Of eigenlijk gaat daar nog een vraag aan vooraf: wat s de brontekst, in welke vorm is het Oude Testament overgeleverd? Er zijn heel oude papyrusfragmenten gevonden van bijbelgedeelten, maar er bestaan maar twee complete verzamelingen van oudtestamentische teksten. De ene is een door joden gemaakte Griekse vertaling, ontstaan tussen 250 en 100 v. Chr., de 'Septuagint' genaamd, omdat de overlevering wil dat er zeventig mannen aan gewerkt hebben (en dat ze hem in zeventig dagen voltooiden). De vertalers van de Septuagint hebben Hebreeuwse bronnen gebruikt die grotendeels verloren zijn gegaan. De andere verzameling is vervaardigd door de Masoreten, geleerden in Palestina en Babylon, tussen de 7de en de 10de eeuw ná Chr. Zij gebruikten ook Hebreeuwse teksten, niet altijd overal dezelfde als die voor de Septuagint gebruikt werden. De Masoreten voorzagen de teksten van klinkertekens en leesaanwijzingen die in het oude Hebreeuws ontbraken - daarin worden alleen medeklinkers geschreven - en van accenten, leestekens, paragraafindelingen en versificaties. Deze editie is gezaghebbend geworden voor alle kerken. De naam van God, zoals hij die noemt aan Mozes, bestaat uit vier Hebreeuwse letters die weergegeven kunnen worden met JHWH. Deze vier letters zijn door de Masoreten niet van de bijbehorende klinkertekens voorzien, maar van een aanwijzing wat men hier moest lezen. De naam werd niet uitgesproken. Wat men in plaats daarvan moest zeggen was meestal 'adonaj' 'heer', maar ook wel 'elohim' 'god'. De gewoonte om Gods naam niet uit te spreken moet oud geweest zijn, want ook in de Septuagint staat geen weergave van de uitspraak van de naam. Ook daar staat, in het Grieks, 'Heer' of 'God'. De geheimzinnige kleinkapitalen van 'HEER' of 'HERE' laten zich hierdoor verklaren: die staan er om duidelijk te maken dat het hier om de vier letters van het 'tetragrammaton' gaat: JHWH. Hoe een gewone bijbellezer dat moet weten is onduidelijk. Menigeen zal die grote letters als een teken van eerbied hebben opgevat. Al blijft het dan merkwaardig dat soms het woord 'Heer' weer met kleine letters werd geschreven: "Och Here, zendt toch iemand anders'. Daar is 'Here' weer gewoon een aanspreektitel. Uit de gewoonte om JHWH te vervangen door HERE komt ook de verbazingwekkende combinatie 'de Here HERE' voort, die vooral in zeer rechtzinnige kringen gebruikt wordt. Met dat tweede HERE wordt een naam bedoeld, maar we zeggen niet welke.
Traditie De Nieuwe Bijbelvertaling heeft vooralsnog de weg van de traditie gevolgd en het tetragrammaton steeds vertaald met HEER. Traditie speelt nu eenmaal een grote rol in religie en bovendien ziet men problemen in alternatieve godsnamen en al evenzeer in het eenvoudigweg weergeven van het tetragrammaton. Maar zoals gezegd, dat HEER vindt niet iedereen even modern, plezierig of brontekstgetrouw. Een van de supervisoren van deze nieuwe vertaling, dr. Lambert Wierenga, verzet zich hevig tegen die keuze. Zijn belangrijkste argument is: 'een eigennaam vertaal je niet'. Hij vindt dat de vertalers van de Septuagint al een fout hebben gemaakt door Gods naam te vervangen door het woord 'kurios', 'heer' en het lijkt hem een grote vergissing om in deze fout te blijven volharden. Hij vindt die hoofdletters van HEER 'een exotische ano malie die in het welgevormde Nederlands nergens rechtvaardiging vindt' en hij gelooft ook niet dat het woord 'HEER' in het Nederlands als een eigennaam kan worden opgevat. Tegen HEER bestaan veel meer bezwaren. Veel vrouwen, maar ook verschillende mannen maken bezwaar tegen de 'exclusief mannelijke' connotatie van het woord Heer. Lezers van de eerste proeve van de nieuwe vertaling, uitgegeven onder de titel Werk in uitvoering, schreven onder meer: "de vertaling HEER sluit het eventueel vrouwelijke aspect van God uit", "Door het gebruik van 'de Heer' in uw vertaling wordt de nadruk op de sexe gelegd, op de man waarmee ik mij als vrouw niet kan identificeren" en "als man zou bij mij een vrouwelijke vertaling ook negatieve gevoelens oproepen". De naam JHWH, zo menen velen, is niet mannelijk of vrouwelijk maar 'sekseneutraal'. Menigeen haalt daarbij ook het eerste scheppingsverhaal aan, waarin staat dat God de mens schiep naar zijn beeld 'man en vrouw' schiep hij hen. Op die plaats wordt God duidelijk niet bepaald tot één geslacht. Zulke passages zijn echter uitzondering, de god van het oude testament is een overwegend mannelijke god, zowel grammaticaal (er wordt in het Hebreeuws steeds met mannelijke woorden naar hem verwezen) als 'inhoudelijk': hij is koning en legeraanvoerder, hij schrikt niet terug voor bloed, oorlog en doodslag. Al moeten we sommige godinnen wat bloeddorstigheid en wraaklust betreft ook niet onderschatten. Hoe dan ook, zoals