NIEUWSSELECTIE
KORT NIEUWS
RADIO & TELEVISIE
MEDIA
|
Een sporthart is geen slecht hart
Door onze redacteur GUUS VAN HOLLAND
ROTTERDAM, 31 OKT. Soms overlijdt een oud-voetballer, zo'n speler van
wie we vroeger genoten en van wie we nooit hadden gedacht dat hij al
rond zijn vijftigste of zelfs eerder dood zou gaan. Een hartstilstand
nog wel. Namen van Nico Rijnders, Theo Laseroms, Jan Klaassens, Epi
Drost, Roel Wiersma, Frans Swinkels, Piet Kruiver, René Notten en
onlangs Charly Bosveld schieten te binnen.
En dan die oud-voetballers die hartproblemen kregen, zelfs ons aller
Johan Cruijff. Hij rookte veel en hij leefde onder spanning. Maar leven
er niet meer mensen buiten de sport onder dezelfde omstandigheden,
evenveel spanning, die veel meer roken, zelfs zwaar alcohol en drugs
gebruiken, zonder sport, die gewoon zonder beperkingen lang doorleven?
Cruijff had een vader die op jonge leeftijd aan een hartaanval overleed.
Erfelijk dus, dat is toch wat anders.
Zo blijven medici die zijn betrokken bij voetbal in het duister tasten
wanneer een oud-speler onverwachts overlijdt. Niet meer dan een ruwe
schatting (ruim tien spelers in dertig jaar) kan bondsarts van de KNVB,
Frits Kessel, maken. ,,We vernemen dat er een is overleden, schrikken en
daarmee houdt het op. We weten niet of hij is gestorven omdat hij
voetbalde of door iets anders. Er zijn een miljoen voetballers in
Nederland, een klein deel speelt betaald voetbal, wanneer een prof
doodgaat haalt dat de krant. Hoeveel andere mensen sterven niet op
dezelfde leeftijd?''
Binnenkort begint de voetbalbond met een onderzoek dat een begin zou
kunnen geven van een verklaring voor de hartdoden in het voetbal. Vorig
jaar ging de algemene vergadering akkoord met de plannen voor een
centraal keuringsinstituut. Binnenkort wordt de medische afdeling
uitgebreid en kan worden begonnen meer aandacht te geven aan zorg en
nazorg van beroepsvoetballers. Een databestand met medische en sociale
gegevens, regelmatige keuringen en voorlichting voor aftrainen maken
deel uit van de plannen. Pas wanneer die zijn verwezenlijkt, de clubs en
spelers hun medewerking willen geven en er geld beschikbaar is, kan in
de toekomst mogelijk een oorzaak worden gevonden voor hartinfarcten en
lichamelijke afwijkingen onder profvoetballers.
,,Een onderzoek moet uitgebreid en zeer intensief zijn'', beseft Kessel.
,,We streven naar een databank met meerjarige gegevens. Alleen dan kun
je bepalen of voor- en nazorg zin hebben. Maar zelfs na zo'n onderzoek
is het moeilijk aantoonbaar dat de sport de doodsoorzaak is.''
Wim Mosterd, cardioloog en hoogleraar klinisch sportgeneeskunde aan de
universiteit van Utrecht, onderkent het dilemma. Hij was in de jaren
zestig bondsarts bij de KNVB. ,,Ruim twintig jaar geleden heb ik al
vergeefs plannen aangezwengeld. Te overwegen valt de contractspelers een
deel van hun salaris af te laten staan. Daarnaast heeft een databank
alleen zin als de hele voetbalwereld meedoet. Want voetballers zijn
zwervers. Zonder buitenlandse gegevens kun je weinig. Natuurlijk is met
zo'n onderzoek niet gezegd dat hartdood bij ex-voetballers vermeden kan
worden. We weten alleen iets over de mogelijke oorzaak.''
