|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
'Zo werd ik peetouder met Boris Jeltsin'
KAZAN, 11 SEPT. Over sommige gebeurtenissen in zijn leven zwijgt de president. Hardnekkig. In zijn autobiografie rept Boris Jeltsin niet één keer over de periode dat hij in Kazan leefde, zoals er in dit boek ook geen woord voorkomt over zijn broer Michail die er in 1937 geboren werd, negen maanden na de terugkeer van zijn vader uit de kampen van Stalin. Vader Nikolaj Jeltsin was een welgestelde boer in het district- Sverdlovsk in de Oeral. Hij bezat niet alleen een groot landbouwareaal maar ook landarbeiders die voor zijn "verrijking" zwoegden, zoals de plaatselijke afdeling van de geheime dienst GPOe het op 3 mei 1934 formuleert. Vlak na de collectivisatie was Nikolaj Jeltsin "gevlucht voor de organen van de geheime dienst en is op de dag van vandaag voortvluchtig". Op grond hiervan beschuldigden de justitiële autoriteiten in Kazan hem van "anti-Sovjet agitatie en propaganda". Nikolaj Jeltsin werkte toen inmiddels in de vliegtuigfabriek van Toepolev. Maar ook daar organiseerde hij, zoals in de processen verbaal van het verhoor staat, "rond zich een groep van mensen die ontevreden waren over het Sovjetbewind". Door de drieschaar van de geheime dienst werd hij veroordeeld tot dwangarbeid bij het graven van een kanaal. Voor zijn deportatie, nog in de gevangenis van Kazan, was hij bevriend geraakt met celgenoot Vasili Petrov die hij had verteld over zijn jonge vrouw Claudia en zijn driejarige zoon Boris. Beiden waren achtergebleven in 'barak nummer 8'. Er was niemand die hun kon of wilde helpen. In die tijd vermeden de mensen omgang met familieleden en vrienden van gevangenen, vooral als de beschuldiging 'anti-Sovjet propaganda' luidde. Petrov slaagde er in een briefje aan zijn vrouw Lidia uit de gevangenis te smokkelen waarin hij haar vroeg om de vrouw en haar kind te helpen. Nina, de dochter van Lidia, kan het zich nog herinneren. "Ik was toen tien. Het lukte mama om brood en aardappelen te kopen. Daarna gingen we samen op zoek naar barak nummer 8. Dat was zo'n speciaal gebouw, gemaakt uit planken, met een brede gang die verlicht werd met petroleumlampen. Kamers zonder deuren. Claudia Vasiljevna en haar driejarige zoon Boris zaten in de gang tussen de petroleumlampen. Zij waren hun kamers uitgegooid, omdat ze familie waren van een 'volksvijand'. Mijn moeder heeft ze gewoon voorgesteld bij ons te komen wonen: 'Jij hebt verdriet, ik heb verdriet'. "Boris huilde de hele weg naar huis. Hij zei steeds dat hij de pannekoekjes wilde die hun buren in de barak aan het bakken waren maar hem niet gaven. Ze hebben bijna vier jaar bij ons gewoond. Claudia kon lang geen werk vinden, maar uiteindelijk kon ze terecht in broodfabriek nummer 2. Omdat ze twee diensten draaide, moest ik praktisch de hele tijd op Boris letten. "Na drie jaar keerde zijn vader uit het kamp terug. Vlak daarna werd hun tweede zoon Misja geboren. De Stalinistische repressie was nog in volle gang. De mensen meden ons. Er was zelfs niemand die Misja wilde dopen. Toen besloten mijn ouders dat ik de peetmoeder en Boris de peetvader zou worden. Zo werd ik peetouder met Borja Jeltsin. "Eind 1937 vertrokken ze naar Sverdlovsk. Na het uitbreken van de oorlog verloren we elkaar uit het oog. Pas in 1989 hoorde ik voor het eerst weer iets over hem. De krant Sovjet Rusland had over hem geschreven en er een portret bij geplaatst. Hij leek erg op zijn moeder." Jeltsin was toen nog geen president, maar parlementslid. Toen Jeltsin in 1992, nu als president, naar Kazan kwam - en Tatarstan aanbood om "zoveel mogelijk onafhankelijkheid en soevereiniteit te pakken, als het kon verteren" - probeerde de man van Nina door het cordon van agenten en commando's heen te breken met een briefje voor de president. Een briefje dat zo begon: "Zeer geachte Borja, ik ben Petrova Nina Vasiljevna, samen met u peetouder van uw broer Misja." Haar man kwam niet verder dan de persoonlijke lijfwachten van de president. Het is onbekend of de brief zijn bestemming heeft bereikt. Maar toen de lijfwacht het slot van de brief las ("Ik zou je graag willen ontmoeten en onze ouders samen herdenken. Dank je, groetjes Nina.") zei hij: "Een ontmoeting is niet mogelijk". Nina woont nog steeds in hetzelfde huis. Zij is 'arbeids- en oorlogsveteraan'. Haar pensioen bedraagt ongeveer vijftien dollar. Ze wordt geholpen door haar kinderen. Ze maakt zich daarover niet echt veel zorgen, omdat "we nooit als mensen hebben geleefd en dat er waarschijnlijk ook niet meer van zal komen". Maar vorige maand werd plotseling op de centrale televisie bekend gemaakt dat de vrouw van de president, Naina Jeltsina, de stad Kazan zou bezoeken voor de viering van de 'Dag van de onafhankelijke Republiek'. "Ik had de bekendmaking niet gehoord, maar de volgende dag kwamen er mensen van het kabinet van de president van Tatarstan die zeiden dat Naina Jeltsina mij wilde ontmoetten. De ontmoeting werd voorbereid. Ze kochten boodschappen en legden zelfs een asfaltweg naar ons huis aan. Het was de bedoeling dat ik haar met brood en zout zou onthalen. Dat heb ik gedaan. We hebben thee gedronken en over Borja zitten praten. Toen heeft ons ze samen met haar man een woning geschonken. De woning is weliswaar pas in aanbouw, maar toch..." Wellicht dat het huis nog voor het einde van de ambtstermijn van Jeltsin klaar is en dat ze nog even als 'mensen' kunnen leven. Maar tot nu toe is het voor de man van Nina onmogelijk geworden om zelfs naar de dichtstbijzijnde winkel te gaan, laat staan naar een van de vele bars, omdat de mensen hem en zijn vrouw uitschelden met verwijten dat zij ooit de toekomstige president van Rusland gered hebben. "Het zou beter zijn geweest als hij van de honger omgekomen was, misschien hadden we dan nu iets te eten gehad", krijgen ze op straat te horen. Maar Nina is desondanks nog steeds overtuigd: "We hebben niet de president gered, we waren mensen aan het redden".
Vertaling: Alexandra Ourikh
|
NRC Webpagina's
11 SEPTEMBER 1999
|
Bovenkant pagina |