U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    M E D I A  
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORT NIEUWS  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

Auteursrecht op
de digitale snelweg
Auteursrecht op de digitale snelweg

Minister hoeft Internet niet te vrezen


De nieuwe media bieden grensoverschrijdende mogelijkheden voor de verspreiding van informatie. F. Kuitenbrouwer vindt dat minister Sordrager wat al te krampachtig reageert op de potentiële gevaren die dat met zich meebrengt.

Het debat over nieuwe media - zoals Internet - werd jaren geleden al eens vergeleken met een bijeenkomst van monniken en baronnen die zich, tegen het eind van de veertiende eeuw, plechtig hadden neergezet om te bespreken wat ze nu wel moesten denken van de komst van de Renaissance. De broadcasting barons hadden reserves omdat ze greep op hun territoir zouden verliezen, de 'mediamonniken' waren tegen omdat ze de zeggenschap over de geest van hun congregaties kwijt zouden raken.

Toch presenteert de komende informatiemaatschappij - gesymboliseerd door Internet - wel degelijk een probleem. In het zojuist verschenen rapport Staat zonder land, over de gevolgen van de informatie- en communicatietechnologie voor de schaal van het maatschappelijk verkeer, karakteriseert de Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid (WRR) Internet als een enorme uitdaging voor de traditionele staatsmacht. Daar kan men luchtig over doen, zoals een panellid op een internationale conferentie die Internet opgewekt typeerde als ,,de grootste bedreiging voor de nationale soevereiniteit sinds de opening van de eerste McDonald's in Parijs''. De bekende Internet-pionier John Barlow maakte echter geen grapje toen hij, al weer enkele jaren geleden, de aspiratie van het Net omschreef als ,,mondiaal en antisoeverein''. Hij voorspelde dat belastingen verdampen, dat wetten hun langste tijd hebben gehad. ,,Hoe wil je dat controleren met landgebonden juridische systemen?'' Toch is recht nog steeds sterk afhankelijk van nationale staten.

In haar langverwachte nota over wetgeving voor de elektronische snelweg hield minister Sorgdrager (Justitie) het er op dat de komende informatiemaatschappij ,,vergaande veranderingen brengt maar niet leidt tot een radicale breuk met het verleden''. Wél wees ook zij de internationalisering, zeker in combinatie met 'dematerialisering' (kennis, diensten en informatie die niet zijn neergelegd in een tastbare vorm), aan als ,,het lastigste probleem, het meest fundamentele vraagstuk - een wezenlijk verschil met het pre-elektronische tijdperk''. De inzet van Sorgdrager is duidelijk: ,,De elektronische snelweg mag geen rechtsvrij gebied worden.'' Wat off line geldt, moet ook on line gelden, is haar stelregel: de juridische normen uit de fysieke wereld zijn tevens toepasbaar in het elektronisch domein. Het is evident dat het verschil tussen goed en kwaad niet opeens zijn betekenis verliest in cyberspace. Waar het om gaat, zoals Barlow al aangaf, is de handhaving. Wat dit betreft leidt de aanpak van Sorgdrager tot een aantal inbreuken op de burgerlijke vrijheden die zonder precedent zijn.

Een hoofdregel uit de niet-elektronische wereld is die van individuele verantwoordelijkheid voor eigen activiteiten en uitingen. Maar de minister wil onder het dunne vernis van het zogeheten uitgeversprivilege de zogeheten providers, die de toegang tot het Internet verzorgen, verregaand verplichten tot politie-activiteiten jegens hun klanten. De staat ,,kan zich in zijn vervolgingsijver zeer wel vergissen'', waarschuwt de hoogleraar mediarecht Schuijt in het jongste nummer van Mediaforum tegen deze medeplichtigheid: ,,Laat justitie zich tot de dader wenden.''

