O P I N I E
|
NIEUWSSELECTIE
|
H O O F D A R T I K E L :
Man van de wereld
Op Buitenlandse Zaken is die kwaliteit de afgelopen kabinetsperiode maar ten dele opgevallen. Daar kon Van Mierlo zelf niet alles aan doen. Hij werd minister in een verwarrende tijd. Na de val van de Muur moest Nederland ineens opnieuw positie bepalen. De decennia lang geprolongeerde Atlantische koers bood, met nieuwe verhoudingen op het Europese continent, geen vanzelfsprekend soelaas meer. Het Nederlandse beleid moest zich weer rekenschap geven van de as-Bonn/Parijs, waarvan de nieuwe balans in Europa afhankelijk zou worden. Nederland diende, met andere woorden, wel heel veel te herijken. En niet alleen op de departementen van Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking en Defensie. Die herijking gaat zo goed dat de andere mogendheden nu al naar het Nederlandse model lonken, aldus Van Mierlo tijdens de behandeling van zijn begroting deze week in de Tweede Kamer. Op de keper beschouwd was het echter premier Kok die, in navolging van zijn voorganger Lubbers, de lijnen naar zich toetrok en het herstel van bijvoorbeeld de betrekkingen met de Duitse bondskanselier Kohl zelf ter hand nam. Ook in Nederland is buitenlandse politiek meer en meer een zaak van de regeringsleider geworden. Alleen al daarom is het moeilijk de balans op te maken van Van Mierlo's bewind op Buitenlandse Zaken.
DIT INDACHTIG, is het toch mogelijk een paar kanttekeningen te maken. In Bosnië heeft Van Mierlo geen gelukkige hand gehad. De missie in Srebrenica was een hopeloze en het was niet zozeer de minister van Buitenlandse Zaken als wel zijn collega Voorhoeve van Defensie die vanuit de bunker op het Plein de commando's gaf. Toch ontbrak er een element. Omdat het om een multilaterale operatie ging met een expliciet politiek doel, zou het voor de hand hebben gelegen als Van Mierlo zich er nadrukkelijker mee had bemoeid. De gevolgen zijn bekend: duizenden slachtoffers en een imago van Nederland als thuisland van olé-brullende en bier-lurkende Dutchbatters in Zagreb. In Suriname, het buitenland waarvoor de minister een welhaast romantisch gevoel heeft, lijkt het prestige van Nederland weg te zinken in een moeras van tegenstrijdige gevoelens. De meeste Surinamers kijken nog steeds naar Nederland, maar in die blik schuilt een vorm van schizofrenie. Enerzijds voelen ze zich afhankelijk, alleen al via de vele familiebanden. Anderzijds hebben ze een hekel aan Haags paternalisme. Van Mierlo had altijd een redelijk goede naam in Suriname. Maar het afgeblazen verzoek om arrestatie van adviseur Desi Bouterse in Brazilië, waarvoor de minister van Buitenlandse Zaken overigens wel zijn redenen had, heeft zijn positie in Paramaribo niet versterkt. Het kost hem moeite de Nederlandse belangen in de vlottende relatie met Suriname opnieuw te definiëren. In Parijs heeft Van Mierlo wel ten dele voor elkaar gekregen wat hem voor ogen stond. De openlijke diplomatieke woordenwisselingen over het vaderlandse drugsbeleid zijn stilgevallen. Maar het gebakkelei over de drugs was nog niet voorbij of er diende zich een nieuw potentieel conflict aan: dat over de benoeming van de eerste president van de Europese bank, waarbij Den Haag bij wijze van reflex eerst in een verongelijkte houding verviel. Bij de Eurotop in Amsterdam heeft Van Mierlo zich van zijn beste kant laten zien. Terwijl de stad zo ongeveer onder beleg lag, bleef hij redelijk en rustig. Het resultaat, zoals neergelegd in het Verdrag van Amsterdam, mist verheven ambities. Maar dat past ook bij het proces van de Europese eenwording dat zich, uit de aard der zaak, op egelachtige wijze voltrekt, moet voltrekken zelfs. Op een fiasco, zoals destijds in Maastricht, is dit Nederlandse voorzitterschap dan ook niet uitgedraaid. DEZE AMBIVALENTE BALANS hoort bij Van Mierlo. Hij is, nu al dertig jaar, een onnavolgbare politicus. Nooit is hij een dossiervreter geweest. Altijd heeft hij zich tegoed gedaan aan hardop-denken. Nimmer heeft hij zich afhankelijk gemaakt van het carrièrisme dat ook bij onze politieke cultuur hoort. Steeds heeft hij de indruk gewekt dat hij zo weer weg kon zijn, al vormt zijn ministerschap onmiskenbaar de vervulling van een authentieke ambitie. Juist deze paradox in zijn politieke persoonlijkheid heeft hem afgelopen jaar enigszins opgebroken. Bijna drie decennia waren D66 en Van Mierlo één. Toen zijn afscheid ging naderen, begon zich dat te wreken. Juist omdat partij en persoon zo in elkaar overvloeiden, bleek Van Mierlo op het kritieke moment beducht voor risico's met een partij die alom als de zijne wordt beschouwd. D66 was ooit een partij voor de jonge burgers. Met het ouder worden van hun jeugdig elan is ook D66 voor een dilemma geplaatst. Moet de partij voortborderen op oude glorie óf opnieuw beginnen? De partij is die keuze uit de weg gegaan. De adoptie van het 'meisje' dat 'we Els noemen', was er eentje zonder visie op de toekomst van D66: een sur place conform de beste tradities van de ouderwetse politiek. Bij de komende verkiezingen zou D66 daarvoor wel eens een prijs kunnen betalen. VAN MIERLO, de man die het stellen van vragen altijd belangrijker vond dan het geven van antwoorden. In die zin kan zijn ministerschap de afgelopen jaren een voorafspiegeling zijn voor de toekomst van D66: prettig om naar te kijken en te luisteren, soms aangebrand, nooit onzinnig, maar uiteindelijk net iets te weinig resultaatgericht.
|
NRC Webpagina's
13 DECEMBER 1997
|
Bovenkant pagina |