M E D I A
|
NIEUWSSELECTIE
|
Uitgever Jan van Toorn verzamelt opnamen van beeldend
kunstenaars
Het geluid van verroest metaal
DEN BOSCH, 31 JULI. Hoe klinkt de afsluitdijk bij een snelheid van 100 kilometer per uur? Kunstenaar Jan Dibbets beantwoordde deze vraag in 1964 door met een constante snelheid over vijf kilometer dijk te rijden en dat met twee microfoons aan weerszijden van zijn auto op te nemen. Het resultaat van dit experiment werd vastgelegd op een singletje waarvan er wereldwijd enkele honderden bestaan. De beperkte oplage is vrijwel geheel in het bezit van verzamelaars en de kans nog een exemplaar te vinden is miniem. Maar de Bossche verzamelaar en muziekuitgever Jan van Toorn (Hedel, 1953) heeft er één in de kast staan. Naast de gesigneerde cassettebandjes Harmonica Curse & Tonalfabet van de vorig jaar overleden kunstenaar Dieter Roth, opnames van geluidssculpturen op zonne-energie van Fluxusexponent Joe Jones en de extreme geluidspoëzie van Kurt Schwitters. Met onregelmatige tussenpozen maakt Van Toorn, die in het dagelijks leven werkt als postbode ("om mijn aankoop van platen te kunnen bekostigen"), zijn duizenden lp's en audiokunstwerken tellende collectie toegankelijk voor een groter publiek door een deel daarvan te exposeren of uit te geven op cd of tape. Momenteel werkt hij aan een anthologie van de Fluxus-beweging, die waarschijnlijk dit jaar nog uitkomt. In 1992 maakte hij al ter ere van het dertigjarige jubileum van Fluxus een compilatie van acht cassettes met originele opnamen, die hij samen met boeken over Fluxus en een discografie verpakte in een achthoekige, houten kist. Onder de afnemers van de 200 exemplaren bevonden zich het Stedelijk Museum in Amsterdam, de Stadtsgallerie Stuttgart, het Museum of Modern Art in Chicago, en het Museum voor Moderne Kunst in Tokio. Minder bekende kunstenaars laat Van Toorn aan bod komen in de cassetteserie Slowscan, die de collectioneur in oplages van 200 tot 300 exemplaren uitbrengt in eigen beheer. Sinds 1983 zijn acht delen verschenen, waarvan de eerste twee ondertussen al kunnen worden aangemerkt als collector's items. De financiering van delen 9 en 10 is nog niet rond maar naar verwachting komen ze volgend jaar uit. Plannen voor nog meer uitgaven heeft Van Toorn volop: "Ik heb hier nog zeker veertig mastertapes liggen, maar die zullen moeten wachten totdat ik genoeg geld bij elkaar heb om ze uit te geven." Hoewel de Fluxus-beweging zijn specialisme is, strekt Van Toorns verzamelwoede zich uit over een veel breder gebied. "Het enige harde criterium dat ik gebruik bij het verzamelen, is dat een plaat daadwerkelijk afspeelbaar moet zijn. Zoiets als Opus Sch. van Hingsmartin en Theodor Ross is een beetje een grensgeval", zegt Van Toorn terwijl hij de verroeste metalen plaat met een enkele groef uit de hoes haalt. "Ik denk dat je je pick-up-naald wel kan afschrijven als je dit gedraaid hebt. En voor het geluid hoef je het niet te doen; het is gewoon een zeer letterlijke klankweergave van gecorrodeerd metaal." Ook andere audio-kunstwerken dienen vaak geen ander doel dan het aftasten van het schemergebied tussen geluid, muziek en beeldende kunst. Op Sound Lines van Jean le Noble bijvoorbeeld krijgt de luisteraar niet meer dan geluidstrillingen van verschillende sterkten te horen. De nummers zijn heel functioneel getiteld: 70 kHz, 121 kHz enzovoorts. Voor More Encores lijmde Christian Marclay stukken van verschillende platen aan elkaar zodat een instant verzamel-lp ontstond. Bruce Gilberts Instant Shed Vol 2 bestaat uit twee singles verpakt in diepvrieszakjes die simultaan moeten worden afgespeeld en die op tastbare wijze het idee van stereogeluid uitbeelden. Voor veel andere kunstenaars zijn vinyl en magnetische tape niet meer dan een medium waarin zij zich kunnen uitdrukken. Interviews, muziek, voordrachten, maar ook het geluid van een wandeling door een wijk in Milaan zoals opgenomen door Dennis Oppenheim vallen in deze categorie. Vrij zeldzaam is de door Salvador Dalí gecomponeerde Opera-Poema met de naam Être Dieu. Meer schilders begaven zich op het muzikale vlak zoals blijkt uit opnames van onder anderen Karel Appel (woeste percussie met elektronische geluiden), Hermann Nitsch (zijn complete harmoniumwerk vastgelegd op twintig tapes) en Wolf Vostell (een opera voor 30 stofzuigers, 4 houthakkers, 2 strijkkwartetten en een auto-ongeluk). Vaak ontwierpen de kunstenaars zelf de hoezen en werden de lp's en cassettes in gelimiteerde oplage voorzien van litho's of gouaches. "Sommige mensen kochten zo'n plaat van Appel, haalden de litho eruit en gooiden de plaat weg", zegt Van Toorn vol onbegrip. Op zoek naar nog missende platen struint Van Toorn stad en land af. Voor het vinden van aparte edities is hij aangewezen op literaire antiquariaten, rommelmarkten, de aanbiedingsbakken van reguliere platenzaken en ruilhandel met medeverzamelaars, professionele handelaren en kunstenaars. "Vaak hebben de kunstenaars van hun oudere werk zelf ook geen exemplaren meer over. Ik heb Sarenko bijvoorbeeld een brief geschreven met de vraag of hij nog een exemplaar had van één van zijn lp's. Hij schreef terug dat hij er nog eentje had en dat hij die thuis in een kluis had liggen. Toch gaan er onder verzamelaars de wildste verhalen over die man. Veel mensen zijn er van overtuigd dat hij een stapel platen in zijn achtertuin heeft begraven of dat ze in een donker hoekje van zijn kelder liggen." Van Toorns eigen platen staan gehuld in plastic hoezen in lange rijen in drie grote kasten die zijn spaarzaam ingerichte woonkamer domineren. Hij realiseert zich dat dit niet de meest ideale opbergmethode is en zou ze op den duur ook graag willen overdoen aan een gespecialiseerde instelling. Van Toorn: "Ik kan mijn verzameling toch niet mee het graf innemen." Maar in de museumwereld zijn multiples zoals platen en cassettes een ondergeschoven kindje, zegt Van Toorn. "Het Van Abbemuseum had een paar jaar geleden bijvoorbeeld een tentoonstelling van Lawrence Weiner en bracht daar een plaat bij uit. Daarvan hebben ze er één achtergehouden voor het archief en de rest voor drie gulden per stuk in de uitverkoop gegooid. Zodra handelaren daar lucht van kregen, waren ze binnen de kortste keren verdwenen. Een jaar later werden ze te koop aangeboden voor een paar honderd gulden."
|
NRC Webpagina's
31 JULI 1999
|
Bovenkant pagina |