Het gebruik van cryptografie blijft vrij, belooft Sorgdrager verder. Maar er circuleert al een concept-wetsvoorstel van haar hand om zelfs een verdachte in bepaalde gevallen te verplichten mee te werken aan ontsleuteling van zijn eigen gegevens of telecommunicatie. Dat is een drastische breuk met de klassieke rechtsregel nemo tenetur, niemand kan worden verplicht mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Het is natuurlijk lastig voor de overheid wanneer burgers communiceren in geheimschrift. Toch heeft de staat sinds de afschaffing van de pijnbank erkend dat zij mensen niet behoort te dwingen het recept van hun onzichtbare inkt te openbaren. Waarom zou dat anders zijn voor elektronische berichten? De toch al omstreden wet op de beperkte legtimatieplicht wordt verder uitgebreid met het oog op elektronische identificatie, compleet met biometrische identiteitsbewijzen. Biometrie wordt wel omschreven als de missing link. Het vervolmaakt de trias van beveiligingsmaatregelen: wat je weet ( PIN -code), wat je hebt (zoals een toegangskaart) en wat je bent. Over nemo tenetur geen woord, om maar te zwijgen van de grondwettelijke bescherming van de lichamelijke integriteit. Toch maakt beveiliging via ,,wat je bent'' de mens verregaand tot object. Dat is een bedenkelijke opvatting van het burgerschap. Er zijn toepassingen van biometrie denkbaar die de inbreuk op de privacy beperken door de biometrische controle los te koppelen van de namen van de gecontroleerde personen, maar beleidsmakers hebben het al over ,,een schaduwregistratie van biometrische persoonskenmerken''.

En dan is er de aankondiging van de minister dat zij niet afwijzend staat tegenover internationale eenmaking van ,,wetgeving die is gebaseerd op culturele verschillen, zoals uitingsdelicten''. Dat kan nog mooi worden. In sommige landen staan Mark Twain en Anne Frank op de zwarte lijst, zoals het blad Net eens signaleerde. Dreigt dat lot ook voor web-pagina's die zijn gewijd aan hun werk? En moet Nederland daaraan meewerken?

De beleidsvoornemens van Sorgdrager hebben iets van een nieuwe Heilige Alliantie, een verbond van overheden tegen burgers, en dát nu overal het revolutiejaar 1848 wordt herdacht. Met reden adviseert de WRR de overheid om juist een ,,open houding'' tegen de zich ontwikkelende informatiesamenleving aan te nemen. Een defensieve benadering maakt alleen maar ,,dat het afnemend handelingsvermogen van de staat centraal komt te staan''. Ten onrechte, vindt de raad: ,,Oplossingen komen er altijd. Ook zonder overheidsbeleid zal de samenleving zich ordenen.''

De ,,krampachtigheid'' waartegen de WRR waarschuwt, dreigt in het geval van Sorgdrager het zicht te benemen op nieuwe, grotendeels nog onverkende modaliteiten van normering voor het Internet. Een voorbeeld is pornografie. Een grensoverschrijdend medium als Internet geeft dit onmiskenbaar een nieuwe gevaarsdimensie. Men kan echter ook zeggen dat het verbod van ongewilde confrontatie, dat de kern vormt van de moderne aanpak van porno, juist kracht wordt bijgezet door de moderne informatie- en communicatietechnologie. ,,Gebruikers komen zelden per ongeluk dit soort materiaal tegen'', zoals het federale Hooggerechtshof van de Verenigde Staten vorig jaar droogjes opmerkte in zijn baanbrekende uitspraak over de omstreden Computer Decency Act. ,,De ontvangst van informatie op Internet vergt immers een serie bevestigende antwoorden.'' Het World Wide Web heeft met andere woorden een ingebouwd waarschuwingspotentieel. Het is beter wegen te zoeken dit potentieel verder te ontwikkelen en te benutten dan het te zoeken in het inlijven van onwillige intermediairs voor controletaken die praktisch nauwelijks te realiseren en principeel aanvechtbaar zijn. Deze kans laat de in wezen zeer defensieve nota van minister Sorgdrager over wetgeving voor de elektronische snelweg te zeer liggen. Met alle gevaar van dien de boot te missen.

F. Kuitenbrouwer is redacteur van NRC Handelsblad

Zie ook Auteursrecht op de digitale snelweg, een overzicht van de artikelen over auteursrecht en de informatiemaatschappij die de afgelopen jaren in NRC Handelsblad zijn verschenen. http://www.nrc.nl/W2/Lab/Auteursrecht

NRC Webpagina's
9 APRIL 1998


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)