|
|
|
NIEUWSSELECTIE GG&GD Amsterdam
|
Tienermoeder in Bijlmer komt niet meer
buiten
AMSTERDAM, 8 SEPT. Haar zus Noëlle van vijftien "loopt op dagen". Zelf is de Surinaamse Afra (16) over twee weken uitgerekend. "Ik ben al volwassen. En nu zal ik het nog meer worden." Ze zit op de bank in een kale flat bij haar zus (24) in de Bijlmer. Die zus moet binnenkort ook bevallen. Haar oudste zus (26) heeft net een kind gekregen. Afra: "Mijn moeder krijgt er in een paar maanden vier kleinkinderen bij. Die vrouw heeft het niet gemakkelijk." Afra heeft een wijd gebloemd T-shirt aan. Haar voeten op de tafel. De tv op Onderweg naar Morgen. Ze vertelt wijs over haar vroege zwangerschap. Een week of twee heeft ze getwijfeld nadat ze had ontdekt dat ze zwanger was. Wat had ze het kind te bieden? Krijgt het wel goede zorgen? En wat betekende het voor haarzelf? "Ik denk dat ik het wel red. Mijn kind gaat genoeg liefde krijgen", beantwoordt Afra haar eigen vragen. Meestal had ze wel veilig gevreeën met haar 19-jarige vriend. Maar net die ene keer hè. Dan trekt ze haar wenkbauwen omlaag en kijkt sip. Haar vriend is net terug uit Suriname. Na de bevalling gaat hij weer weg. "Ik reken meer op mezelf." En ze rekent op mevrouw Sinester van het 'meidencentrum' Mi Oso es Mi Kas onder de flat Kleiburg in de Bijlmer. "Ze is zo lief en zo open", zegt Afra. Mi Oso es Mi Kas ('Mijn huis' in het Surinaams en het Papiamento) heeft een opvangcentrum voor tienermoeders in de Bijlmer. In de zomer begon er een grote verbouwing om in september de jonge moeders weer te kunnen opvangen. Maar de bouw ligt stil: Het geld is op. Beloofde giften zijn uitgebleven. Daardoor missen volgens initiatiefneemster Elfriede Sinester veel meisjes in de Bijlmer de nodige steun. Ze kunnen daardoor niet naar school of werk. "Ze hebben een schuldgevoel en ze schamen zich. De jongens kijken op ze neer", zegt mevrouw Sinester. Afra heeft daar nog niet veel van gemerkt, zegt ze. "Ik kom niet veel meer buiten." Amsterdam heeft in vergelijking met dertien andere Europese steden relatief veel tienermoeders, zo blijkt uit het recente onderzoek Mégapoles waarin de gezondheidsindicatoren in de steden zijn vergeleken. Van elke duizend meisjes tussen de 15 en 19 jaar oud krijgen 17 een kind. Daarmee staat Amsterdam met Wenen op de derde plaats. Alleen in Londen en Dublin zijn meer tienermoeders. De hoofdstad scoort hoog omdat er grote aantallen allochtonen wonen, zo is de verklaring van de Amsterdamse GG&GD. Met name Antilliaanse, Turkse en Surinaamse meisjes krijgen relatief vaak op jonge leeftijd een kind. In 1998 ging het om respectievelijk 40, 31 en 17 tienerzwangerschappen per duizend vrouwen. Bij de autochtone Amsterdamse meisjes gaat het slechts om acht per duizend. In de Bijlmer wonen honderden Surinaamse en Antilliaanse meisjes met kinderen. Volgens de 60-jarige Sinester, voormalig maatschappelijk werkster, weten zij nauwelijks de weg te vinden naar de reguliere opvang. Dat merkte ze toen ze midden jaren tachtig het meidencentrum opzette in de Bijlmer. Sinester: "Ze krijgen geen uitkering, de kinderopvang heeft lange wachtlijsten en ze voelen zich waardeloos. Daardoor komen ze in een isolement." Het opvangcentrum was volgens haar eind jaren tachtig erg succesvol. "Het was een soort huiskamer, waar de meiden altijd binnen konden lopen. Vaak tot acht uur 's avonds." Maar door het succes werd het in 1992 een officieel project van de welzijnsorganisatie in Amsterdam-Zuidoost, BZO, waar Sinester zelf ook een functie had. Maar onder BZO ging het mis, volgens Sinester. "De ziel was er uit. Het werd allemaal te officieel. De tienermoeders voelde zich er niet meer thuis." Toen Sinester twee jaar geleden met de vut ging, hoorde ze van de toenmalige tienermoeders dat ze Mi Oso es Mi Kas misten. Daarom begon ze weer. Maar wegens geldgebrek kon ze het afgelopen jaar maar vijf moeders opvangen. En sinds de zomer niet één meer. "We hebben bedjes, lakens, commodes, boxen en speelgoed nodig", zegt Sinester. "En een bolderkar." Een structurele subsidie van BZO wil Sinester niet. "Dan gaat het weer mis. We doen het op onze manier. Wij houden geen spreekuur van tien tot elf." Voor de zwangere Afra heeft ze bij een fonds inmiddels een éénmalige bijdrage van tweeduizend gulden geregeld. Voor de uitzet. "Ik heb medelijden met de moeder van Afra en Noëlle. Allebei zwanger, met ruzie het huis uit. Noëlle zwerft langs familie en vrienden". Dat in de Surinaamse gemeenschap altijd de familie voor opvang zorgt, is volgens Sinester achterhaald. "Oma's en moeders zijn vaak nog jong. In de Nederlandse maatschappij moeten zij werken." Afra rekent wel op haar moeder en zussen, hoewel ze nu even niet meer bij haar moeder woont. "Een Surinaamse familie gaat altijd wel klagen, maar ze gaan je toch helpen." "Maagdelijkheid telt niet meer", zegt Sinester. Het is de vrijheid van de hedendaagse tijd waardoor tienerzwangerschappen volgens haar relatief veel voorkomen. Aan de seksuele voorlichting ligt het niet, denkt Sinester. "Maar dat is theorie. Voor kinderen is de praktijk anders." Zij probeert alle meisjes die in de centrum komen op de grote consequenties te wijzen en dat ze niet veel van de jongens kunnen verwachten. "Maar dan zeggen ze: ik ben er al klaar voor". Sinester gilt het uit: "Daar kan ik dan zo boos over worden. En verbaasd." De jongste aanstaande moeder die bij haar kwam was twaalf. Zij had het tot de zesde maand aan niemand verteld. "Ik probeerde uit te leggen wat er gebeurde in haar buik. Maar ik kreeg het Spaans benauwd. Bij een meisje van twaalf jaar moedergevoelens opwekken! Dat kon ik niet". Ze heeft haar doorverwezen naar professionele hulpverlening. Een paar jaar later kwam ze het meisje nog een keer tegen. Op haar zestiende was ze zwanger van een tweede.
|
NRC Webpagina's
8 SEPTEMBER 1999
|
Bovenkant pagina |