|
|
|
NIEUWSSELECTIE Ministerie van Financiën
Belastingplan 2001
|
Fiscus 21
HET NIEUWE STELSEL gaat in de richting van een neutrale belastingheffing, waarbij overwegingen van fiscale aftrekbaarheid een minder prominente rol spelen dan ze nu op veel terreinen doen. Dat is de grootste winst. Het wordt voor de overheid gemakkelijker om belastingen te innen en voor de burgers verdwijnen de ingewikkelde constructies om belastingen te vermijden. Daarnaast wordt een aantal politiek gekoesterde en vastgeroeste opvattingen over de belastingen geslecht. Twee uitgangspunten staan in het nieuwe stelsel centraal. Ten eerste de verschuiving van de belasting op arbeid naar die op consumptie en ten tweede de scheiding van de belasting naar vormen van inkomsten. Inkomsten uit arbeid en vermogensopbrengsten worden niet langer bij elkaar opgeteld (het 'synthetische stelsel'), maar gescheiden belast (het 'analytische stelsel'). Hiermee kan het Nederlandse belastingstelsel beter standhouden in de vrije Europese markt, waarin mobiliteit van kapitaal groter is dan die van arbeid. Anders gezegd: het nieuwe belastingstelsel is waarschijnlijk beter bestand tegen vermogensvlucht dan het oude.
VERREWEG DE meeste belastingbetalers hebben alleen met de inkomstenbelasting te maken. Hier trekt de verlaging van het toptarief naar 52 procent de meeste aandacht. De politieke bereidheid van de PvdA om het hoogste tarief met maar liefst dertien procentpunt (van 60 naar 52) te verlagen, opent het perspectief om in een volgende ronde het toptarief net onder de vijftig procent te brengen. Hier staat tegenover dat de BTW omhooggaat en dat er onder de vlag van ecologische duurzaamheid meer milieuheffingen komen. De werking daarvan is nooit aangetoond, dus die zullen in de toekomst wel weer worden afgeschaft. Het is ook de vraag of het hogere BTW-tarief (in de jaren tachtig verlaagde Nederland de BTW onder druk van lagere tarieven in omringende landen) zal beklijven. Het zal, zeker met de euro in 2002, ongetwijfeld tot toenemend grensoverschrijdend winkelen leiden. De verminderde belastingdruk op arbeid heeft mede tot doel om de banengroei te bevorderen en volgens berekeningen van het Centraal Planbureau zal dat ruimschoots het geval zijn. Dit kan tot problemen leiden, want juist nu het nieuwe stelsel wordt ingevoerd is er al sprake van krapte op de arbeidsmarkt. Hopelijk werken de nieuwe fiscale prikkels zodanig uit dat de zuigkracht van de sociale zekerheid - de 'armoedeval' van het geringe verschil tussen uitkeringen en inkomen uit arbeid - doorbroken wordt. Als het belastingplan er in slaagt om de reserve van anderhalf miljoen Nederlanders met een uitkering weer in het arbeidsproces te betrekken, betekent dat een doorbraak langs fiscale weg die het sociale zekerheidsbeleid zelf nooit heeft weten te bereiken.
HET TWEEDE ASPECT van het belastingplan is de nieuwe behandeling van vermogen. De vermogensbelasting wordt afgeschaft - al komt er een hogere vermogensheffing voor in de plaats. Vermogensinkomen wordt niet langer bij het totale inkomen opgeteld, maar apart belast. Alle kunstgrepen om de belastingdruk te verminderen en ondertussen belastingvrij vermogen op te bouwen, worden in het nieuwe stelsel waardeloos. Geen wonder dat juist de verzekeringsbranche, die de afgelopen jaren steeds frivolere constructies presenteerde om te profiteren van de mogelijkheden in de oude fiscale wetgeving, het hardst tegen de plannen te hoop loopt. Fiscaal beleggen, dat wil zeggen beleggen met meer oog voor de fiscale aftrekmogelijkheden dan voor de beleggingsresultaten, behoort straks tot het verleden. Dat is een goede zaak. Toch zitten er aan de nieuwe fiscale behandeling van vermogen nog de nodige haken en ogen. Er doet zich bijvoorbeeld een Europese complicatie voor. De EU werkt - binnenkort onder leiding van Eurocommissaris Bolkestein - aan de invoering van een bronbelasting op vermogensinkomsten, terwijl Nederland een vaste heffing op het vermogen (en niet op de werkelijke inkomsten) voorstelt. Deze systematiek wijkt af van die elders in de EU. Een andere complicatie is dat de voorgestelde fiscale heffing een rendement op het vermogen veronderstelt van vier procent. Bij de huidige stand van de rente is dat meer dan een spaarder op zijn plusrekening kan maken. Aangezien het niet de bedoeling zal zijn om spaarders aan te moedigen risicovoller te beleggen, moet dit percentage misschien aangepast worden. ZALM EN VERMEEND schonen veel op, maar ze laten twee belangrijke aftrekposten intact. Dat zijn die voor de hypotheekrente - alleen nog voor het eerste huis - en voor de pensioenen. Hieraan sleutelen is politiek nog steeds onbespreekbaar, maar de ruime mogelijkheden van het oude stelsel worden al sterk ingeperkt, ook door de tariefsverlaging, zodat dit ook minder urgent is. Met het nieuwe stelsel kan Nederland de 21ste eeuw in. Al zal niemand de illusie hebben dat nu alles geregeld is. De volgende slag zal gaan om verdere lastenverlichting en, voor de fiscalisten, om de speurtocht naar de verborgen gaten in het nieuwe stelsel. In alle ruis over koopkrachteffecten die ongetwijfeld zal opsteken, moet niet verloren gaan dat Zalm en Vermeend op hoofdlijnen indrukwekkend werk hebben afgeleverd.
Zie ook:
Vanaf 2001 nieuw belastingstelsel (14 september 1999)
|
NRC Webpagina's
14 SEPTEMBER 1999
|
Bovenkant pagina |