A C H T E R P A G I N A
|
NIEUWSSELECTIE
|
De zwakstroomsamenleving
H.J.A. HOFLAND
Het uitlokken en voeren van wat Bolkestein een 'volwassen debat' noemt is in Nederland over het algemeen moeilijker dan in menig ander land met een westerse vorm van democratie. Dat is een gevolg van de verzuiling die we officieel wel nagenoeg hebben afgeschaft maar die voortwoekert in de intellectuele omgangsvormen. Een typisch Nederlands debat begint en eindigt over het algemeen met de hoogste inzet: die van de beginselen. Dit wil zeggen dat de tegenstanders bij voorbaat allemaal gelijk hebben en in de voortgezette gedachtenwisseling daar niets van kunnen, mogen of willen prijsgeven. Zo'n debat ontwikkelt zich dan ook in een kleine burgeroorlog tussen verbitterde nijdassen. De politiek kan zo'n schisma niet gebruiken. Vandaar dat men het hier liever uit de weg gaat. Toen de verzuiling nog een erkend gegeven van iedere binnenlandse politiek was, voerden de zuilen onderling, naar de klassieke waarneming van Arend Lijphart een moeilijk doorzichtig beleid dat aan buitenlandse politiek deed denken. De beginselen van destijds hebben hun explosieve lading verloren. Maar nog steeds dreigt het gevaar dat 'overal de stoppen doorslaan'. De zuilen zijn afgebrokkeld; het denken van de verzuiling is gebleven. In plaats van deze buitenlandse politiek volgens Lijphart te voeren, streeft de politiek er nu naar, in aanleg gevaarlijke tegenstellingen binnenskamers dusdanig te bewerken, dat er 'consensus' ontstaat. Als ik een jong, opstandig denker was, zou ik de stelling wagen dat de politiek nu 'in handen is van de consensus-regenten'. Die kunnen een 'volwassen debat' in de betekenis die Bolkestein daaraan toekent, niet gebruiken. Daarbij komt dat, intellectueel gesproken, Nederland niet vrij is van gebrek aan ruimte - om het voorzichtig te zeggen. De antagonisten kunnen elkaar ieder ogenblik tegen het lijf lopen, en zo'n ontmoeting verloopt gemakkelijker als beiden in het bad der consensus zijn geweest. Tot zover de typisch Nederlandse omstandigheden. Daardoor wordt de aantrekkelijkheid van Bolkesteins denkbeeld - het volwassen debat over het communisme - niet geringer. Dat het een ingewikkeld onderwerp is, maakt het des te interessanter. 'Het' communisme als een combinatie van ideologie en staatsmacht is tussen 1917 en 1989 een van de grootste politieke en intellectuele vraagstukken van het Westen geweest. Meestal wordt er dan mee bedoeld: het Russische of het Sovjet-communisme. Maar na de overwinning van Mao in China, en zeker na Chroesjtsjovs rede op het 20ste partijcongres - het 'afzweren van Stalin' - kunnen we van 'het' communisme niet meer spreken. Dat is de eerste complicatie. Verder zal het in het 'volwassen debat' dikwijls gaan om de persoonlijke 'houding' die deze of gene tegenover een nader te noemen vorm van communisme heeft aangenomen. Dit betekent dus niet een denkbeeld over de politiek die jegens een communistische macht gevoerd diende te worden. Het onderhouden van bepaalde betrekkingen of contacten met een communistische macht is iets anders dan een opvatting over de communistische ideologie of de daarmee verbonden totalitaire staatsvorm. Om tot een 'volwassen debat over het communisme' te komen, zou men om te beginnen deze complicaties in een overzichtelijke agenda moeten onderbrengen. Hoe ingewikkeld het kan zijn leert bijvoorbeeld een geval uit 1986. De toen dissidente schrijver, nu president van Tsjechië, Václav Havel, zou de Erasmusprijs krijgen. Eerst was het de bedoeling geweest dat de prijs aan Charta '77, de groep van dissidente schrijvers zou worden gegeven. Minister Van den Broek van Buitenlandse Zaken had daar bezwaren tegen. Het Nederlandse staatshoofd zou bij de uitreiking aanwezig zijn, en zo werd het toekennen van deze prijs een daad van buitenlands beleid. Premier Lubbers bedacht toen een compromis. Niet de dissidente groep - een politieke beweging - maar één persoon, Havel, zou de prijs krijgen. Minister Van den Broek was er niet tevreden mee, zeker niet nadat hij de rede van Havel had gelezen. Hij wilde dat de spreker twee passages die betrekking hadden op Charta '77 zou schrappen. Dat wilde Havel niet. Het Kamerlid Bolkestein nam het initiatief tot mondelinge vragen. Hij vroeg of het niet voor de hand lag dat Havel in het land van Erasmus de vrijheid van meningsuiting krijgt die hij in eigen land mist, en wat de Nederlandse regering belangrijker vindt: de vrijheid van meningsuiting hier te lande of de goede betrekkingen met een land dat die vrijheid onderdrukt. De Kamerleden Van Traa, Gualthérie van Weezel en Nuis verklaarden zich solidair met Havel: de hele toespraak. Van den Broek verweerde zich: ,,Het gaat om een prijsuitreiking van een particuliere stichting die volstrekt vrij is, de prijs toe te kennen aan wie zij wil. De beperking treedt op door aanwezigheid van leden van het koninklijk huis. Hoe is het mogelijk dat suggesties worden geuit als zou ik onvoldoende waardering hebben voor Charta '77 of de vrijheid van meningsuiting zou willen bespreken.'' De hele tekst van Havel is toen bij aanwezigheid van de koningin door iemand anders voorgelezen. Er is geen oorlog tussen Tsjechoslowakije en Nederland uitgebroken; wel is Frits Bolkestein daarna nog minister van defensie geworden. Had Van den Broek gelijk? Bolkestein? De enige die onbetwijfelbaar gelijk had was Václav Havel. Daarover zou men het nu in een volwassen debat over het communisme vlug eens zijn. Die had het gelijk van zijn compromisloze houding. Maar een politicus zou er niets mee opschieten als hij volstond met het aannemen van compromisloze houdingen. Het naoorlogse debat over dit grote onderwerp woedt al sinds het verschijnen van de door Arthur Koestler verzamelde opstellen, The God that Failed. Er zijn rijke, binnenlandse bronnen: oude jaargangen van De Groene en De Vrije Katheder. Voor de volgende ronde mogen we wel een jaar uittrekken. Ik ben voorstander, ook al omdat het ingewikkelder is dan het treffen tussen de heren Bolkestein en Tommel nu misschien doet vermoeden.
|
NRC Webpagina's
19 NOVEMBER 1997
|
Bovenkant pagina |