S P O R T
|
NIEUWSSELECTIE
|
Het circuit als kraamkamer
Door onze redacteur Ward op den Brouw
Jeroen is de jongste Bleekemolen die zich achter het stuur van een racewagen zet. Vader en broer gingen hem voor. Michael (spreek uit als Michel) en Sebastiaan (18) nemen Tweede Paasdag de handschoen tegen elkaar op tijdens de eerste van een reeks races om de Marlboro Elf Renault Mégane Trophy. Jeroen rijdt in de race die daaraan voorafgaat, in de Formule Ford-klasse, waar mannen als Michael Schumacher, Ayrton Senna en Mika Hakkinen de basis legden voor hun succes in de Formule I. Vierde klas gymnasiast Jeroen Bleekemolen is niet alleen de jongste autocoureur van Nederland, hij is ook een van de weinige coureurs die zich naar de circuits laten rijden. ,,Al rijd ik zelf ook wel eens een keer'', verklapt hij. Ruim voor zijn achttiende verjaardag scheurde Jeroen al in race-auto's rond. Jongens en meisjes mogen vanaf hun zestiende racen, mits ze beschikken over kart-ervaring. Jeroen rijdt met een Duitse licentie, wat hem in staat stelt behalve aan de Nederlandse titelstrijd mee te doen aan het Benelux-kampioenschap. ,,Het is ook nogal wat om kinderen van zestien in een race-auto te zetten'', zegt Michael Bleekemolen. ,,Met 220, 230 per uur over de baan, het is niet ongevaarlijk.'' In de capaciteiten van zijn jongste zoon heeft hij echter alle vertrouwen. ,,Mijn kinderen zijn opgevoed op het circuit en die weten heel goed waar ze mee bezig zijn.'' Jeroen heeft al aardig wat ervaring achter het stuur. Toen hij vijf was begon hij met karten, tot vorig jaar, met als hoogtepunt zijn vierde plaats bij het wereldkampioenschap in 1996. Autorijden leerde hij op zijn achtste, amper twee jaar later stoof hij in een race-auto over het circuit. ,,Toch wel met 160, 180 per uur, en ik ging er nooit af'', zegt hij zonder een spoortje van branie in zijn stem. Racen is een vast ingrediënt in de opvoeding van de Bleekemolens. ,,Wij weten niet beter'', zegt Michael, die zich nog kan herinneren dat zijn zoon als tienjarig ventje op het rechte stuk vol gas reed. Jeroen typeert zich nu als een voorzichtige rijder. ,,Sebastiaan heeft altijd maar één plaats voor ogen, de eerste. Neemt daar ook veel risico's voor. Hij rijdt ruwer, is er meer één van het gooi- en smijtwerk. Ik pak de dingen rustiger aan, rijd wat meer bekeken, gericht op finishen.'' Michael: ,,Ik ben meer van het genre van Sebastiaan.'' In het gezin is moeder de enige die niet racet. ,,Die heeft geen race-spirit en is al blij dat ze boodschappen kan doen met de auto'', zegt Michael. ,,We praten er nooit over met elkaar, maar ik weet dat ze wil dat die jongens wat bereiken in de autosport.'' Waar Jeroen het racen met de paplepel kreeg toegediend, is Michael autodidact. Zijn vader had weinig affiniteit met autosport. ,,Hij zat op de effectenbeurs, was een gokker. We woonden in Haarlem en toen ik op de lagere school zat - ik was zes of zeven - ging ik altijd op m'n fietsje naar het circuit in Zandvoort. Het was de tijd van Fangio en Stirling Moss. Ik liep er met jerrycans rond, hielp waar ik kon. Racen was mijn passie.'' Als veertienjarige, eind jaren zestig, begon Michael Bleekemolen zijn eigen karts te bouwen. Zijn hobby bracht hem tot ver in het buitenland. ,,Een leuke tijd, vooral omdat het karten bijna niks kostte. Toen kon je nog het hele jaar op één set banden rijden. Nu tien minuten. In 1970 kwam ik voor het eerst in