de feministische theologe prof. dr. M. Bons-Storm opmerkte, we kunnen moeilijk om de omschrijvingen van God als mannelijk personage heen. Maar dat is nog geen reden om zijn naam weer te geven met HEER en dan net te doen alsof je vertaald hebt, en alsof dat woord min of meer neutraal is. Veel mannen, schreef ze, vinden het heel gewoon om mannelijke termen als algemeen geldend op te vatten, terwijl vrouwelijke termen exclusief naar vrouwen verwijzen. Dat nu lijkt haar een misvatting. En haar niet alleen. Stel nu dat men van HEER af zou willen, wat zijn dan de mogelijkheden? Er zijn lange lijsten met alternatieve godsnamen voorgesteld, van 'de Eeuwige', 'de Levende' 'de Aanwezige' tot 'de Wezer', 'Onbenoembare', 'Bron van leven', 'Lieve Schepper'. Het nadeel van elk van deze voorstellen, los van de verschillende kwaliteiten ervan, is dat het al evenmin eigennamen zijn. Soms werkt het verhelderend om aan de Griekse oppergod te denken. Die heet Zeus. Maar hij is ook 'de wolkenverzamelaar', 'de donderaar', 'God'. Dat zijn allemaal titels die een deel van zijn activiteiten en eigenschappen aangeven, het geheel van alles waar hij voor staat wordt benoemd met de naam Zeus. In die trant redeneerde ook de hebraïcus dr. J.P. Fokkelman: "De weergave met HEER deugt niet omdat hij een keuze van vertalers is en de lezer ermee wordt opgescheept. Ik verklaar mij nader. God heet ook El Qanna of El Neqamoot. Zoudt u God 6800 keer in druk de Naijverige willen noemen, of God der wrake? Nee natuurlijk. En waarom dan wel niet: dat vindt u veel te eenzijdig en te eentonig." Geen bijnaam verzinnen in plaats van een naam is een redelijk argument, maar de moeilijkheid blijft dat de naam zelf geen uitspreekbare naam is. Want er bestaan geen aanwijzingen voor hoe we JHWH moeten uitspreken en bovendien is er een lange traditie van schroomvalligheid en huiver waar het gaat om het uitspreken van de naam van God. Dat verbod op het uitspreken komt voort uit het derde gebod: "Gij zult den naam van den HERE, uw God, niet ijdel gebruiken." Er zijn wel mensen die aan die traditie geen boodschap hebben, zij wijzen op de tekst in Exodus waar God zegt dat hij bij deze naam genoemd wil worden 'van geslacht tot geslacht'. Er zit nog wel wat ruimte tussen 'ijdel gebruiken' en iemand bij de naam noemen.
Frons Fokkelman beweert bovendien dat we best weten hoe we JHWH moeten uitspreken: Jahwè. "Ik kan hier nog wel een heel geleerde frons over mijn gezicht trekken en als Semitist reuze problematisch gaan doen over de precieze vocalisatie van het tetragrammaton, maar die vocalisatie is helemaal niet zo onzeker als wel wordt beweerd." Jahwè dus? Dat stuit in ieder geval op bezwaren van joodse zijde, waar de terughoudendheid met betrekking tot het uitspreken van de Godsnaam zich ook al uitstrekt tot bijvoorbeeld het woord 'God' - Nederlandse (orthodoxe) joden schrijven meestal G'd en van het Hebreeuwse Elohim maken zij, uit eerbied, liever 'Elokim'. Maar ook in veel christelijke kringen wordt het als godslasterlijk gevoeld om het tetragrammaton te gaan uitspreken, zelfs al zou men weten hoe dat moest. Dus als men zou besluiten om, naar analogie van de gebruikte brontekst, de Masoretische bijbel, JHWH te laten staan, dat zit men met het probleem wat er dan gezegd moet worden bij het voorlezen van teksten en psalmen in de kerk. Velen vrezen dat het laten staan van die letters alsnog zal leiden tot het gaan uitspreken ervan. Nu staat er in de brontekst strikt genomen niet JHWH, er staan die vier letters met daarbij een aanwijzing hoe die uit te spreken. Die aanwijzing wijkt af van de normale klinkeraanwijzingen, omdat bij dit woord de opdracht wordt gegeven om een ander woord te lezen. Dat is ook in het Hebreeuws een bijzonderheid. Het is om die reden dat een ander voorstel opgeld doet: schrijf JHWH maar maak de middelste letters kleiner zodat daarboven een aanwijzing kan komen te staan. 'De Naam' bijvoorbeeld. Of 'De Heer'. Of 'God'. In de liturgie kan men dan bovendien nog voor andere mogelijkheden kiezen, zoals 'de Eeuwige', iets wat nu trouwens ook al gebeurt. Binnenkort moet men beslissen wat het wordt. Dan zullen we zien dat de god van Abraham, Isak en Jakob een naam heeft, of dat blijft weer voor jaren verscholen achter die vier letters HEER. Eigenlijk heeft hij in de praktijk natuurlijk wel een naam. Daar heet hij meestal God, met één hoofdletter. Zoals sommige poezen 'Poes' heten en sommige mensen 'Mensje'. Maar dat is praktijk, dat is geen vertalen. Vertalen is kijken wat er staat. En er staan die vier letters, met iets erbij.
Met dank aan drs. Peter Booij, als hebraïcus betrokken bij de Nieuwe Bijbelvertaling |
NRC Webpagina's 4 FEBRUARI 2000
( a d v e r t e n t i e s )
|
Bovenkant pagina |