Cees Rein van den Hoogenband, orthopedisch chirurg en clubarts van PSV,
kent het zwerversbestaan van voetballers: ,,Romario, Chovanec en Ronaldo
zijn verdwenen naar het buitenland. Die gaan hun eigen gang bij hun
nieuwe clubs met eigen medische begeleiding. Soms blijven spelers hun
oude club bezoeken, maar de meesten verdwijnen uit het zicht en zoeken
het zelf uit. Er is geen bestand en geen nazorg, adviezen aan spelers
over aftrainen geef je nauwelijks. Misschien moet het, maar wie zegt dat hart-, gewrichts- en
spierproblemen voorkomen kunnen worden door een databestand of door
nazorg. Doden vallen niet alleen door voetbal.''
Piet Bon, clubarts van Ajax, kan zich voorstellen dat oud-voetballers
risico's lopen. ,,Het hele systeem past zich onder protest aan.
Overgewicht werkt suikerziekte en hart- en vaatstoornissen in de hand.''
De oud-roeier zegt wel eens tegen voetballers die stoppen dat ze in
beweging moeten blijven. ,,De meeste voetballers doen dat al uit
zichzelf, Jan Wouters speelt nog bij de amateurs van AFC, anderen spelen
op lager niveau of gaan tennissen. Voetbalbelasting is anders dan die
bij triatleten en wielrenners. Die gaan dieper, meermalen in hun leven.
Vele malen een overrekking van de hartspier kan fatale gevolgen hebben.
Een databank en mogelijk zelfs een onderzoek is mooi, maar dan wel
internationaal, met ondersteuning van de FIFA. Laten we oppassen niet te
overdrijven. Het is heel tricky, want overal overlijden mensen door
stress en overbelasting of omdat ze erfelijk belast zijn.''
Mosterd verwijst naar cijfers die jaren geleden in een onderzoek van Els
Carrière bekend werden: 100 tot 150 mensen overleden in 1991
tijdens sportbeoefening, 130.000 mensen per jaar gingen in totaal dood,
onder wie een of twee topsporters tijdens hun sportbeoefening. Mosterd:
,,Wat ik ermee wil zeggen is dat in Nederland niet alleen zo weinig
actieve topsporters overlijden maar ook zo relatief weinig gestopte
topsporters. Wil je een goede indicatie krijgen dan moet je breder
gegevens verzamelen. Bij 60 tot 100 doden kun je conclusies trekken.
Maar dan moet je ook kunnen beschikken over gegevens op hormonaal en
cardiologisch gebied, over mogelijk hersenletsel en dopegebruik. En dat
over een groot aantal jaren. Belangrijk is ook lijkschouwing. Maar dat
ligt ethisch weer gevoelig. Vraag maar eens aan familie van een
overledene om binnen 48 uur te mogen obduceren. Bovendien moeten dan wel
patholooganatomen met kennis van cardiologie en sportgeneeskunde het
doen.''
Nazorg, onderzoek en begeleiding bestaat al bij zwemmers, wielrenners en
in algemene zin bij NOC*NSF, weet Mosterd. ,,Zwemmers kunnen nog zeker
twee jaar gebruik maken van de medische begeleiding van de bond. Ze
kunnen gekeurd blijven worden en consult vragen bij lichamelijke en
geestelijke problemen. Laatst overleed een oud-zwemmer. Medische
gegevens konden worden opgevraagd. Mogelijk hebben ze baat gehad bij
gegevens over zijn conditie als zwemmer. Het is niet per definitie van
belang, maar het biedt aanknopingspunten.''
Babette Pluim, sportarts bij de tennisbond, noemt het voorbeeld van de
wielrenners. ,,De internationale wielrenunie heeft een studie opgezet om
de gevolgen van de zware wielersport na te kunnen gaan. In Nederland
gebeurt dat in Veldhoven: wielrenners worden van jongs af vijf jaar
gevolgd en gekeurd. Van alle wielrenners worden steeds hartecho's
gemaakt. Maar in dit geval gaat het om duursporten en niet om een sport
als voetbal.''