aanraking met slicks (profielloze banden, red.). Had ik uit Amerika gekregen, zo breed. Heb ik wel anderhalf jaar op gereden. Feitelijk was dat rubber veel te hard. Ook voor de autosport, waar ze wel een half jaar op die banden reden. Racen was toen moeilijker. Omdat de banden niet zo bleven kleven, kwam het in die tijd veel meer op stuurmanskunst aan.'' Michael verwezenlijkte zijn droom: de Formule I. ,,Het was van korte duur, maar het is me gelukt.'' In zijn Formule I-jaren 1977 en 1978, toen achtereenvolgens Niki Lauda en Mario Andretti wereldkampioen werden, kwalificeerde hij zich meestal niet. In de verslagen uit die jaren is de naam Bleekemolen vooral te vinden in de categorie not qualified. ,,Ik heb me maar één keer gekwalificeerd, in Watkins Glen tijdens de Grand Prix van de VS, in 1978. Ik startte op de 26ste plek en lag na twee ronden al op de negende plaats. Maar ik durfde niet door te rijden. Na de opwarmronde vlogen de kopnagels van de voorkant van de auto me om de oren. Na vijf, zes ronden ging ik weer naar binnen. Cevert was daar in '73 verongelukt, aan zulke dingen moest ik denken. ,,Een paar doden in een jaar was toen heel normaal in de Formule I. Die auto's waren bijvoorbeeld zo brandgevaarlijk. Als je bij wijze van spreken onder een TL-balk doorreed, vloog je auto al in brand. Racen was toen heel gevaarlijk en dat realiseerde ik me ook wel. Ik herinner me een ongeluk op Silverstone: Jochen Mass was tijdens de training net voor mij de pits uitgegaan. Ik kom de baan op en zie één grote ravage. Hij zat daar in dat bakje, zo'n klein ding'', zegt Bleekemolen over de cockpit waarin zijn collega vastzat. Hij stopte om de Duitser te helpen. ,,Zijn benzinetank stroomde leeg en ik was bang dat de boel de lucht in zou gaan. Achteraf dacht ik, het is wel heftig waar je mee bezig bent. Racen is nu negentig procent minder gevaarlijk.'' In 1979, het jaar waarin Jan Lammers debuteerde in de Formule I, zou Bleekemolen bij Lotus aan zijn derde seizoen beginnen in de hoogste klasse van de autosport, nadat hij voor de renstallen van ATS en March had gereden en testwerk had gedaan bij Penske en Ensign. Teambaas Colin Chapman wilde een tweede team inschrijven, maar kreeg daarvoor geen toestemming. Voor Bleekemolen restte de Formule 3, waar hij in het EK als tweede eindigde achter Alain Prost, ,,die domweg niet te verslaan was'', maar voor Mansell en Alboreto, die tot grote coureurs in de Formule I zouden uitgroeien. Twee decennia later is Bleekemolen vader van twee zoons met dezelfde passie, bezit hij indoorcartcentra in Amsterdam en Mijdrecht, en onderneemt hij verschillende activiteiten om de autosport te promoten. ,,We vermaken 700.000 mensen per jaar.'' Met honderd fulltimers en een aantal parttimers in dienst is Bleekemolen meer zakenman dan coureur. ,,Ik heb mijn sport uitgebuit en doe dat nog steeds, om zakelijk succes te hebben. Eén van de redenen dat ik nog race, is dat het veel publiciteit met zich meebrengt. Het geeft me zakelijk voordeel. ,,Die rol zouden de jongens nu kunnen overnemen, maar ik vind het racen nog te leuk om er mee te stoppen, ook al ben ik 48. Zolang het goed gaat, ga ik door. En met goed gaan bedoel ik dat ik voorin moet kunnen eindigen. Maar het racen is niet altijd leuk. Ik houd alleen maar van de competitie, van het racen op zondagmiddag en de tijdtrainingen. Voor de rest doet het me niks meer. Een paar jaar lang vond ik