A C H T E R P A G I N A
|
NIEUWSSELECTIE
|
De wet van extreem en gematigd
H.J.A. HOFLAND
De Unie beloont op termijn de staten die op weg zijn naar de moderne Europese volwassenheid. Turkije moet eerst laten zien dat het ook op die weg is. Tot het bewijs is geleverd wordt de Turken de belofte onthouden. Ze moeten ernst maken met het handhaven van de mensenrechten, dat wil zeggen de Koerden hun autonoom bestaan gunnen; ze moeten beter met de Grieken leren omgaan en in het vervolg daarop meewerken aan het regelen van de kwestie-Cyprus. Dat zijn op zichzelf, van West-Europees standpunt bezien, redelijke eisen. De vraag is of ze kunnen dienen als grondslag voor zo'n interventiepolitiek; of er dus een kans is dat een Turkse regering in staat is de veranderingen tot stand te brengen op de niet nader omschreven maar korte termijn die Europa nu verlangt. Het is iets anders dan het verminderen van een begrotingstekort. De binnenlandse verhoudingen in Turkije zijn anders dan die in West-Europese landen. Niet te verwaarlozen machten in de politiek zijn er ontvankelijk voor nationalistische en religieuze extremismen die vooral in West-Europa geen rol spelen. Het land onderscheidt zich door zijn geschiedenis van West-Europa, en zijn geopolitieke betekenis is volstrekt anders. Toch rekenen de Turken zich tot Europa, en dat doet de Europese Unie ook. Maar misschien kunnen de leiders der West-Europese landen door bovengenoemde verschillen zich minder goed in de Turkse situatie verplaatsen. Dat kan op de Eurotop in Luxemburg een rol hebben gespeeld. Niets menselijks is de leiders van het werelddeel vreemd. Ter compensatie van dit tekort kan dan de geschiedenis dienen. Veralgemenen we de Turkse situatie. Voor een groep van staten, een bondgenootschap dat de democratische gematigdheid vertegenwoordigt, is het van belang goede betrekkingen te blijven onderhouden met een derde land waar de toestand niet zo ideaal is - een vraagstuk dat in de Koude Oorlog veel is voorgekomen. In het derde, meestal neutrale of neutralistische land heerste een wankel evenwicht tussen degenen die in het Westen als de 'gematigden' bekend stonden en de 'extremen' die 'de banden met Moskou wilden aanhalen'. Ruw gezegd waren in het Westen dan twee zienswijzen, twee scholen in de buitenlandse politiek. De eerste was die van de harde hand; van de fundamentalistische democraten, zouden we nu misschien zeggen. Die wilde pas overgaan tot economische hulp, enz. als de extremisten het veld hadden geruimd en het afgelopen was met de 'chantagepolitiek'. De andere school, die van de diplomatiekere benadering, verdedigde het standpunt dat door een toenaderingspolitiek op langere termijn de extremen vanzelf voldoende terrein zouden verliezen om geen factor meer te zijn. Deze school handelde op grondslag van een wet: wie weigert bijtijds met de gematigden te praten, krijgt vanzelf de extremen als tegenpartij. Een voorbeeld is de verhouding tussen het Egypte van president Nasser en het Westen in 1956. Alle historische vergelijkingen gaan mank, maar dat sluit een gedeeltelijke, leerzame overeenkomst niet uit. In Turkije beantwoordt de toestand niet aan de maatstaven die Europa zichzelf heeft toebedeeld. Dat heeft drie oorzaken: het seperatisme van de Koerden, het fundamentalisme dat veld wint onder de moslims en de vete met de Griekse buren die op deze top van de EU ruimschoots hun zin hebben gekregen. Er is geen twijfel dat in de Koerdische kwestie Turkije de mensenrechten schendt. Ook kan men niet zeggen dat in het conflict om Cyprus de Turken zich naar de hoogste eisen van de diplomatie gedragen, hoewel Europa er niet zoveel verder mee zou komen als ze een voorbeeld namen aan de Grieken. En dan is er het vraagstuk van het fundamentalisme. Op het geloof van een land, en welke stroming daar aan de winnende hand is, heeft een regering geen vat en hoort dat ook niet te hebben. Het zal Europa niet onwelkom zijn geweest toen het Turkse leger dit jaar juni een eind maakte aan de regering van de aankomende fundamentalistische theocraat Erbakan. Maar vanzelfsprekend hoort in dergelijke binnenlandse aangelegenheden een openlijke bijval niet tot de diplomatie of de politiek van Brussel. De praktische vraag voor de onmiddellijke toekomst is nu, in hoeverre de passieve interventiepolitiek van Europa zal dienen om de Turken op het rechte Europese pad te brengen. Turkije wordt voorlopig door Europa buitengesloten en sluit zich in zijn reactie zelf verder van Europa af. Belooft dat voor de Koerden veel goeds? Het is een gok, door Europa op kosten van de Koerden genomen. De Griekse triomf in Luxemburg, dat is wel zeker, zal niet leiden tot een Turks-Griekse toenadering op Cyprus maar tot het tegendeel. Dat kan iedereen voorspellen die ooit in deze contreien heeft rondgekeken. Blijft het vraagstuk van het fundamentalisme. Hier geldt de wet dat wie het gesprek met de gematigden verwerpt, vanzelf meer te maken krijgt met de extremen. Is dit geen poging tot passieve interventiepolitiek met averechtse gevolgen? De politieke verhoudingen tussen Turkije en de andere Europese landen omvatten meer dan door de regels van de Europese Unie wordt geformuleerd. Bijvoorbeeld: in de Koude Oorlog had het land een sleutelfunctie in de westelijke verdediging en was daarbij een loyaal bondgenoot. Men leze er nog eens op na wat 35 jaar geleden in de Cubaanse rakettencrisis is gebeurd. En welke ernst en duurzaamheid men dan ook aan de smeulende crisis tussen de moslimwereld en het Westen wil hechten, een feit is dat Turkije als wereldlijke staat met moslim- bevolking een trait d'union kan zijn of het land van een breuk. Op grond van het recente verleden en in geopolitiek opzicht mag Turkije op iets beters aanspraak maken dan een openbare vernedering in Luxemburg. Dat wordt door de Europeanen na de vergadering ook beseft, zoals blijkt uit de nieuwe toenaderingen, de geruststellende boodschappen, het half terugkrabbelen. Dit alles komt niet aan bij degenen in Turkije die het besluit van Luxemburg als een zegen beschouwen. Zeker is het nuttig dat nu vijf Oost-Europese landen in het voorportaal van Europa zijn binnengehaald. Veel politiek talent was daar niet voor nodig. Om de Turken te kunnen buitensluiten is nog iets anders nodig: geen talent.
|
NRC Webpagina's
17 DECEMBER 1997
|
Bovenkant pagina |