Pluim deed de afgelopen zeven jaar onderzoek naar het sporthart.
Aanleiding vormde de dood door hartstilstand van meer dan tien
wielrenners tijdens en na hun actieve loopbaan. Ze promoveerde vorige
week op een proefschrift waarin ze stelt dat het sporthart (vergroot
hart) geen grotere kans op hartstilstand heeft dan een normaal hart.
Door jarenlange training is het hart van topsporters en in het bijzonder
die van duur- en krachtsporters, sterk vergroot. In vergelijking met een
normaal hart kan die vergroting 45 procent bedragen. Vooral de linker
hartkamer van een sporthart is groter.
Ook mensen die niet aan topsport doen, met een hoge bloeddruk en
overgewicht kunnen een vergroot hart krijgen. Bij deze groep is
aangetoond dat het een sterk verhoogde kans geeft op een hartaanval en
in sommige gevallen ook fatale hartstilstand. Van niet-sporters met een
ziekelijk vergroot hart en ernstige ecg-afwijkingen is de kans op
dodelijke hartstilstand na twaalf jaar bijna zestig procent. Bij
topsporters zou dit ook het geval kunnen zijn.
,,Het sporthart is niet de oorzaak van hartaanvallen bij topsporters en
ex-topsporters'', meent Pluim. ,,Topsporters hoeven niet bang te zijn
voor de vergroting van hun hart. Niet-sporters hebben tijdens zware
inspanning een 56-voudig verhoogd risico op een plotse dood in
vergelijking met een rustsituatie. Topsporters lopen tijdens zware inspanning slechts een vijf keer zo
hoog risico. Het over all risico op plotse dood van topsporters
is echter slechts veertig procent van dat van niet-sporters. Topsport is
gezond.''
Maar het leven na topsport? Volgens Mosterd kan een centraal
keuringsinstituut belang hebben. Onderzoek ook, maar dat moet zo
neutraal, intensief en uitgebreid gebeuren dat het geld kost. En wie wil
dat betalen? ,,Bij de meeste sportbonden heeft nazorg geen prioriteit.
Voorlichtingssessies, ook over doping, worden nauwelijks bezocht. Pas
als een dode valt en de media opgewonden raken, wordt alarm geslagen.
Zo'n tien spelers in dertig jaar zegt niet veel. Tachtig procent van
alle overleden voetballers was waarschijnlijk hoe dan ook vroeg
doodgegaan.''
Ook Pluim ziet heil in het opslaan van medische gegevens van
profvoetballers. ,,Het kan leiden tot het vinden van een oorzakelijk
verband tussen doden in en na de sport. In Italië doen ze dat al.
Daar worden topsporters, ook voetballers, verplicht aan nauwgezette
controles onderworpen. Het Italiaans olympisch comité beschikt
over een databank van 947 topsporters met hartecho's en dergelijke. Ik
heb dat voor mijn onderzoek gebruikt. In Italië is de arts die het
onderzoek leidt ook aansprakelijk voor wat zijn sporter overkomt.''
Aan aftrainen wordt volgens Pluim te zwaar getild. ,,Een sporter zal de
eerste weken nadat hij is gestopt, merken dat de hartslag verandert,
ritmestoornissen. Hinderlijk maar niet schadelijk, gaat gewoon over. Niet aftrainen
betekent niet een verhoogd risico op een hartdood. Afbouwen wordt
aanbevolen, maar dat hoeft niet lang te gebeuren. Een dode ex-topsporter
of ex-topvoetballer is allerminst een bewijs dan topsport slecht is.
Sterker: eerder onderzoek heeft aangetoond dat een ex-duursporter zes
jaar ouder wordt dan iemand die niet aan sport heeft gedaan. Topsport is
dus niet ongezond.''
|
NRC Webpagina's
31 OKTOBER 1998
( a d v e r t e n t i e )
|