|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
H O O F D A R T I K E L :
Gebroken zwart
Aandacht voor leerlingen en een gedoogbeleid laten zich nu eenmaal niet altijd combineren als het er-op-of-er-onder is. Een strengere aanpak spoort met de wens van menige allochtone vader en moeder. Met name voor het 'permissieve' karakter van de Nederlandse maatschappij hebben deze ouders geen begrip. Ten dele uit eigenbelang omdat de tolerante sfeer op school en straat hun taak er thuis alleen maar zwaarder op maakt, wat velen niet aankunnen. Als de 'multiculturele' samenleving zich in Nederland ergens manifesteert, dan is het wel in het onderwijs. De cijfers zijn grosso modo verontrustend. Van de zogeheten autochtone leerlingen haalt ongeveer tachtig procent een diploma, van de allochtonen slechts zestig procent. De zwaarste klappen vallen in de eerste drie jaar van het voortgezet onderwijs, omdat de uitgangspositie van allochtone kinderen na de basisschool een stuk ongunstiger is dan van de 'Hollandse' leerlingen die vier keer minder vaak voortijdig de school verlaten. Dat betekent uiteindelijk ook dat allochtone leerlingen op de arbeidsmarkt niet bijster welkom zijn. Niet meer dan zestig procent van de niet-gediplomeerden kan toch nog aan de slag, leert een recent onderzoek van het Sociaal-Cultureel Planbureau (SCP) BIJ NADERE beschouwing blijkt deze werkelijkheid een stuk gecompliceerder. Dé allochtone leerling bestaat namelijk niet. Qua onderwijsprestaties onderscheiden zich de Surinaamse leerlingen van de Marokkaanse en Turkse jongeren. De laatsten bereiken doorgaans een veel lager opleidingsniveau dan de Surinamers, die even 'schoolvast' zijn als de autochtonen. Maar daarmee is de nuancering nog niet uitgeput. Ook binnen elk van de etnische minderheidsgroepen bestaan grote verschillen: tussen de eerste generatie, die niet in Nederland is geboren, en de volgende generaties. De laatste volgen langer onderwijs dan de eerste. Van de eerste generatie Turken bijvoorbeeld heeft zeventig procent geen diploma, van de tweede generatie ontbeert slechts een kwart dat. Maar de tweede generatie Marokkanen doet het weer een stuk slechter dan de tweede generatie Turken. Dan zijn er verschillen in de doorstroming. Zo lopen Surinaamse jongens, die vaak op een te hoog en een te algemeen niveau hun schoolcarrière beginnen, meer kans terug te vallen dan leeftijdgenoten in andere groepen. Omgekeerd zijn allochtone leerlingen die in het beroepsonderwijs beginnen, juist weer relatief succesvol. En ten slotte zijn er onder allochtonen ook geen identieke doelstellingen. Turkse jongens zijn veel sterker gefixeerd op werk dan Surinaamse en Antilliaanse jongens voor wie life style relevanter is. Deze verschillen en de voortgaande segregatie in het 'zwarte' onderwijs maken het onmogelijk om nog langer te spreken over 'witte' en 'zwarte' scholen. Er zijn tegenwoordig Marokkaanse, Turkse en Surinaamse scholen, al dan niet op religieuze grondslag. De integratie, toch een van de doelen van het onderwijs, komt daardoor onder druk te staan, net als in die wijken in de grote steden waar één etnische groep in de meerderheid is. Bovendien trekken succesvolle allochtonen weg, naar andere en betere scholen en navenante buurten. OP HET MINISTERIE van Onderwijs pijnigt men zich de hersenen. Extra middelen? Het helpt maar weinig. Spreidingsbeleid? Het staat op gespannen voet met de grondwet. Stimuleren van bijzondere scholen, bijvoorbeeld op islamitische grondslag? Het mag volgens artikel 23 van de grondwet, maar in Zoetermeer willen ze van de vrijheid van godsdienst juist af, al was het maar om financiële redenen. Het ei van Columbus zou nu zijn gevonden in de kwaliteitskaart van ex-staatssecretaris Netelenbos. Alle scholen krijgen cijfers. Het oogt reëel. Maar het is het niet. De beoordeling van deze veredelde consumententest is namelijk gewogen. De school die meer allochtonen in de klas heeft, hoeft relatief minder prestaties te leveren om hetzelfde cijfer te krijgen. Dat doet recht aan de problemen waarmee zulke scholen kampen. Een brede scholengemeenschap in een grote stad heeft immers meer achterstand in te lopen dan een categoriaal gymnasium in de provincie. Maar het is een illusie te denken dat dit de moeilijke scholen ook daadwerkelijk zal helpen. Ouders hebben de truc snel door en zullen hun kinderen, als het even kan, naar een 'betere' school sturen. Leerkrachten op hun beurt zullen hun normen verlagen. Want als een 5 op een allochtone school een 6 mag worden, waarom zou je een 5 dan niet op voorhand al voldoende verklaren. En aan het eind van de rit zullen hogescholen, universiteiten en werkgevers hiermee in negatieve zin rekening houden. BETER IS HET als het ministerie van Onderwijs niet zou marchanderen met de normen, maar zich zou toeleggen op het begin van alle nederlagen en successen: de school en de onderwijzers. Dat hoeft niet eens veel meer geld te kosten. Als de permanente drift om het onderwijs jaar in jaar uit te hervormen nu eens op sterk water zou worden gezet, komt energie vrij voor het eigenlijke doel: kinderen voorbereiden op een fatsoenlijk en respectabel leven.
|
NRC Webpagina's
15 AUGUSTUS 1998
|
Bovenkant pagina |