U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
   B U I T E N L A N D
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORT NIEUWS  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

S c h a k e l s
Bureau Moskou

Turkmenistan Resource Page


Turkmenbasi laat zijn volk verdorsten


In het Turkmeense dorp Bekdas vecht men letterlijk om een emmer smerig water. Het bewind trekt in de hoofdstad peperdure paleizen op, want het land is rijk aan gas. Maar de bevolking merkt niets van al die rijkdom.

Door onze correspondent FRANK WESTERMAN

BEKDAS, 31 JAN. Kaap Bekdas sterft in zand en zout. Aan de horizon, als het geraamte van een voorhistorisch beest, steekt het buiswerk van een fossiele Sovjet-fabriek in de lucht. Een smalspoor leidt naar een industrieel kerkhof, met daarachter een nederzetting van grauwe flats.

De woonkazernes lijken verlaten. Gebroken glas, gesloopte kozijnen. Kaap Bekdas, een uitloper van de Karakum-woestijn op de Turkmeense oostkust van de Kaspische Zee, ademt doodsheid. Tien jaar terug woonden hier nog tienduizend mensen, die leefden van de sulfaatwinning uit de baai van Kara Bogaz. Maar de de loofbomen op het plein zijn veranderd in dode staken.

Wat er van Bekdas over is zijn ruïnes. Op een magere koe na, kauwend op een stuk karton, zijn de straten uitgestorven. Maar dan ineens verschijnt er een meisje met zwarte vlechten en twee emmers. Ze rent zo hard ze kan, en roept iets tegen haar moeder, die met een plastic regenton achter haar aan holt. "Voda!" Water! Op slag duiken er uit de trapportalen meer levenden op, slepend met teilen en waterzakken. Aan het eind van de straat staat een tankauto met drinkwater. "Dit is verdomme de eerste in vier weken", zegt een oude man. Er ontstaat geen rij, maar een opstootje. Vrouwen met kleurige omslagdoeken duwen de bejaarde man opzij. Uit twee slangen plenst groenig, olieachtige water. Er klinkt een kijven van jewelste. "Hier met dat ding. Rot op jij. Teringwijf!" Iemand stoot tegen een volle emmer, er gulpt water over de rand. "Kijk uit! Klootzak!"

Als de laatste druppel vergeven is komt Nabat aangerend, met in elke hand een jerrycan. Ze is te laat. De omstanders negeren haar tranen, maar richten zich tot ons, bezoekers van een andere planeet. "Vroeger stroomde er water uit de kraan", zegt een van hen. "Daarna kwam er drie dagen per week een tankauto. En nu? Inshallah! Alleen nog als God het wil." De vierduizend achterblijvers in Bekdas gebruiken zeewater om zich te wassen. Ze spoelen er de wc mee door. En de armsten, zoals Nabat, koken erin. "Soms maak ik soep van zeewater", zegt ze met neergeslagen ogen.

De oude man vervloekt zijn land, Turkmenistan, en president-voor-het- leven Saparmurat Niazov, een almachtige vorst die zich laat aanspreken met de titel Turkmenbasi ("Hoofd der Turkmenen"). "In [de hoofdstad] Asgabat bouwt hij het ene paleis na het andere, maar ons laat hij creperen van de dorst." Nabat valt hem bij. "Turkmenbasi is een tiran. Erger dan Stalin."

Muhamed, de chauffeur die ons door de woestijn naar Bekdas heeft gereden, trekt bleek weg. Hij sjort nerveus aan onze mouwen. "Weg, weg", sist hij. "We moeten wegwezen voordat de politie komt."

Klagen in zijn land is verboden. Schelden op Turkmenbasi is een misdaad. De persbreidel is zo totaal dat de weinige kranten in dit land dagelijks op hun voorpagina trouw zweren aan hun land en hun leider: "Turkmenistan, o moederland, in mijn gedachten en in mijn hart ben ik altijd bij jou. Laat mijn tong verslappen voor de geringste laster aan jouw adres. Laat mijn adem stokken op het uur van verraad aan jou, Turkmenbasi."

