NIEUWSSELECTIE
KORTE
BERICHTEN
RADIO & TELEVISIE
MEDIA
|
Falend beleid nekte kleine verzekeraar
Door onze financiële redactie
ROTTERDAM, 13 DEC. De levensverzekeraar Vie d'Or die in 1993 op de fles
ging, werd gekenmerkt door falend directiebeleid,
belangenverstrengeling, meewerking aan (pogingen tot)
belastingontduiking, tekort schietende controle door commissarissen en
een krakende administratie.
Deze waslijst van onregelmatigheden komt naar voren in een 150 pagina's
tellend rapport van drie experts die op verzoek van de ondernemingskamer
van het gerechtshof in Amsterdam de opkomst (in 1985) en ondergang van
Vie d'Or hebben onderzocht. Het rapport is gisteren bij de
Ondernemingskamer gedeponeerd, die binnen enkele maanden een oordeel zal
vellen.
De uitkomsten van het rapport bieden nieuwe munitie voor de Stichting
Vie d'Or die de belangen van de ongeveer 11.000 gedupeerde polishouders
behartigt. Hun schade is door de Stichting op ongeveer 180 miljoen
gulden becijferd. De Stichting bereidt schadeclaims voor tegen diverse
partijen, waaronder grootaandeelhouder en directeur F. Maes, de externe
accountant en de Verzekeringskamer, die toezicht uitoefende op Vie d'Or.
De onderzoekers mr. J. Rijkels, prof. drs. J. van Kollenburg en drs. J.
Jansen schetsen het beeld van een explosief gegroeide verzekeraar, waar
de administratie de groei niet kon bijbenen, terwijl de directie
uitbundige contracten met tussenpersonen afsloot om de productie te
verhogen. De toegekende provisies en ,,royalties'' waren in een aantal
gevallen zo hoog dat zij een bedreiging vormden voor de solvabiliteit
van Vie d'Or. Het meest extreme geval was een tussenpersoon die op deze
manier ruim 20 miljoen gulden verdiende. Doordat sommige van deze
betalingen via een Antilliaanse dochter werden gedaan, werkte Vie d'Or
mee aan (pogingen tot) belastingontduiking door
derden, aldus het rapport.
Door de snelle groei in 1989 en daarop volgende jaren had Vie d'Or
regelmatig extra kapitaal nodig om te blijven voldoen aan de eisen die
de Verzekeringskamer stelde, hetgeen alsmaar moeizamer ging. In de loop
van 1993 werd de financiële toestand steeds penibeler, eind
november kreeg Vie d'Or uitstel van betaling.
De problemen werden versterkt doordat oprichter, grootaandeelhouder en
directeur Maes ,,zijn persoonlijke belangen regelmatig onvoldoende
ondergeschikt heeft gemaakt aan zijn verantwoordelijkheid als directeur
van Vie d'Or''. Zo noemen de onderzoekers het onaanvaardbaar dat Maes
een poging om een kapitaalkrachtige partner te vinden begin 1993
torpedeerde omdat hij liever eerst zijn eigen aandelen in Vie d'Or wilde
verkopen.
De onderzoekers maken verder melding van een lening van 675.406 gulden
van Vie d'Or aan president-commissaris drs. B. van Dommelen. De
voorwaarden van de lening werden niet vastgelegd. Na het bankroet bleek
de toegzegde zekerheid voor terugbetaling van de lening niet aanwezig.
Volgens het rapport zijn de commissarissen ernstig tekortgeschoten bij
de controle op Maes en op de andere directeuren. De Verzekeringskamer
wordt in een geval, de ontbinding van een financieringscontract tijdens
de surseance van Vie d'Or, onzorgvuldig gedrag verweten.
|
NRC Webpagina's
13 DECEMBER 1997
|