|
|
|
NIEUWSSELECTIE Overziht conflict in Algerije
|
'Slachtoffers terreur staan in de kou'
ALGIERS, 5 JULI. In Blida, een stad op 50 kilometer ten zuiden van Algiers, is het zomer. Er is veel volk op straat; mensen met lachende gezichten. Twee jaar geleden was de sfeer hier helemaal anders, grimmig. Vreemdelingen werden met argwaan bejegend en in de kleine steegjes van het centrum waagde je je maar beter niet. De autosnelweg naar de hoofdstad, dwars door de Mitidja-vlakte was gevaarlijk. Er werd gemoord en verkracht in de dorpjes langs de weg en afgehakte hoofden werden langs de kant van de weg op palen gespiest om de bevolking te terroriseren. In het centrum van Blida ontploften bommen. Ahmed, gehuwd, vader van twee kinderen, had de indruk dat hij werd achtervolgd door het geweld. "Zeven jaar geleden verhuisden we naar Blida, met het oog op het geweld in Algiers. Maar zo gauw we ons huis in Blida hadden gekocht, begon het moorden hier. Maar de spanning is nu weggevallen. Ik rijd nu soms na middernacht toch nog naar huis, waaraan ik vorig jaar niet zou zijn begonnen." De Algerijnse president Bouteflika heeft gisteren officieel gratie verleend aan duizenden gevangenen die veroordeeld zijn voor terrorisme en subversie maar die zich, voor zover bekend, niet hebben hebben schuldig gemaakt aan moorden, verkrachting of bomaanslagen. Volgens de Algerijnse kranten komen tussen de vijf- en veertienduizend gevangenen in aanmerking voor de gratie die is bedoeld om een proces van nationale verzoening op gang te brengen. De president zit tussen twee vuren, denkt Ahmed. "Als hij iets gedaan wil krijgen moet hij snel optreden; anders verandert er nooit iets. Maar hij zou wel meer rekening moeten houden met de slachtoffers van het terrorisme." Dat vindt ook Rachid, die met zijn vrachtwagen het hele land doorkruist. "Die amnestie komt neer op verraad voor de honderdduizend slachtoffers van het geweld en hun familieleden. Een miljoen mensen staat helemaal in de kou. Hun leed wordt weggewuifd, opgeofferd." Een collega- chauffeur is het met hem oneens: "Er is geen andere oplossing. Je moet de kleintjes laten lopen en de dingen niet verder op de spits drijven." Rachid windt zich op. "Met wie moet je dan wel onderhandelen? Met de emirs (leiders) van de GIA (de Gewapende Islamitische Groep)? Of heb je het over de AIS (de gewapende arm van het verboden Front van Islamitische Leiding, het FIS)? Dat bestaat gewoon niet meer. En FIS- leider Abassi Madani heeft helemaal geen greep op die moordenaars. Je kan die gekken en criminelen alleen maar uitroeien tot de laatste man." Ook de hoofdredacteur van de Franstalige, onafhankelijke krant El- Watan, Reda Bekkat, is niet gelukkig met de amnestie, en evenmin met de in behandeling zijnde wet op de 'Civiele Harmonie' die moslim- extremisten die de wapens neerleggen strafverlichting biedt. Voor Bekkat is de amnestiemaatregel levensgevaarlijk. "Onze gevangenissen zijn namelijk echte concentratiekampen, leerscholen voor jonge moslim- extremisten. En dus zullen er van die gevangenen die vrijgelaten worden ten minste een paar honderd zich weer bij de GIA melden", vreest Bekkat. "En wat moeten we denken van hen die berouw hebben, de repentis? De laatste maanden hebben we wel meer van die bekeerlingen opgevoerd gezien, ook op tv, maar nooit hebben zij wat dan ook op hun kerfstok." Bekkat is bang dat de hele amnestieoperatie gebaseerd is op naïveteit. Het is allemaal vaag en bij gevolg veel te riskant. De GIA is immers nog altijd actief, al controleert ze nu alleen nog maar een paar kleine enclaves zoals in Ghmis Miliyana, een bergketen tussen Chréa en Médéa ten zuiden van Algiers. Rachid weet precies waar hij niet komen wil met zijn vrachtwagen. In Ghmis Miliyana wordt nu al een maand gemoord. Zo'n twee drie maanden geleden is het daar begonnen. Vroeger zaten de moslim- extremisten hier in het Chréa-gebergte dat Blida domineert. Dat was hun uitvalsbasis van waaruit ze contact hadden met hun massale aanhang in Blida. "Meer dan 90 procent van de bevolking stond in het begin achter het FIS, maar nu zijn ze het allemaal zat", zegt Rachid. In Bab el-Oued, een verpauperde wijk in het hart van Algiers, is het druk in café Chez Achour, vlakbij het plein Basta Ali. Tal van families die van het strand komen, ouders met kinderen, stoppen op weg naar huis voor een koffie. Ze hebben het duidelijk naar hun zin. Het is al een paar dagen zeer warm en wie weg kan, trekt naar zee. Bab el- Oued was zes maanden geleden nog een 'quartier chaud', een van die wijken waar de gendarmes hun gezichten met bivakmutsen verborgen hielden uit schrik om herkend en afgemaakt te worden. Maar deze 'ninja's' zie je hier niet meer. "Ik kom hier ook 's nachts", zegt Abdelhadi. "Het is al weer zes, zeven maanden geleden dat er nog een aanslag is gepleegd in Algiers sinds het begin van de zomervakantie op 20 juni ga ik iedere middag met mijn vier kinderen naar het strand. We gaan nu weer naar een stuk strand waar vorig jaar niemand meer durfde te komen. Wij Algerijnen zeggen 'Adieu' aan het terrorisme." Wat denkt hij dan van het jongste communiqué van de GIA waarin deze dreigt met verheviging van de strijd in binnen- en buitenland? "Ze zullen niks meer beginnen. Dit is hun laatste hoofdstuk."
|
NRC Webpagina's
5 JULI 1999
|
Bovenkant pagina |