Enkele dagen tevoren in Asgabat had Begenç Karajev ("Ik ben ideoloog") ons verboden om Bekdas te bezoeken. Een reden wilde deze persman van het ministerie van Buitenlandse Zaken niet geven. Slechts een onderdirecteur van de zieltogende sulfaatfabriek in Bekdas waagde nog een poging om de eerste buitenlandse journalisten sinds jaren uit te nodigen. Maar zijn superieuren floten hem terug.

"De toestand is er gespannen", gaf hij als toelichting. "Er is daar geen water." Hij legde uit dat het chemische complex tot 1991 de hele Sovjet- Unie van sulfaat en andere zouten voorzag. De afgelegen kolonie tussen de Kaspische Zee en de sulfaathoudende baai van Kara Bogaz kreeg drinkwater uit Kazachstan, per pijpleiding, en uit Azerbajdzjan, per tanker en uit een ontziltingsinstallatie. "Maar na de val van de Sovjet- Unie is de productie ingestort. Kazachstan heeft de kraan dichtgedraaid. Transport per tanker is te duur, en de ontziltingsmachine is defect", vertelde de onderdirecteur. "Mijn bazen willen niet dat jullie die puinhoop zien."

In Bekdas kon het contrast met Asgabat, waar Turkmenbasi het nationale vermogen aan pracht en praal spendeert, niet groter. Anders dan in de hoofdstad staat hier geen goudkleurig standbeeld van de Leider (met engelachtige vleugels), die op een zestig meter hoge toren meedraait met de zon. Enkel een verbrijzeld, van zijn voetstuk getrokken Lenin-beeld. Schrijnender nog is de toestand in het nabijgelegen plaatsje 'Meer Nummer Zes', een groep krotten aan de rand van een kunstmatig meer. In de Sovjet-tijd werd dit bekken jaarlijks volgepompt met sulfaathoudend water uit de baai van Kara Bogaz, dat op de bodem neersloeg als een witte korst van zoutkristallen. Zes jaar geleden is dat voor het laatst gebeurd, en nog altijd stuift het resterende sulfaat in de wind. Verder beweegt er niets in Meer Nummer Zes.

"Als het hard waait zie je geen hand voor je ogen", zegt een Kazach voor zijn lemen huis. Hij is te arm om Meer Nummer Zes te ontvluchten. "Er gaat niet eens een bus meer naar Bekdas. We zijn gevangenen in de woestijn." Op de vraag hoe hij heet, zegt hij: "Niazbaj. Maar 'baj' staat voor aanzienlijk, vermogend. En ik ben alles kwijt. Noem me maar Niaz." Hij zegt dat hij zoet water koopt van de vrachtrijders die van Kazachstan naar Iran hierlangs komen: 3100 manat (vier gulden) voor een jerrycan. "Water is hier duurder dan benzine", zegt hij.

Zijn hele leven lang heeft Niaz sulfaat van de drooggevallen bodem van het meer geschept. Moordend werk, vooral als de temperatuur oploopt tot boven de vijftig graden. Hij staat nog steeds op de loonlijst van de fabriek, maar heeft al vijf maanden geen loon gezien. "Turkmenbasi heeft met nieuwjaar een verdubbeling van alle lonen toegezegd", zegt Niaz. "Maar daar trap ik niet in. Twee maal nul is nul." Hij en zijn lotgenoten hebben brieven en petities gestuurd naar de hoofdstad. "Ik heb niet de illusie dat ze zijn aangekomen. We kregen de militie op ons dak. Die zei dat we ons niet moesten aanstellen, dat er aan het probleem gewerkt wordt."

Maar hoe? Om de rust te bewaren heeft Turkmenbasi vorig jaar een garnizoen van vijftienhonderd soldaten in Bekdas gelegerd. Hún droinkwatervoorziening is gegarandeerd: ze brengen het in legertrucks. De genie bekijkt of ze de ontziltingsmachine nog aan de praat kan krijgen. Maar vooralsnog vecht de gestrande bevolking op kaap Bekdas om het laatste straaltje water uit een eens per maand arriverende tankauto.

NRC Webpagina's
31 JANUARI 2000


( a d v e r t e n t i e s )

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)