er niks aan, maar die jongens zijn me nu weer aan het reanimeren.'' Vorig jaar eindigde Bleekemolen senior in de strijd om de Mégane Trophy als derde, achter Sebastiaan. ,,Onlangs gingen we in Monza met z'n tweeën naar de finish. Mijn wagen had een hogere top en ik kon naast hem komen. Ik wilde toch even laten zien dat ik sneller was. Toen ben ik van het gas afgegaan, maar dat kostte me best wel moeite.'' Pa liet zijn zoon winnen, precies zoals moeder, in Monza als toeschouwer langs de kant, het wilde. ,,Het is leuk om tegen je eigen kind te rijden'', zegt Michael, ,,maar tegelijkertijd vreemd. In de race ben ik voortdurend met hem bezig. In Monza stond ik op pole-position, Sebastiaan ging als negende weg. Ik keek voortdurend in de spiegel waar hij bleef. Na twee ronden zag ik hem. Ik ben ontzettend kritisch op hem en kijk voortdurend of hij geen foutjes maakt. Uit bezorgdheid, maar ook omdat ik wil dat hij goed presteert. Een klein foutje kan je zo vijf meter kosten en dat is heel veel in een race waarin auto's met dezelfde motoren en dezelfde banden soms niet verder van elkaar finishen dan honderdsten en duizendsten van seconden.'' De bezorgdheid overheerst, geeft Michael toe. ,,We rijden nu met z'n drieën, dus de kans dat er iets gebeurt is ook groter geworden. ,,Vorig jaar reden Sebastiaan en ik op Zandvoort een keer in derde en vierde positie. In de Bosuit, de laatste bocht voor het rechte stuk, raakte hij even naast de baan en toen schrok ik wel even. Met m'n zoon erbij is het alsof ik twee races tegelijk rijd.'' Pa rijdt niet zozeer om te winnen, vertelt hij. Maar om zijn zoon naar een hoger niveau te tillen. Toch is Sebastiaan niet altijd overtuigd van de nobele motieven van zijn vader. Michael: ,,Vorig jaar hield hij me in een race heel erg af, bang dat ik hem zou passeren. Maar als ik hem voorbij ga, doe ik dat om hem mee te trekken. Doordat hij me afstopte, konden anderen er vandoor gaan en werden wij drie en vier. Dat was de eerste en de laatste keer dat het tussen ons mis ging.'' Hoewel Jeroen zijn eerste, echte race nog moet rijden, droomt hij van de Formule I, die hij sinds de hoogtijdagen van Senna nauwlettend volgt. ,,Maar IndyCar zou ook mooi zijn. Ik wil zo hoog mogelijk komen, maar ik weet dat het erg moeilijk is. Het wordt ook steeds duurder.'' Zijn broer wilde dit jaar de overstap maken naar de Duitse Formule 3, maar voor een plek in een goed team moest hij bijna een miljoen gulden betalen. Dat ging dus niet door. ,,Ik denk dat we de piek nu wel gehad hebben'', zegt Michael over de steeds hogere bedragen die coureurs moeten meenemen om een stoeltje bij een renstal te kunnen bemachtigen. ,,Teams kunnen bijna geen rijders meer krijgen omdat ze zoveel vragen. Daarom ben ik ervan overtuigd dat het volgend jaar voordeliger wordt.'' Pa is niet van plan om zelf ook maar één cent aan het racen uit te geven, ook niet voor zijn zoons. ,,Wij racen en voor de sponsors genereert dat publiciteit. Zij hebben 't vruchtgebruik.'' Sebastiaan en Michael kunnen maandag de slotronden van Jeroen niet volgen. Op dat moment begeven zij zich met ieder 190 pk vanuit het rennerskwartier naar de startopstelling. ,,Dan kun je me niet meer op het podium zien staan'', zegt Jeroen grijnzend. ,,Mocht dat zo zijn..'' Pa Bleekemolen ziet het tafereel al voor zich. ,,Ik word al zenuwachtig als ik er aan denk.''
|
NRC Webpagina's
11 APRIL 1998
|
Bovenkant pagina |