K U N S T
|
NIEUWSSELECTIE
|
In: 11 theaters. Krioelen in gangen van hooi Sandrine Veysset laat de kijker in haar debuut kind zijn
Door BIANCA STIGTER
Liever dan feiten te laten zien ga je samen spelen in lange gangen van hooibalen of ren je met z'n allen onder een plastic zeil door de regen naar school. En 's avonds noemt je moeder je schat of vlo en geeft je een zoen, jouw formidabele moeder die altijd komt als je haar roept, en die tijdens een kerstdiner genoegen neemt met een conversatie die louter uit belegen moppen bestaat. Iedereen mag er een vertellen. Y aura-t-il de la neige à Noël? (Zal het sneeuwen met Kerstmis?) is het dromerige droomdebuut van de Franse regisseur Sandrine Veysset (1967). De film begint in de zomer, als de kinderen tussen de hooibalen spelen, en eindigt een half jaar later op kerstavond, als de moeder van de school een kachel heeft geleend. De opeenvolging van de seizoenen is de enige plot die de film heeft; meer is hier ook niet nodig. Het gezin woont op een boerderij in het midden of zuiden van Frankrijk; ook daarover worden geen mededelingen gedaan. Radijzen, tomaten, sla, peterselie, uien worden geoogst, gewassen en in kisten gedaan. Het is zwaar werk en het kost veel tijd en meestal moeten de kinderen meehelpen. Maar er blijven uren over om dekens naar buiten te slepen en op het erf ochtendgymnastiek te doen, om bootjes te maken en ze te laten varen in een irrigatiekanaaltje; om van niets in een hoekje huisjes te bouwen. Veysset filmde waarschijnlijk bijna alleen met natuurlijk licht, en in de zomerscènes lijkt het alsof je voortdurend tegen de zon inkijkt, behalve als je even een schuur inloopt, want daar is en blijft het aardedonker. In de herfst is het grijs en nat en in de winter nog grijzer en droog. Nooit gunt de regisseur je overzicht, nooit neemt ze afstand van dit romantische en gruwelijke leven. Gedwee was je je elke ochtend opnieuw met koud water. Een vader is er ook, en hij is het tegenovergestelde van de moeder. Hij heeft nog een gezin, zijn officiële, en daarvoor is het hout dat op de boerderij gehakt wordt. De bastaarden mogen het niet gebruiken. De kijker is een kind, dus Veysset hoeft niet precies uit te leggen hoe de vader en de moeder zich tot elkaar verhouden; voor de kinderen staat vast dat de een het goede is en de ander een soort noodzakelijk kwaad. Ze gehoorzamen, omdat de moeder gehoorzaamt en ze nog niet beter weten. Aan het eind smokkelt Veysset toch nog een drama haar film binnen, als de moeder eindelijk in opstand komt en op kerstavond in wanhoop aan de geleende kachel iets anders dan warmte wil onttrekken. Dan is de kijker als hij goed oplet even geen kind meer. Gelukkig merken haar echte kinderen er niets van.
|
NRC Webpagina's
17 DECEMBER 1997
|
Bovenkant pagina |